ECLI:NL:RBNNE:2021:1090

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
C/18/204508 / JE RK 21-141 en C/18/204731 / JE RK 21/177
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in zaken betreffende minderjarigen met ontwikkelingsbedreigingen

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, uitgesproken op 1 april 2021, zijn de zaken van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], aan de orde. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van beide kinderen verlengd tot 15 mei 2022, gezien de aanhoudende zorgen over hun ontwikkeling. De moeder had verzocht om een eerder gegeven schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De GI had de schriftelijke aanwijzing gegeven omdat de ouders niet voldeden aan de zorg- en opvoedingstaken zoals vastgesteld in een eerdere beschikking. De kinderrechter oordeelde dat de strijd tussen de ouders de ontwikkeling van de kinderen ernstig bedreigt en dat de GI op goede gronden heeft gehandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de belangen van hun kinderen boven hun onderlinge conflicten te stellen, wat leidt tot grote zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van hulpverlening benadrukt en verwacht dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn weer zelf verantwoordelijk kunnen zijn voor de opvoeding van hun kinderen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaakgegevens : C/18/204508 / JE RK 21-141 en C/18/204731 / JE RK 21/177
beschikking van 1 april 2021 over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing, in de zaken die betrekking hebben op

[minderjarige 1] ,

die geboren is op [geboortedag] [geboortemaand] 2005 te [geboorteplaats 1] ,
en die hierna '' [minderjarige 1] '' wordt genoemd,

[minderjarige 2]

die geboren is op [geboortedag] [geboortemaand] 2007 te [geboorteplaats 2] ,
en die hierna '' [minderjarige 2] '' wordt genoemd.

In deze zaken worden als belanghebbenden aangewezen:

[de moeder] ,

die woont in [woonplaats 1] ,
en die hierna ''de moeder'' wordt genoemd,
advocaat: mr. O.J.C. Toxopeus, die kantoor houdt in Veendam,

[de vader] ,

die woont in [woonplaats 2] ,
en die hierna ''de vader'' wordt genoemd.
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord & Veilig Thuis Groningen,
die gevestigd is in Groningen,
en die hierna ''de GI'' wordt genoemd.

Het procesverloop

In de zaak met zaaknummer C/18/204508 / JE RK 21-141:
De procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de moeder, dat de kinderrechter heeft ontvangen op 4 maart 2021. Daarin verzoekt de moeder een op 18 februari 2021 gedateerde schriftelijke aanwijzing van de GI, vervallen te verklaren.
Op 8 maart 2021 heeft de rechtbank van de vrouw een evaluatierapport van Elker ontvangen.
Op 19 en 25 maart 2021 heeft de rechtbank een digitale brief met bijlagen van de man ontvangen.
In de zaak met zaaknummer C/18/204731 / JE RK 21/177
Op 19 maart 2021 heeft de griffie van de rechtbank een verzoekschrift van de GI ontvangen. Daarin verzoekt de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar.
In beide zaken
Op 31 maart 2021 zijn de zaken gevoegd en mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met de moeder, haar advocaat, de vader en [naam 1] en [naam 2] , die de GI vertegenwoordigen.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter gesproken met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Ten slotte is bepaald dat vandaag deze beschikking wordt gegeven.

De feiten

De rechtbank kan bij de beoordeling van de verzoeken uitgaan van de volgende feiten.
Bij beschikking van 25 mei 2020 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 15 mei 2021.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan onder toezicht van de GI. Die ondertoezichtstelling is uitgesproken tegen de achtergrond van aanhoudende grote zorgen over hun ontwikkeling die wordt bedreigd door eigen problematiek ( [minderjarige 1] met PDD-NOS en dyslexie en [minderjarige 2] met ADHD), die hun kwetsbaar maakt en van hun ouders als opvoeder meer dan gemiddelde pedagogische vaardigheden vraagt. Die vaardigheden ontbreken en moeten door inzet van hulpverlening wordt versterkt. Dat is in het bijzonder nodig, omdat beide kinderen klem en verloren zitten tussen hun ouders, die hen belasten met de strijd die zij met elkaar voeren. Die strijd heeft met zich gebracht dat de moeder vanaf eind februari 2020 het contact tussen de vader en de kinderen heeft stopgezet vanwege vermeende, maar nooit gebleken, mishandeling van [minderjarige 1] of [minderjarige 2] of door haar gesteld maar even min gebleken seksueel grensoverschrijdend gedrag van de vader in de richting van de oudere zus van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Op 10 november 2020 is een beschikking gegeven waarin onder meer een verdeling van zorg- en opvoedingstaken is vastgesteld. Op grond van die beschikking moeten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in ieder geval één weekend per veertien dagen bij hun vader verblijven, naast de helft van de schoolvakanties en feestdagen. In de beschikking is daarnaast opgenomen dat beide kinderen in goed overleg ook vaker naar hun vader toe kunnen, als zij dat zouden willen.
De beschikking van 10 november 2020 is inmiddels in kracht van gewijsde gegaan. De ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gehouden om de in de beschikking gegeven regeling na te komen, maar de regeling wordt feitelijk niet nagekomen. [minderjarige 1] gaat wel naar zijn vader toe. [minderjarige 2] niet (meer).
De GI heeft op 18 februari 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de beide ouders. Die aanwijzing houdt in dat beide ouders de in de beschikking van 10 november 2020 gegeven regeling ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken moeten nakomen.

De beoordeling

Waar gaat het in de gevoegd behandelde zaken om?
Het gaat in de gevoegd behandelde zaken om de vraag of de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de door de GI verzochte duur moet worden verlengd. Het gaat ook om de vraag of een schriftelijke aanwijzing van de GI aan de moeder op de daartoe door de moeder aangevoerde gronden, vervallen moet worden verklaard.

Wat vindt de GI dat de kinderrechter moet beslissen?

De GI vindt dat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd, omdat beide kinderen nog steeds in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en de ouders de zorg die nodig is om die ontwikkelingsbedreiging weg te nemen niet of onvoldoende accepteren. Volgens de GI veroorzaakt de strijd op partnerniveau dat beide kinderen geen onbelast contact met hun vader kunnen hebben en dit belast beide kinderen, [minderjarige 2] in het bijzonder. Vooral op de school van [minderjarige 2] bestaan grote zorgen over zijn lichamelijke en fysieke welzijn. Die zorgen worden mede ingegeven doordat [minderjarige 2] veel van school verzuimd. De GI vindt het meer dan waarschijnlijk dat de problematiek voortkomt uit het loyaliteitsconflict waarin [minderjarige 2] verkeert. De GI ervaart in het bijzonder dat hoewel de moeder zegt mee te werken aan het de afspraken die zijn gemaakt over het contact met de vader, zij bij voortduring anders handelt. Het brengt met zich dat de gemaakte afspraken niet worden nagekomen en het contact tussen beide kinderen en hun vader niet alleen stagneert, maar ook nodeloos belastend voor beide kinderen is. Voor zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] is hulpverlening gezocht. Voor [minderjarige 2] is er gekozen voor hulpverlening vanuit het Kies traject van Elker, die medio oktober 2020 is gestart. Voor [minderjarige 1] is er systeemtherapie vanuit Ambiq geïndiceerd, waarvan verwacht wordt dat deze in april dan wel mei 2021 kan starten. Daarnaast is er in januari 2021 door beide ouders aangegeven dat zij bereid zijn om een traject aan te gaan bij InterPsy, meer specifiek de module complexe echtscheidingen. Dit traject zal naar verwachting medio april 2021 van start kunnen gaan.
De GI vindt dat zij om goede redenen een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven. De ouders moeten zich houden aan wat de rechter heeft beslist. Wat de rechter heeft beslist is volgens de GI bovendien belangrijk voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De GI ervaart dat de moeder weliswaar zegt dat zij wil meewerken aan de nakoming van de afspraken over het contact tussen de kinderen en hun vader, maar feitelijk dat contact tegenhoudt, laat staan dat zij dat contact (voldoende) stimuleert. Dat bedreigt de ontwikkeling van de kinderen en die dreiging moet volgens de GI worden weggenomen.
Wat vindt de moeder?
De moeder heeft aan de rechter verteld dat zij zich met de GI zorgen maakt over haar kinderen en dat zij het eens is met een verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft verder verteld dat zij het niet eens is met de schriftelijke aanwijzing, omdat zij alle hulp accepteert en dat zij zelf ook helemaal achter het opgelegde contact tussen de kinderen en hun vader staat, [minderjarige 1] ook in overeenstemming daarmee bij zijn vader is, maar dat dit met [minderjarige 2] niet lukt. De moeder meent dat [minderjarige 2] door niemand te bewegen is tot contact met zijn vader. Volgens de moeder is er te veel voorgevallen waardoor [minderjarige 2] geen omgang meer met zijn vader wil.
Wat vindt de vader?
De vader heeft, met betrekking tot het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen, aangegeven dat hij van mening is dat de GI niets heeft kunnen veranderen aan de problematische situatie waarin partijen en hun kinderen zich bevinden. De vader geeft wel aan mee te werken aan de nog in te zetten hulpverlening. De vader vindt dat de moeder wel zegt dat zij meewerkt, maar dat feitelijk niet doet.
De vader ervaart dat de moeder zich niet aan gemaakte afspraken houdt, er steeds weer zittingen nodig zijn en dat er ook zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder. De vader vindt dat de GI terecht een schriftelijke aanwijzing heeft gegeven en dat die aanwijzing ook nodig is om te zorgen dat beide kinderen contact met hem kunnen hebben.
Wat vindt de kinderrechter?
De kinderrechter vindt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog steeds in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd, door de voortdurende strijd die hun ouders met elkaar voeren. Die strijd brengt met zich dat beide kinderen geen onbelast contact met hun beide ouders kunnen hebben en zij, ondanks dat de ouders vlakbij elkaar wonen, niet de vrijheid hebben om zich tussen hun ouders vrij te bewegen. De kinderen worden structureel blootgesteld aan de problematiek die tussen hun ouders als ex-partners speelt, en de ouders zijn niet in staat de belangen van hun kinderen boven hun onderlinge strijd te stellen. Er zijn daardoor grote zorgen over de ontwikkeling van beide kinderen. [minderjarige 1] laat vluchtgedrag zien wanneer er een conflict ontstaat met een ouder. [minderjarige 2] klapt dicht, heeft last van woede-uitbarstingen en vindt het moeilijk om naar zijn vader te gaan, hoewel als hij daar eenmaal is, hij nergens meer last van lijkt te hebben. [naam 3] , de ouders zus van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , heeft geen contact meer met haar vader. De zorg die de kinderen hebben wordt nog onvoldoende geaccepteerd. Vooral de moeder richt zich niet naar wat volgens de hulverlening passend en geboden is en pas in januari 2021 hebben de ouders aangegeven bereid te zijn om deel te nemen aan het door InterPsy verzorgde traject “Complexe Scheiding”.
De kinderrechter heeft nog wel de verwachting dat de ouders binnen een voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun ontwikkeling aanvaardbare termijn weer zelf de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding kunnen dragen.
Uit het voorgaande volgt dat aan de wettelijke eisen voor de verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. Die zal de kinderrechter verlengen voor de door de GI verzochte duur. Er zijn geen aanknopingspunten om aan te kunnen nemen dat toewijzing voor een kortere duur volstaat.
De GI heeft een schriftelijke aanwijzing gegeven. Daartegen keert de moeder zich, zij vindt dat de kinderrechter die aanwijzing vervallen moet verklaren.
De kinderrechter stelt vast dat de gronden voor deze aanwijzing te herleiden zijn naar artikel 1:263 BW. Daarin wordt aan de GI de bevoegdheid gegeven als aan een aantal voorwaarden is voldaan, omdat het gaat om de uitvoering van de taak van de GI en het de verzorging en opvoeding van de [minderjarige 2] betreft, de moeder als gezaghebbende ouder weliswaar zegt in te stemmen met de uitvoering van het plan van aanpak maar daaraan feitelijk niet of onvoldoende medewerking verleend, terwijl dat plan van aanpak wel noodzakelijk is om concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de [minderjarige 2] weg te nemen. De GI is daarom bevoegd om een schriftelijke aanwijzing te geven.
Het is vervolgens de vraag of de GI ook op de juiste wijze gebruik van die bevoegdheid heeft gemaakt. Dat is in de eerste plaats aan het beleid van de GI overgelaten en in zoverre is sprake van een marginale toetsing door de kinderrechter.
Die marginale toetsing vindt plaats aan de hand van de wettelijke beginselen van behoorlijk bestuur. Dit brengt het volgende mee.
Wanneer de schriftelijke aanwijzing niet behoorlijk is gemotiveerd of onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel (bijvoorbeeld omdat niet duidelijk en ondubbelzinnig is verwoord waaraan de moeder zich moet houden), het evenredigheidsbeginsel is geschonden (bijvoorbeeld omdat de GI niet het minst ingrijpende middel heeft gebruikt) of wanneer het verbod van détournement de pouvoir is geschonden (doordat de GI de bevoegdheid om de aanwijzing te geven gebruikt in strijd met het doel waarvoor die bevoegdheid is verleend), kan er aanleiding zijn om de schriftelijk aanwijzing vervallen te verklaren.
De kinderrechter stelt vast dat in het verzoekschrift van de vrouw geen gronden zijn opgenomen. Er wordt louter verwezen naar een aan het verzoekschrift gehechte bijlage. Die bijlage betreft de schriftelijke reactie van de moeder op het voornemen van de GI om de schriftelijke aanwijzing te geven. Het verzoekschrift maakt hierdoor niet duidelijk wat als grondslag voor het verzoek geldt. Er wordt ook niet ingegaan op de hiervoor bedoelde beginselen ter onderbouwing van het verzoek om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren.
Het voorgaande klemt omdat de kinderrechter vindt dat de GI op goede gronden de aanwijzing heeft gegeven. De ouders moeten de beschikking van 10 november 2020 nakomen, omdat de daarin neergelegde regeling in het belang van de kinderen moet worden nagekomen en de GI heeft om de doelen in het plan van aanpak te behalen ook een concreet belang om de verplichting tot nakoming van de ouders te versterken met de schriftelijke aanwijzing. Immers, wanneer de ouders zich niet houden aan de rechterlijke uitspraak, opent de schriftelijke aanwijzing de mogelijkheid om daarvan bekrachtiging te verzoeken en dan een dwangmiddel in te zetten, bijvoorbeeld in de vorm van een dwangsom.
Uit het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, blijkt dat op dit moment de schriftelijke aanwijzing volgens de wettelijke regels tot stand is gekomen. Ook blijkt dat de aanwijzing is genomen om een concrete bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 2] weg te nemen. Het is ook een schriftelijke aanwijzing die niet disproportioneel ingrijpt in het recht op eerbiediging van familie- en gezinsleven. Er is daarom geen reden om de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. De kinderrechter wijst daarom het verzoek tot vervallenverklaring af.
Ten overvloede neemt de kinderrechter het volgende in overweging. [minderjarige 2] heeft in zijn gesprek met de kinderrechter voorafgaand aan de mondelinge behandeling aan de kinderrechter verteld dat hij graag contact met zijn vader wil. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld dat de kinderrechter samen met de ouders, maar zonder de advocaat en de vertegenwoordigers van de GI, nog een keer met [minderjarige 2] praat. De GI meende dat het helpend zou zijn als in die setting aan [minderjarige 2] zou worden verteld, dat het contact wordt hersteld en dat hij naar zijn vader
moeten dat zijn beide ouders dat ook graag willen. Met dat gesprek heeft iedereen ingestemd en het gesprek heeft ook plaatsgevonden. [minderjarige 2] was zichtbaar opgelucht tijdens het gesprek en heeft ook zelf verteld dat hij graag wil dat de regeling weer wordt hervat. De kinderrechter gaat daarom ervan uit dat met enige begeleiding (zoals besproken door [naam 4] ) op korte termijn de omgangsregeling wordt hervat en dat beide ouders zich aan de stipte nakoming daarvan zullen houden.
Een en ander brengt met zich dat de volgende beslissing moet worden genomen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 15 mei 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, door de rolrechter ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.
fn: MT