ECLI:NL:RBNNE:2021:1051

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
18/830210-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens hennepteelt en diefstal van stroom met taakstraf en overschrijding van redelijke termijn

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1983, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R.M. Schaap, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen hennep had gekweekt in een pand in Groningen en dat hij elektriciteit had gestolen van Enexis B.V. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden, getuigenverklaringen en DNA-onderzoek. De verdachte had op 22 april 2016 hennep geknipt en tassen met hennep weggebracht. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij bewezen, evenals de diefstal van elektriciteit. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, die met bijna 3 jaar was overschreden. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar voor het medeplegen van hennepteelt, het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830210-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 maart 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Zaak 4 - [straatnaam] Groningen
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016, in elk geval op of omstreeks 22 april 2016, te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk in een pand aan de [straatnaam], heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer onbekend onbekend gebleven perso(o)n(en) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, met elkaar, althans één van hen,
(telkens) opzettelijk in een pand aan de [straatnaam], heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of onbekend gebleven anderen uitleg te geven over het kweken van hennep en/of
- op of omstreeks 22 april 2016 hennep te knippen en/of
- op of omstreeks 22 april 2016 (deze afgeknipte) hennep in tassen weg te brengen en/of te vervoeren en/of te verplaatsen;
- Pv aantreffen hennepkwekerij, map 4, zaak 4, p. 1404 ev
- Pv bevindingen huurauto [verdachte], map 4, zaak 4, p. 1238
- Pv bevindingen waargenomen personen, map 4, zaak 4, p. 1366
- Pv sporenonderzoek, map 4, zaak 4, p. 1469
- NFI-rapport, map 4, zaak 4, p. 1473
- Pv van verhoor verdachte [verdachte], map 11, p. 410 ev
- Pv's van verhoor verdachte [medeverdachte 1], map 11, p. 305 ev, p. 334 ev
2.
Zaak 7 - [straatnaam] Uithuizen
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Uithuizen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk, in een pand aan de [straatnaam] te Uithuizen. heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een hoeveelheid van (telkens) (in totaal) ongeveer 589 henneplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
- Pv van aantreffen hennepkwekerij, map 5, zaak 7, p. 1864 ev
- Pv van bevindingen (aantal hennepplanten), map 5, zaak 7, p. 1864 ev
- Pv van verhoor verdachte [verdachte], map 5, zaak 7, p. 2010 ev (ook opgenomen in map 11, p. 354 ev)
3.
Zaak 7 - [straatnaam] Uithuizen
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Uithuizen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), waarbij verdachte en/of zijn medeverdachte(n) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit, althans enig goed, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
- Pv van aantreffen hennepkwekerij, map 5, zaak 7, p. 1864 ev
- Aangifte Enexis, map 5, zaak 7, p. 1889 ev
- Pv van verhoor verdachte [verdachte], map 5, zaak 7, p. 2010 ev (ook opgenomen in map 11, p. 354 ev)

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2 en 3. Met betrekking tot feiten 1 en 2 betreft dit het medeplegen van telen, bewerken, verwerken en aanwezig hebben van hennep.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier volgt dat verdachte hennep heeft geknipt en tassen heeft weggebracht op 22 april 2016, maar dat hij verder geen rol van betekenis heeft gespeeld bij de hennepkwekerij die in deze woning is aangetroffen. Dat verdachtes auto vaak in de buurt van de woning is geweest is verklaarbaar, omdat zijn kinderen in de buurt wonen. De belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], de locatiegegevens van de huurauto’s, het aangetroffen DNA van verdachte en het feit dat verdachte is gezien met de sleutel van de woning zijn onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen. De subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan wel worden bewezen.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van feiten 2 en 3.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 (hennepteelt [straatnaam] te Groningen)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 2 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 22 april 2016 samen met anderen hennep geknipt in de woning aan de [straatnaam] in Groningen. Ik heb hennep in een tas gestopt en ik heb de tassen met hennep weggebracht met de auto. Het klopt dat ik in 2016 verschillende auto’s heb gehuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016 (AH-094-01), opgenomen op pagina 1404 e.v. van map 4 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015256689 (onderzoek Liriope) d.d. 11 juli 2017, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 31 mei 2016 vond een doorzoeking plaats aan de [straatnaam] te Groningen. Er bleek een hennepkwekerij te zijn aangelegd op de zolderverdieping. Op het adres [straatnaam], Groningen, staat [medeverdachte 1] inschreven.
Na het binnentreden zag ik het volgende. Op zolder was een overloop gecreëerd en aan beide kanten van de overloop was een kweekruimte ingericht. In rechter kweekruimte stonden 238 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 110 cm. In de linker kweekruimte stonden 117 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 110 cm. Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2016 (AH-122-01), opgenomen op pagina 1238 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door het onderzoeksteam zijn de track en trace gegevens opgevraagd van een aantal auto's die verdachte [verdachte] gehuurd heeft. De track en trace gegevens van de volgende auto's en huurperioden kwamen ons ter beschikking:
Huurperiode 04-01-2016 t/m 02-02-2016, auto met kenteken [kenteken].
Huurperiode 02-02-2016 t/m 11-04-2016, auto met kenteken [kenteken].
Huurperiode 22-04-2016 t/m 29-04-2016, auto met kenteken [kenteken].
Uit de gegevens blijkt dat de volgende locatie meerdere malen wordt aangedaan:
[straatnaam] nabij [nummer] te Groningen. Wordt in januari vrijwel iedere dag bezocht, in totaal 31 maal en soms meerdere malen per dag. Wordt in de periode van 3 februari tot 11 april 15 maal bezocht waarvan op sommige dagen ook weer meerdere malen per dag.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 19 mei 2016 (AH-060-01), opgenomen op pagina 1366 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 mei 2016 keek ik camerabeelden uit die heimelijk opgenomen waren van de portiek die toegang geeft tot het adres [straatnaam] te Groningen. Hieronder ziet u een overzicht van de bijzonderheden die ik gezien heb.
22-04-2016
7.49
uur: [medeverdachte 1] met vrouw, hond en tas naar binnen.
8.01
uur: [verdachte] gaat met grote witte tassen naar binnen.
8.12
uur: [medeverdachte 3] met schoudertas naar binnen.
18.37
uur: [verdachte] met Lidl-tas in de hand belt aan.
18.38
uur: [medeverdachte 3] doet open en loopt met twee grote zwarte tassen naar buiten. [medeverdachte 1] komt er met een grote zwarte tas achteraan.
20.52
uur: [verdachte] doet de deur open met een sleutel en gaat naar binnen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2016 (AH-049-01), opgenomen op pagina 1379 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 april 2016 omstreeks 18.30 uur zag ik dat [verdachte] richting de portiek van [straatnaam] te Groningen liep. Ik zag dat [verdachte] aanbelde, vervolgens de toegangsdeur tot het portiek opengedaan werd en dat [verdachte] de plastic zak overhandigde aan iemand. Ik zag dat [verdachte] daarna wenkte en dat er twee vrouwen en een man uit de portiek kwamen lopen. Ik zag dat deze personen rechtstreeks naar zijn auto liepen met alle drie een grote zwarte tas in de hand. Een persoon die voorop liep had zelfs twee tassen vast. [verdachte] is na de overdracht van de tassen direct weggereden. Van de drie personen die uit de portiek kwamen lopen herkende ik een man onmiskenbaar als [medeverdachte 1]. De andere twee personen betroffen dames, een van middelbare leeftijd en een jongere dame. Het onderzoeksteam heeft de pasfoto van [medeverdachte 3] opgevraagd bij de Gemeente Appingedam en deze vergeleken met de filmopname van de onbekende jonge vrouw die met de zwarte tassen uit de portiek kwam lopen in de [straatnaam]. Gezien het uiterlijk, postuur en vorm van het gezicht komt het onderzoeksteam tot de conclusie dat de onbekende jonge vrouw [medeverdachte 3] betreft.
6. Een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen van 1 juni 2016 (FTO-002-01), opgenomen op pagina 1469 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Tijdens de zoeking aan de [straatnaam] te Groningen heb ik de hennepkwekerij op biologische sporen(dragers) onderzocht.
Op de zolderverdieping waren twee ruimtes gebouwd waarin zich de kweekruimtes bevonden. Op de overloop tussen deze twee ruimtes heb ik peuken aangetroffen en veiliggesteld (SIN AAET1112NL, SIN AAET1113NL en SIN AAET1114NL).
Op een slaapkamer werden diverse vuilniszakken met daarin kleding en hennepresten aangetroffen. Op twee broeken die in één van deze vuilniszakken zaten heb ik bloed aangetroffen en veiliggesteld (SIN AAET1115NL).
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.06.13.104, van 9 juli 2016 opgemaakt door A.I. Berghout, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige (FTO-002-02), opgenomen op pagina 1473 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Tabel 1: Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans
AAET1112NL#01
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
AAET1113NL#01
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
AAET1114NL#01
[verdachte]
kleiner dan één op één miljard
AAET1115NL#01
[medeverdachte 1]
kleiner dan één op één miljard
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2016 (V-007-10), opgenomen op pagina 305 e.v. van map 11 van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]:
V: Wat hebben onze collega’s vandaag volgens jou aangetroffen in jouw woning aan de [straatnaam]?
A: Het stond vol met hennep. Die [medeverdachte 3]. Zij regelt dat allemaal voor die mensen.
V: Je vertelde dat je wel sms’jes kreeg, van die jongens, dat je wat moest ophalen. Wat moest je dan doen?
A: Dat is bij de groothandel, daar moest ik dan heen. Die groothandel zit aan de [straatnaam]. Dan stonden daar dozen klaar, of voeding, dat moest ik dan naar mijn huis aan de [straatnaam] brengen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 juni 2016 (V-007-12), opgenomen op pagina 334 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]:
V: Je bent op 22 april 2016 gezien met tassen. Op de foto’s is te zien dat je 's ochtends al binnen kwam. Hoe verklaar je dat?
A: Ja, we waren aan het knippen geweest, dat moest. We moesten meehelpen van [verdachte], van [medeverdachte 3], van die jongens die er achter zitten.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 6 december 2016 (AH-127-01), opgenomen op pagina 411 e.v. van map 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben de camerabeelden van de panden aan de [straatnaam] te Groningen van de periode van 1 maart 2016 tot en met 28 mei 2016 bekeken en geanalyseerd. Hieronder geven wij een overzicht van de data van aanwezigheid en de door ons waargenomen bijzonderheden.
[medeverdachte 1] komt meerdere malen per week aan de [straatnaam].
Aanwezigheid maart 2016 op de beelden vastgesteld op: 1, 5, 9, 11, 12, 14, 15, 17, 19, 29.
Aanwezigheid april 2016 op de beelden vastgesteld op: 6, 8.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2016 (AH-108-01), opgenomen op pagina 1374 e.v. van map 4 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 22 juli 2016 keek ik camerabeelden uit die heimelijk opgenomen waren van de portiek die toegang geeft tot het adres [straatnaam] te Groningen. Hieronder ziet u een overzicht van de bijzonderheden die ik gezien heb.
24 april 2016
12:40 uur de observatiecamera neemt waar dat verdachte [medeverdachte 3] voor de portiek loopt.
13:14 uur verdachte mevrouw [medeverdachte 3] verlaat de portiek.
26 april 2016
14:19 uur verdachte mevrouw [medeverdachte 3] loopt met een plastic tas, die gezien de vorm ergens mee gevuld moet zijn de portiek binnen. Te zien is dat ze met een sleutel de portiekdeur openmaakt.
15:04 uur verdachte mevrouw [medeverdachte 3] verlaat de portiek zonder plastic tas.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte heeft op 22 april 2016 hennep geknipt in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1], samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Vervolgens hebben medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in totaal vier tassen met hennep in de auto van verdachte gelegd. Verdachte heeft vervolgens deze tassen weggebracht. Uit de camerabeelden volgt dat verdachte ruim twee uren later weer de woning is binnengegaan. Verdachte beschikte daarbij over een sleutel van de woning van medeverdachte [medeverdachte 1]. Uit de track & trace-gegevens van de huurauto’s van verdachte volgt dat hij in de maanden januari tot en met april 2016 zeer regelmatig heeft stilgestaan in de buurt van de woning aan de [straatnaam]. Verdachte heeft verklaard dat hij vaak op bezoek ging bij zijn kinderen, die vlakbij de [straatnaam] woonden bij zijn ex-partner. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu verdachte hier zeer vaak en soms zelfs meerdere malen per dag heeft stilgestaan. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte op deze momenten in de woning van verdachte is geweest. De verklaring van verdachte dat hij slechts een paar keer in de woning is geweest om advies over hennepteelt te geven aan medeverdachte [medeverdachte 1], wordt door deze bevindingen weerlegd en kan dus als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Daar komt bij dat verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] wordt aangewezen als een van de personen die de verantwoordelijk zijn voor de hennepkwekerij en dat het DNA van verdachte in de hennepkwekerij is aangetroffen op een drietal sigarettenpeuken.
Uit de bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank ook betrokkenheid van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dit uit het feit dat hij zeer regelmatig goederen ten behoeve van de hennepkwekerij in zijn woning bij [bedrijf] heeft opgehaald. Daarnaast is zijn DNA aangetroffen op een broek, die in een vuilniszak met daarin ook hennepresten is aangetroffen. Ten aanzien van medeverdachte [medeverdachte 3] volgt uit de camerabeelden dat zij ook op 24 en 26 april 2016 in de woning is geweest, waarbij zij kennelijk over een sleutel van de woning beschikte. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] regelmatig in de woning kwam om de hennepkwekerij te onderhouden. De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig, mede gelet op het feit dat medeverdachte [medeverdachte 3] vaker bij de woning is gezien dan alleen op de knipdag en er in haar eigen woning twee dozen met assimilatielampen en sealbags zijn aangetroffen. Deze goederen worden veelal gebruikt in de hennepteelt.
Hoewel het voor de rechtbank niet duidelijk is geworden wat de exacte rolverdeling was tussen verdachte en zijn medeverdachten, oordeelt de rechtbank op grond van het voorgaande dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van het telen en verwerken van hennep bewezen.
Feiten 2 en 3 (hennepteelt en diefstal stroom [straatnaam] te Uithuizen)
De rechtbank acht feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van 21 juni 2016 (AH-117-01), opgenomen op pagina 1864 e.v. van map 5 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015256689 (onderzoek Liriope) d.d. 11 juli 2017, inhoudend het relaas van verbalisanten;
3. een schriftelijk bescheid, te weten een aangifte d.d. 13 juni 2016, ingevuld door
[naam] namens Enexis B.V., opgenomen op pagina 1889 e.v. van map 5 van voornoemd dossier.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] heeft geteeld en verwerkt, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 355 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Uithuizen, opzettelijk in een pand aan de [straatnaam] te Uithuizen heeft geteeld en verwerkt, een hoeveelheid van in totaal ongeveer 589 hennepplanten, zijnde een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 te Uithuizen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
3. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat een gevangenisstraf van 4 maanden als uitgangspunt geldt, maar dat een taakstraf wordt geëist om tegemoet te komen aan de forse overschrijding van de redelijke termijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van 1 jaar, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het telen van hennep in een woning en hij heeft daarnaast hennep geteeld in zijn eigen woning. Ten behoeve van de hennepkwekerij in zijn eigen woning heeft hij elektriciteit gestolen. Daarmee heeft hij de illegale handel in hennep in stand gehouden. Daarnaast is hennep bij gebruik niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar ook - direct en indirect - de oorzaak van diverse vormen van criminaliteit.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De rechtbank gaat met betrekking tot feit 1 uit van het telen van in totaal 355 hennepplanten. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS is voor het telen van dit aantal planten een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand passend. Met betrekking tot feit 2 gaat de rechtbank uit van 589 hennepplanten, waarvoor een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden passend wordt geacht.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in aanzienlijke mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen op de dag van inverzekeringstelling, te weten op 31 mei 2016. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met 2 jaren en 10 maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding tot gevolg moet hebben dat er geen gevangenisstraf wordt opgelegd en dat de taakstraf gedeeltelijk in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd, met een beperkte proeftijd.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een taakstraf van 240 uren waarvan 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Bepaalt dat van deze taakstraf
een gedeelte, groot 120 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 2 maanden zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 2 maanden zal worden toegepast, indien de veroordeelde dat deel van de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.