ECLI:NL:RBNNE:2021:1050

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
18/830327-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van artikel 11a Opiumwet en het aanwezig hebben van hasjiesj met geldboete en overschrijding van de redelijke termijn

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 30 maart 2021, is de verdachte veroordeeld voor het overtreden van artikel 11a van de Opiumwet en het opzettelijk aanwezig hebben van hasjiesj. De zaak betreft een onderzoek naar de verdachte, geboren in 1982, die in Groningen een bedrijf had dat goederen verkocht die bestemd waren voor de professionele hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachte(n) goederen heeft aangeboden, verkocht en voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren voor de hennepteelt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 31 mei 2016 ongeveer 105,93 gram hasjiesj in zijn bezit had. De verdediging voerde aan dat de redelijke termijn voor afdoening van de strafzaak was overschreden, wat volgens hen zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde echter dat, ondanks de overschrijding van de redelijke termijn, de officier van justitie ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging. De rechtbank legde een geldboete op van € 5.000,--, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een centrale rol had gespeeld in het faciliteren van hennepteelt door het aanbieden van goederen die daarvoor bestemd waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830327-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 maart 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2015 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, (in een bedrijfspand aan de [straatnaam]) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten:
- een stellage met vele voedingsmiddelen, en/of
- een of meerdere stellages met ventilatoren, en/of
- een of meerdere stellages met afzuigingsbuizen, en/of
- diverse soorten en maten potten, en/of
- een of meerdere pallets met slab, en/of
- een of meerdere pallets met potgrond, en/of
- een rol vijverfolie, en/of
- een kweektent, en/of
- ( in totaal) 5, althans een of meerdere, assimilatielampen, en/of
- een of meerdere tijdschakelaars, en/of
- een of meerdere scharen, en/of
- een of meerdere ph-meters, en/of
- een of meerdere zekeringen, waarvan hij en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
- Pv verhoor verdachte [verdachte] , map 11, persoonsdossiers, p. 159 ev;
- Pv bevindingen (onderzoek goederen [bedrijf 1] ), map 2, zaak 2, p. 479 ev;
- Pv bevindingen overeenkomsten tuincentrum [bedrijf 1] en aangetroffen hennepkwekerijen, map 2, zaak 2, p. 494 ev;
- Pv verhoor verdachte [medeverdachte 1] , map 11, persoonsdossiers, p. 260 ev en p. 274 ev;
- Pv verhoor verdachte [medeverdachte 2] , map 12, persoonsdossiers, p. 527 ev;
2.
hij op of omstreeks 31 mei 2016 te Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad (in totaal) ongeveer 105,93 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- Pv van doorzoeking, map 7, zaak 13, p. 2452 ev;
- Pv verdovende middelen, map 7, zaak 13, p. 2468 ev.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de redelijke termijn voor afdoening van de strafzaak als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aanzienlijk is overschreden en dat dit, ondanks de andersluidende jurisprudentie van de Hoge Raad, moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet alleen het belang van verdachte, maar ook het belang van zijn naaste omgeving niet dient te worden miskend. Er zijn geen strafdoelen meer en het betreffen zaken zonder concrete slachtoffers. De verjaringstermijn ten aanzien van feit 1 was bovendien bijna in beeld gekomen. Het belang van verdachte dient om deze redenen zwaarder te wegen dan het belang van de samenleving bij normhandhaving door berechting.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn in de onderhavige zaak, die dateert uit 2016. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat overschrijding van de redelijke termijn niet kan leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging. Met de recente arresten van de Hoge Raad van 1 december 2020 (o.m. ECLI:NL:HR:2020:1889) zijn geen substantiële wijzigingen aangebracht in dit beoordelingskader. De rechtbank volgt deze lijn en is daarom van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De goederen die zijn aangetroffen, zijn niet bestemd voor grootschalige of bedrijfsmatige hennepteelt. De voedingsmiddelen zijn legale producten en worden ook voor andere doeleinden gebruikt. De andere goederen zijn ook bij bouwmarkten of tuincentra te koop. Dat dezelfde goederen in kwekerijen zijn aangetroffen, zegt op zichzelf niets over het ten laste gelegde feit. De verklaringen van getuigen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over het inwinnen van advies over hennepteelt kunnen niet bijdragen aan het bewijs, omdat dit niet onmiskenbaar over grootschalige of bedrijfsmatige teelt gaat. Daarnaast blijkt uit de camerabeelden en getuigenverklaringen niets over concrete leveringen voor grootschalige of bedrijfsmatige teelt. Daarnaast ondersteunt getuige [getuige 1] de verklaring van verdachte dat hij nooit meer heeft verkocht aan klanten dan wettelijk was toegestaan en dat hij klanten daarop wees.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 2.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 2 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben eigenaar geweest van [bedrijf 1] in Groningen vanaf 2013. Ik was daar iedere dag en ik verkocht goederen aan klanten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 juni 2016 (AH-075-02), opgenomen op pagina 479 e.v. van map 2 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015256689 (onderzoek Liriope) d.d. 11 juli 2017, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 31 mei 2016 werd het pand van het bedrijf [bedrijf 1] betreden. Ik zag dat er veelal goederen in het pand stonden, die veelal worden gebruikt voor de teelt van hennep. Het viel mij op dat er een stellage met vele voedingsmiddelen aanwezig was. Ik zag dat er diverse stellages opgesteld stonden waar onder andere ventilatoren en afzuigingsbuizen op stonden. In een hoek stonden diverse soorten en maten potten. Ook stonden er in het pand diverse pallets met slabs en potgrond. Verder zag ik dat op een rol vijverfolie zat. Ook zag ik dat er een kweektent stond met daarin een brandende assimilatielamp. Achter de balie werden 4 assimilatielampen aangetroffen. Op de planken achter de balie, werden diverse tijdschakelaars, scharen, pH-meters en zekeringen aangetroffen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2016 (AH-091-01), opgenomen op pagina 494 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 31 mei 2016 is door verbalisanten onderzoek verricht naar het assortiment van het [bedrijf 1] en de gebruikte artikelen ten behoeve van de hennepkweek op de kwekerijlocaties. Daarvoor zijn de volgende locaties bezocht:
• [straatnaam] Groningen, locatie van [bedrijf 1] ;
• [straatnaam] Uithuizen;
• [straatnaam] Groningen;
• [straatnaam] Eelde;
• [straatnaam] Groningen;
• [straatnaam] Appingedam;
• [straatnaam] Groningen.
Wij zagen in [bedrijf 1] dat in het overgrote gedeelte van het pand een hoeveelheid goederen aanwezig waren waarvan bij verbalisanten ambtshalve bekend is dat deze goederen nodig zijn als kweekbenodigdheden voor de professionele teelt van hennep. Wij zagen dat een deel van het bedrijf ingericht was met stellages waarop deze goederen uitgestald waren. Naast deze stellage zagen wij een geïsoleerde kweektent staan met daarin onder andere een paprikaplant. We zagen dat deze plant in een pot stond, deze stond vervolgens weer op een zogenaamde "Deense bodem". Tent en bodem werden door mij, verbalisant [verbalisant] in het verleden veelvuldig in hennepkwekerijen aangetroffen.
De goederen die wij verder in het pand zagen waren onder andere:
  • diverse stellages met voedingssupplementen en bestrijdingsmiddelen, pallets teelaarde (substraten), pallets Canna Cocoslabs, een pallet met zakken perliet korrels, kweekbakken van diverse maten en uitvoeringen, watervaten, vijverfolie en folie voor het bekleden van ruimtes en wanden, ventilatoren en dompelpompen;
  • achter de balie, zekeringen, zekeringhouders en -plaatsers, knipschaartjes, pH-meters, dozen met latexhandschoenen, assimilatielampen, lamphouders.
Het betreffen hier goederen die in reguliere tuincentra niet of nauwelijks worden aangeboden maar goederen die wij standaard aantreffen bij hennepkwekerijen. Wij zagen dat de aangetroffen voedingssupplementen van de merken Canna, Gout en Atami aanwezig waren in het tuincentrum. Deze merken zijn nagenoeg op elke website van een "growshop" te vinden. Met name de voedingslijn van het merk Canna was ruim vertegenwoordigd in de winkel. Wij zagen dat tevens van dit merk een rek met kweekschema's aanwezig was. In dit zelfde rek werd vervolgens middels een folder reclame gemaakt voor het product Boost van het merk Canna. Rechts van dit rek hing tevens een poster van het product Boost. Wij zagen dat dit product werd omschreven als:
  • BOOST de bloeiaccelerator voor iedere manier van kweken.
  • Canna adviseert via deze folder c.q. poster dat het gebruik van Boost dikkere en hardere toppen oplevert, toepasbaar is op ieder medium of substraat, nog betere resultaten samen met Canna PK 13/14, betere afrijping en verhoogd afweersysteem, vollere en krachtigere smaak.
Opvallend was dat wij zagen dat op de poster de tekst dikkere en hardere toppen was gedrukt terwijl op de consumentenfolder de tekst dikkere en hardere vruchten stond gedrukt. Ambtshalve is mij, verbalisant [verbalisant] , bekend dat het bij het kweken van hennep om de toppen gaat.
Ambtshalve is mij, verbalisant [verbalisant] , bekend dat tijdens ontmantelingen in hennepkwekerijen, kweekschema's worden aangetroffen. Deze kweekschema's geven henneptelers houvast over hoe men het beste resultaat kan realiseren bij de kweek van hennep. Deze schema's adviseren welke groei- of bloeimiddelen en welke bestrijdingsmiddelen tijdens de cyclus van de hennep toegevoegd dienen te worden aan het water om een zo goed mogelijke resultaat te behalen. Tevens geven de schema's aan in welke weken van de cyclus de toevoeging dient plaats te vinden.
Op de website van Canna, www.canna.nl, zagen wij vervolgens dat het bedrijf Canna specifieke producten levert ten behoeve van de professionele hennepteelt. Het bedrijf biedt via een keuzemenu de mogelijkheid om onder de button "cannabis" diverse producten nader te bekijken. Wij zagen dat onder dit hoofdstuk "cannabis" tenminste vier voedingslijnen zichtbaar waren met daarnaast diverse additieven en substraten. De additieven die aangeboden worden, worden gebruikt naast de reguliere plantenvoeding, om het kweekproces te ondersteunen en optimaliseren. Je kunt hiermee problemen en ziektes voorkomen, de omstandigheden verbeteren en de opbrengst verhogen. In [bedrijf 1] werden door ons een grote hoeveelheid van deze producten aangetroffen. Tevens zagen wij op de website van Canna dat de dealers van Canna producten grotendeels growshopachtige bedrijven zijn waarvan ambtshalve bekend is dat er goederen ten behoeve van de hennepteelt worden gekocht. Uit een zoekslag op het internet bleek dat de producten van Canna niet verkocht worden bij firma's zoals de Intratuin, Welkoop, Praxis, Karwei, Gamma, Groenland of Hornbach.
Het assortiment van [bedrijf 1] Groningen en de aangetroffen artikelen ten behoeve van de hennepteelt in de hennepkwekerijen zijn door verbalisanten geïnventariseerd. Uit deze inventarisatie is een scorelijst ontstaan welke hierna wordt weergegeven.
Locaties:
A: [straatnaam] Groningen
B: [straatnaam] Uithuizen
C: [straatnaam] Eelde
D: [straatnaam] Groningen
E: [straatnaam] Appingedam
F: [straatnaam] Groningen
G: [straatnaam] Groningen
Product
A
B
C
D
E
F
G
Voeding
Canna COCO 5L Jerrycan
X
X
X
X
X
Canna COCO 5L Jerrycan in zwarte plastic zak
X
X
X
Canna CCOC 10L Jerrycan
X
X
Canna BOOST 5L Jerrycan
X
X
X
Canna PK13/14 5L Jerrycan
X
X
Canna BOOST Accelerator 5L Jerrycan in zwarte plastic zak
X
X
Canna Canna Cannazym 5L Jerrycan
X
X
X
X
Canna Canna Cannazym 5L Jerrycan in zwarte plastic zak
X
X
Canna COGr Flores 5L Jerrycan
X
Canna Terra Vega 5L Jerrycan
X
Canna Rizhotonic 5L Jerrycan in zwarte plastic zak
X
X
X
Canna Rizhotonic 5L Jerrycan
X
X
X
X
X
Canna pH-pro 1L Fles
X
X
X
X
Gout Basis WG 1L Fles
X
X
Supervit Fles 100ml
X
X
X
BAC plant vitality plus 500ml
X
X
BAC plant vitality plus 250ml
X
X
Atami Coca Nutrition A 10L Jerrycan
X
X
Atami Coca Nutrition B 10L Jerrycan
X
X
Groeimedium/Aarde
Canna Coca Plus 50L in Zwarte plastic zak geel trekbandje
X
X
X
Canna Coca Plus 50L +
X
X
X
X
Canna Seedmix 50L
X
X
Substraat Perliet
X
X
IJkvloeistoffen
Bewaarvloeistof 100ml flesje wit met rode dop
X
X
Meetapparatuur
X
Bluelab Ecpen
X
X
Bluelab pH pen
X
X
X
Eco testr EC High groen van kleur
X
X
Eco testr pH1 groen van kleur
X
X
Thermometer & Hygrometer digitaal met max en min
X
X
X
X
Diversen
Overall Blauw
X
X
Latex Handschoen Q-TOP Gloves
X
X
X
Schaar zwart met rode oren "soft grip"
X
X
Handgel SBS30 tube wit met groen label Aquaking 2L
X
X
Hornbach verhuisdoos
X
X
X
X
X
X
Zwarte weekendtas Rocky Mountain
X
X
X
Ventilator
Ralight staande ventilator
X
X
X
X
Can-Fan buisventilator
X
X
Pompen en water
DAB pomp
X
X
Watervat 4kant groen 200L
X
X
X
X
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas van 11 juli 2017, opgenomen op pagina 1 e.v. van map 1 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In dit dossier zijn abusievelijk de toevoegingen bij de [straatnaam] niet altijd op de juiste wijze verwoord. Op het adres [straatnaam] is [bedrijf 1] gevestigd. In het dossier is het adres [straatnaam] abusievelijk gebruikt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen camerabeelden van 6 december 2016 (AH-127-01), opgenomen op pagina 411 e.v. van map 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hebben de camerabeelden van de panden aan de [straatnaam] te Groningen van de periode van 1 maart 2016 tot en met 28 mei 2016 bekeken en geanalyseerd.
Er zijn toegangsdeuren van de daar gevestigde growshop " [bedrijf 1] " en autogarage te zien. Er is iedere dag een vaste groep personen aanwezig die zich in of voor de growshop en de garage ophouden. Deze personen hebben allemaal contact met elkaar. Deze groep bestaat uit de verdachten binnen het onderzoek. De garage en de growshop worden per dag door slechts een handjevol bezoekers bezocht.
[medeverdachte 3] is vrijwel iedere dag aanwezig aan de [straatnaam] , verblijft dan gedurende de gehele dag in en om de garage en de growshop. Te zien is dat hij ook wel eens als eerste ‘s ochtends aanwezig is en zich dan met een sleutel toegang verschaft tot de garage of de growshop. De meeste bezoekers van de growshop overleggen vaak even apart met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] gaat regelmatig even kort met een verdachte in de auto weg om na ongeveer vijf minuten weer terug te komen. [medeverdachte 3] wordt ook vaak uitbundig begroet, een aantal malen is te zien dat hij omhelst wordt door growshopbezoekers en/of verdachten in dit onderzoek. Gezien de dominante houding en gedrag van [medeverdachte 3] en de waargenomen lichaamstaal in reactie op hem door andere aanwezigen geeft hij de indruk een leidende rol te hebben aan de [straatnaam] . Op de beelden is te zien dat er uitgebreid contact is. Er zijn zelfs momenten dat alle hoofdverdachten met elkaar buiten in gesprek zijn waarna ze met zijn allen spullen uit de bus laden.
Aanwezigheid [medeverdachte 3] in maart 2016 op de beelden vastgesteld op:
1, 2, 3, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31.
Aanwezigheid in april 2016 op de beelden vastgesteld op:
1, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 19, 22.
Aanwezigheid in mei 2016 vastgesteld op:
17, 24, 25, 26, 28.
Opmerking: Er waren geen camerabeelden beschikbaar in de periode van 3 tot 17 mei 2016.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas van 21 april 2017, opgenomen op pagina 327 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Met ingang van 7 maart 2016 is een camera opgesteld met zicht op de growshop en de naastgelegen autogarage. Hierbij zijn de volgende bijzonderheden waargenomen:
Vaste "klanten" van de growshop worden regelmatig opgevangen door [medeverdachte 3] . Hij voert dan met hen voor de growshop gesprekken. Ook neemt hij deze klanten mee naar binnen in zowel de growshop als de garage. Er is waargenomen dat [medeverdachte 3] met grote zwarte tassen heen en weer loopt.
Na sluitingstijd wordt de growshop en/of garage ook regelmatig bezocht. Hierbij worden voertuigen/bestelauto's voor korte duur naar binnen gereden waarna ze na een tiental minuten weer naar buiten komen en wegrijden.
[medeverdachte 4] , verblijft bijna dagelijks in het autogaragebedrijf. Hij loopt ook regelmatig heen en weer tussen de garage en de growshop. Met regelmaat worden de auto's voor kortere periode in de garage gereden. De roldeuren worden hierbij gesloten. In de woning van [medeverdachte 4] aan de [straatnaam] te Appingedam is een hennepkwekerij aangetroffen.
[medeverdachte 1] , bezoekt regelmatig de growshop en/of autogarage. [medeverdachte 1] koopt ook goederen in de growshop. Op camerabeelden is waar te nemen dat [medeverdachte 3] Somboek helpt met het naar buiten dragen van deze goederen. Ook rijdt [medeverdachte 1] zijn auto soms bij de growshop dan wel autogarage naar binnen waarna hij na een korte tijd weer naar buiten rijdt en wegrijdt. [medeverdachte 1] is betrokken bij de zaak [straatnaam] te Eelde.
[medeverdachte 5] bezoekt regelmatig de growshop en/of autogarage. [medeverdachte 5] koopt ook goederen in de growshop. De goederen zijn meestal verpakt in zwarte plastic tassen. Ook rijdt [medeverdachte 5] zijn auto soms bij de growshop naar binnen waarna hij na een korte tijd weer naar buiten rijdt en weg rijdt. De auto's die [medeverdachte 5] huurt zijn voorzien van track & trace. Uit de rittenstaat blijkt dat deze gehuurde auto's de adressen [straatnaam] te Groningen en [straatnaam] te Uithuizen regelmatig bezoekt. Op deze adressen zijn hennepkwekerijen aangetroffen.
[medeverdachte 6] , wonende [straatnaam] te Groningen, is een regelmatig bezoeker van de growshop. Hij heeft hierbij contact met [medeverdachte 3] en koopt goederen in de growshop. Ook wordt zijn auto af en toe via de roldeur (welke deel uit maakt van de growshop) naar binnen gereden waarna hij naar enkele minuten weer vertrekt. De witte Peugeot heeft het onderzoeksteam op 17 maart 2016 gevolgd vanaf de growshop. Het voertuig werd bestuurd door [medeverdachte 6] en reed naar het [straatnaam] te Hoogezand. Op de adressen [straatnaam] en het [straatnaam] te Hoogezand zijn hennepkwekerijen (dan wel gerooid) aangetroffen.
[medeverdachte 2] , wonende [straatnaam] , koopt goederen bij de growshop. In de woning [straatnaam] te Groningen werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
[getuige 1] is een geregeld bezoeker van de growshop. Uit video-observatie bleek dat [getuige 1] onder andere op 30 en 31 maart 2016 goederen heeft gekocht bij de growshop. In de woning [straatnaam] te Groningen is een hennepkwekerij aangetroffen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 juni 2016, opgenomen op pagina 260 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Hoe vaak ben je bij [bedrijf 1] geweest?
A: Eens in de vier/vijf weken.
V: Wat koop je daar dan?
V: Stokken en voeding wel eens gekocht.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 juni 2016, opgenomen op pagina 274 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Waar heb je de potgrond gehaald?
A: Bij [bedrijf 1] .
V: Je gaf aan dat je op kokos kweekte. Wat voor kleur hebben die zakken?
A: Volgens mij is dat Canna of zoiets. Er staat gewoon 50 liter op, en als ik me niet vergis is het paars met zwart.
V: Zijn het deze zakken?
A: Ja dit zijn ze.
O: Bijlage 1: Verbalisant toont foto van Canna Cocos zak.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 mei 2016, opgenomen op pagina 527 e.v. van map 12 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
O: Verbalisanten tonen verdachte een fotoblad waarop verdachte te zien is voor het pand van [bedrijf 1] aan de [straatnaam] te Groningen.
V: Bent u de persoon die u op de foto's ziet?
A: Ja absoluut. Ik heb daar ook voeding voor de plantjes gekocht. Ik heb daar ook een zak mapito (spons) gekocht. Ook gaven ze mij daar tips hoe ik het beste te werk kon gaan.
V: Bedoelt u dat ze u daar uitlegden hoe u het beste hennep kon kweken?
A: Ja dat klopt.
V: Hoe vaak bent u bij die winkel geweest?
A: Vijf of zes keer. Het ging niet goed met de groei van mijn hennepplanten dus ik ging daar steeds naartoe voor advies.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 juni 2016, opgenomen op pagina 534 e.v. van map 12 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 2] :
V: U heeft aangegeven dat u een aantal keren in [bedrijf 1] bent geweest. Met wie sprak u daar?
A: Dit is een medewerker van daar. Het was een Chinese jongen.
V: Heeft u ook uitleg gekregen over de spullen?
A: Wel over de voeding. Ik vroeg hoe ik het moest gebruiken. De Chinese jongen vertelde mij dat ik de voeding een op een kon gebruiken met water.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 mei 2016, opgenomen op pagina 305 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 6] :
V: Wat hebben onze collega’s vandaag volgens jou aangetroffen in jouw woning aan de [straatnaam] ?
A: Het stond vol met hennep.
V: Je vertelde dat je wel sms’jes kreeg, van die jongens, dat je wat moest ophalen. Wat moest je dan doen?
A: Dat is bij de groothandel, daar moest ik dan heen. Die groothandel zit aan de [straatnaam] . Dan stonden daar dozen klaar, of voeding, dat moest ik dan naar mijn huis aan de [straatnaam] brengen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 1 juni 2016, opgenomen op pagina 321 e.v. van map 11 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 6] :
V: In de woning aan [straatnaam] te Hoogezand is gisteren een ontmantelde hennepkwekerij aangetroffen.
V: Heb je ook spullen naar Hoogezand gebracht?
A: Ja, dat kwam ook van dezelfde growshop. Ik heb Hornbachdozen bij de growshop gehaald. Qua gewicht denk ik aan aarde. Voeding stokken.. ik weet niet wat ze allemaal gebruikten.
V: Je bent dus meerdere keren geweest bij de growshop voor spullen voor Hoogezand?
A: Ja.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 april 2016 (G-001-01), opgenomen op pagina 361 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
[medeverdachte 3] is iedere dag aanwezig op de [straatnaam] , je ziet aan de houding en gedrag van iedereen dat [medeverdachte 3] de lakens uitdeelt. Wanneer er belangrijke dingen geregeld moeten worden regelt hij dat ook zelf.
V: Herken je deze man op de foto?
O: verbalisant laat een foto zien van [medeverdachte 3] .
A: Ja dat is hem, onmiskenbaar!
A: Ik heb van begin april 2015 tot september 2015 in de loods naast [bedrijf 1] gezeten.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2015 (AH-002-01), opgenomen op pagina 394 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 15 oktober 2015 hebben wij gesproken met [getuige 3] . Volgens [getuige 3] is [verdachte] niet de daadwerkelijke eigenaar van growshop [bedrijf 1] . [verdachte] is echter wel dagelijks aanwezig in de growshop. De daadwerkelijke eigenaar is een Turk genaamd [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] woont aan de [straatnaam] in Groningen. Bij het opstarten van de growshop heeft [getuige 3] van [medeverdachte 3] de opdracht gekregen om reclame voor de growshop aan te brengen. Hij is destijds ook door [medeverdachte 3] contant hiervoor betaald. [medeverdachte 3] is ook dagelijks aanwezig bij de growshop.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt het volgende vast op grond van de bewijsmiddelen. Op 31 mei 2016 vond een doorzoeking plaats van het bedrijfspand van de onderneming van verdachte, genaamd [bedrijf 1] . Bij deze doorzoeking zijn goederen aangetroffen die als voorraad in het bedrijfspand aanwezig waren. Op dezelfde dag is op meerdere adressen een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De personen bij wie deze kwekerijen werden aangetroffen of die op andere wijze in verband zijn te brengen met deze kwekerijen, zijn in de maanden maart tot en met mei 2016 meermalen op camerabeelden waargenomen bij [bedrijf 1] . Op de camerabeelden is zichtbaar dat deze personen goederen ophalen bij [bedrijf 1] . Uit een vergelijking van de goederen die in de kwekerijen zijn aangetroffen, volgt dat in iedere kwekerij goederen aanwezig waren die door [bedrijf 1] werden verkocht dan wel daar aanwezig waren. Ook verklaren medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dat zij goederen, zoals aarde, substraat en voeding, hebben opgehaald of gekocht bij [bedrijf 1] . Deze goederen zijn ook op 31 mei 2016 aangetroffen bij [bedrijf 1] . Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft daarnaast verklaard dat hij ook ten behoeve van de (op 31 mei 2016 aangetroffen, maar niet meer in werking zijnde) hennepkwekerij aan het [straatnaam] te Hoogezand goederen bij [bedrijf 1] heeft opgehaald.
De goederen die in [bedrijf 1] en in de hennepkwekerijen zijn aangetroffen zijn naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geschikt voor de grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank wijst daarbij met name op de grote hoeveelheid voedingsmiddelen en potgrond, ventilatoren, afzuigingsbuizen, substraat, meetapparatuur, tijdschakelaars en assimilatielampen. Deze goederen zijn geschikt voor de bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van een hennepkwekerij. Bovendien is gebleken, zoals hiervoor overwogen, dat een deel van deze goederen daadwerkelijk werden gebruikt in meerdere hennepkwekerijen.
Gelet op deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat [bedrijf 1] de grootschalige en professionele hennepteelt heeft gefaciliteerd, door goederen die hiervoor bestemd waren te koop aan te bieden en te leveren.
Voorts staat voor de rechtbank vast dat verdachte de wetenschap ten aanzien van deze bestemming had. In de eerste plaats blijkt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting en uit het dossier dat hij (in ieder geval op papier) de eigenaar was van [bedrijf 1] en dat hij vanuit die hoedanigheid de betreffende goederen ook aan diverse afnemers heeft verkocht of afgeleverd. Een andere conclusie laat zich bovendien moeilijk voorstellen gelet op de aard van deze stoffen en goederen en de aantallen waarin zij bij [bedrijf 1] zijn aangetroffen. Daar komt bij dat de rechtbank hierboven reeds heeft vastgesteld dat [bedrijf 1] de professionele hennepteelt heeft gefaciliteerd en dat de personen die in verband kunnen worden gebracht met bij de doorzoekingen op 31 mei 2016 aangetroffen kwekerijen, regelmatig [bedrijf 1] hebben bezocht om goederen af te nemen. Uit de camerabeelden blijkt voorts dat klanten (na sluitingstijd) met een auto bij [bedrijf 1] of de naastgelegen autogarage naar binnen reden en dat de auto’s na een korte tijd weer wegreden. De rechtbank acht dit geen gebruikelijke werkwijze bij (gangbare) tuincentra. Daarnaast heeft een klant, medeverdachte [medeverdachte 2] , verklaard dat hij bij [bedrijf 1] uitleg heeft gekregen over hoe hij het beste hennep kon kweken. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte moet hebben geweten dat de goederen die hij verkocht voor de professionele/grootschalige hennepteelt bestemd waren. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging goederen en stoffen te koop heeft aangeboden, heeft verkocht, heeft afgeleverd, en/of voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren voor de grootschalige en professionele hennepteelt.
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 3] heeft gepleegd. Hoewel medeverdachte [medeverdachte 3] geen formele rol heeft gehad binnen [bedrijf 1] , stelt de rechtbank vast dat hij in de praktijk in hoge mate betrokken was bij het bedrijf. Uit de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] volgt dat medeverdachte [medeverdachte 3] zeer vaak aanwezig was bij [bedrijf 1] en dat hij een leidende rol op zich nam. Dit wordt bevestigd door de camerabeelden. Daarop is ook te zien dat medeverdachte [medeverdachte 3] goederen verplaatst. Getuige [getuige 3] heeft daarnaast verklaard dat hij in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 3] reclame voor de growshop heeft aangebracht. De rechtbank is gelet op voorgaande omstandigheden van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 3] .
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2021;
2. een kennisgeving van inbeslagneming van 31 mei 2016, opgenomen op pagina 212 e.v. van map 13 van voornoemd dossier;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 5 juli 2016, opgenomen op pagina 2468 e.v. van map 7 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 31 mei 2016 te Groningen, in een bedrijfspand aan de [straatnaam] , tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen te koop heeft aangeboden, heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of voorhanden heeft gehad, te weten:
- een stellage met vele voedingsmiddelen, en/of
- stellages met ventilatoren, en/of
- stellages met afzuigingsbuizen, en/of
- diverse soorten en maten potten, en/of
- pallets met slab, en/of
- pallets met potgrond, en/of
- een rol vijverfolie, en/of
- een kweektent, en/of
- 5 assimilatielampen, en/of
- tijdschakelaars, en/of
- scharen, en/of
- pH-meters, en/of
- zekeringen,
waarvan hij en zijn medeverdachte wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2.
hij op 31 mei 2016 te Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad in totaal 105,93 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken en voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis de richtlijnen ten aanzien van art. 11a van de Opiumwet (feit 1) in aanmerking genomen, te weten een gevangenisstraf van 3-4 maanden. De leugenachtige verklaringen van verdachte dienen te worden betrokken bij de strafmaat. Een gevangenisstraf van 4 maanden geldt als uitgangspunt. Het aanwezig hebben van ruim 100 gram hasjiesj heeft geen invloed op de hoogte van de straf. Gelet op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, is een gevangenisstraf niet meer aan de orde en dient een taakstraf te worden opgelegd. Op het uitgangspunt van 240 uren wordt vervolgens nog een strafkorting van 25% toegepast.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank concludeert tot ontvankelijkheid van de officier van justitie en bewezenverklaring - gepleit voor het niet opleggen van een straf of maatregel, gelet op de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Hij heeft daartoe de argumenten aangevoerd zoals hiervoor weergegeven bij ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft als eigenaar van [bedrijf 1] samen met medeverdachte [medeverdachte 3] goederen die bestemd zijn voor de grootschalige en professionele hennepteelt te koop aangeboden, verstrekt, verkocht en voorhanden gehad. Verdachte heeft daarmee een rol gespeeld in het faciliteren van hennepteelt, nu is gebleken dat bij meerdere klanten ook daadwerkelijk hennepkwekerijen zijn aangetroffen. Ook heeft verdachte ruim 100 gram hasj in bezit gehad. Hasj bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De rechtbank is van oordeel dat daarop een straf dient te volgen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat vergelding en generale preventie nog steeds te rechtvaardigen strafdoelen zijn, ondanks het forse tijdsverloop. De rechtbank weegt voornamelijk het verkopen en voorhanden hebben van goederen die bestemd waren voor de hennepteelt mee bij het bepalen van de straf, in het bijzonder wegens de centrale en faciliterende rol die zijn tuincentrum kennelijk heeft gespeeld.
De rechtbank vindt in deze zaak een geldboete de meest passende sanctie, nu de verkoop van goederen die bestemd waren voor de professionele en grootschalige hennepteelt was gericht op het maken van winst.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf in aanzienlijke mate rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is aangevangen op de dag van inverzekeringstelling, te weten op 31 mei 2016. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Daarmee is de redelijke termijn met 2 jaren en 10 maanden overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen die de termijnoverschrijding rechtvaardigen. Mede gelet op de verjaringstermijn van drie jaren ten aanzien van artikel 11a van de Opiumwet, is de rechtbank van oordeel dat dit een zeer forse termijnoverschrijding betreft. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hoogte van de op te leggen geldboete tot gevolg moet hebben.
De rechtbank acht, alles afwegende, oplegging van een geldboete ter hoogte van € 5.000,-- passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 5.000,00(zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van € 50,00 per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2021.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.