ECLI:NL:RBNNE:2021:1044

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
18/830207-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van gehuurde goederen door verdachte in Groningen

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich eind 2016 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een minishovel en twee laser-meetapparaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door de gehuurde goederen niet te retourneren, de belangen van de verhuurders heeft geschaad. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. G. Meijer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. Tijdens de zitting op 16 maart 2021 heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de feiten erkend, maar de rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat hij zich als bonafide huurder heeft voorgedaan, niet voldoende was voor een veroordeling voor oplichting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar achtte de feiten 1 subsidiair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidstoestand en het tijdsverloop sinds de feiten. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830207-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 30 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
16 maart 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Meijer, advocaat te Veendam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 26 oktober 2016, te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [benadeelde partij 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de verhuur van een laser-meetapparaat (merk Leica), immers heeft hij, verdachte en/of (met) zijn mededader(s) zich gelegitimeerd met een ID-kaart en/of (daarbij) het adres [straatnaam] te Groningen opgegeven en/of (aldus) zich voorgedaan als een bonafide huurder, waardoor voornoemde medewerker werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2016 tot en met 14 november 2016 te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een laser-meetapparaat (merk Leica), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016, althans in de maand december 2016, te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een mini shovel (merk Schaffer) en/of een laser-meetapparaat (merk Spectra Precision), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016, althans in de maand december 2016, te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mini shovel (merk Schaffer) en/of een laser-meetapparaat (merk Spectra Precision), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
meer subsidiair
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016, althans in de maand december 2016, te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mini shovel (merk Schaffer) en/of een laser-meetapparaat (merk Spectra Precision), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte] en/of verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016, althans in de maand december 2016, te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door voornoemde mini shovel en/of laser-meetapparaat te huren.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair en 2 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 primair en 2 primair bewezen kunnen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide huurder, geen oplichtingsmiddel oplevert als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 november 2016, opgenomen op pagina 4 e.v. van bijlage ZPV-001, opgenomen op pagina 350 e.v. van map 2 van het dossier van Politie Noord-Nederland van 9 juli 2018 betreffende het onderzoek NN2R017028-JORUNDUR, inhoudend de verklaring van [getuige 1] (namens [benadeelde partij 1]);
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
18 januari 2018, opgenomen op pagina 289 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte];
ten aanzien van feit 2 primair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 december 2016, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemde bijlage ZPV-001, inhoudend de verklaring van [getuige 2] (namens [benadeelde partij 2]);
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
18 januari 2018, opgenomen op pagina 289 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
9 mei 2017, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemde bijlage ZPV-001, inhoudend de verklaring van N. Knol.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 subsidiair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 26 oktober 2016 tot en met 14 november 2016 te Groningen in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een laser-meetapparaat (merk Leica), toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1], en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016, in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een mini shovel (merk Schaffer) en een laser-meetapparaat (merk Spectra Precision), toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2], en welke goederen verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
subsidiairmedeplegen van verduistering;
2.
primairmedeplegen van verduistering.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en 2 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een taakstraf van 100 uur. De geadviseerde bijzondere voorwaarden zijn naar het oordeel van de verdediging niet nodig. Verdachte heeft zich na het plegen van feit 2 vrijwillig laten opnemen in een kliniek. Hij heeft momenteel zijn leven weer op orde en heeft laten zien dat hij het zelfstandig kan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland van 3 april 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich eind 2016, samen met anderen, schuldig gemaakt aan verduistering van een minishovel en twee laser-meetapparaten. Door deze gehuurde goederen niet te retourneren, heeft verdachte de belangen van de verhuurders geschonden en schade en overlast veroorzaakt. Verdachte heeft de feiten gepleegd om zijn drugsverslaving te bekostigen.
Dergelijke strafbare feiten rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet echter op het tijdsverloop in deze zaak zal de rechtbank daartoe niet overgaan. De rechtbank heeft daarbij tevens de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen. Uit het reclasseringsrapport dat omtrent de persoon van verdachte is opgemaakt en uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte zijn leven sinds zijn laatste afkickperiode in 2017 goed op de rit heeft, vrijwillig een hulpverleningstraject volgt en geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een taakstraf opleggen. Bij het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van verdachte bij het plegen van de strafbare feiten. Hij is niet degene geweest die het initiatief heeft genomen. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de gezondheidstoestand van verdachte. Hij heeft te kampen met de gevolgen van een spierziekte, waardoor het uitvoeren van een taakstraf voor verdachte extra zwaar zal zijn.
De rechtbank acht daarom een taakstraf van 100 uren passend en geboden, te vervangen door 50 dagen hechtenis voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden om het gevaar voor herhaling in te perken, gelet op hetgeen hiervoor omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte is overwogen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en
mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2021.
Mr. Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.