ECLI:NL:RBNNE:2021:1041

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
18/820553-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van gehuurde goederen door verdachte samen met anderen

Op 30 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich eind 2016 en begin 2017 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een minikraan, een minishovel en twee laser-meetapparaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze goederen, die hij had gehuurd, niet heeft geretourneerd. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uren geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop, deze taakstraf als passend en geboden beoordeeld. De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting, maar zijn advocaat was aanwezig en heeft de verdediging gevoerd.

De rechtbank heeft de feiten 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte heeft de feiten bij de politie duidelijk en ondubbelzinnig bekend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, omdat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 4], tot schadevergoeding van € 15.725,-- toegewezen, met inachtneming van afschrijvingskosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, met vervangende hechtenis van 100 dagen voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen goederen aan de verdachte moeten worden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820553-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 30 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
16 maart 2021.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2017 tot en met 21 februari 2017 te Grootegast, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een mini-kraan/graafmachine (merk Hitachi), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 februari 2017 tot en met 21 februari 2017 te Grootegast, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mini-kraan/graafmachine (merk Hitachi), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
primair
hij op of omstreeks 26 oktober 2016, te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [benadeelde partij 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de verhuur van een laser-meetapparaat (merk Leica), immers heeft hij, verdachte en/of (met) zijn mededader(s) zich gelegitimeerd met een ID-kaart en/of (daarbij) het adres [straatnaam] te Groningen opgegeven en/of (aldus) zich voorgedaan als een bonafide huurder, waardoor voornoemde medewerker werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2016 tot en met 14 november 2016 te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een laser-meetapparaat (merk Leica), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
3.
primair
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016, althans in de maand december 2016, te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een mini shovel (merk Schaffer) en/of een laser-meetapparaat (merk Spectra Precision), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 3] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016, althans in de maand december 2016, te Groningen, (althans) in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mini shovel (merk Schaffer) en/of een laser-meetapparaat (merk Spectra Precision), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 primair en
3 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs en de kwalificatie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 2 is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de medeverdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als bonafide huurder, geen oplichtingsmiddel oplevert als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte zal van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten bij de politie duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van feit 1 primair
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 februari 2017, opgenomen op pagina 46 e.v. van map 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland van 9 juli 2018 betreffende het onderzoek NN2R017028-JORUNDUR, inhoudend de verklaring van [getuige 1] (namens Meijer 4 in 1);
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
19 januari 2018, opgenomen op pagina 293 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
28 augustus 2017, opgenomen op pagina 211 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] ;
ten aanzien van feit 2 subsidiair
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 november 2016, opgenomen op pagina 4 e.v. van bijlage ZPV-001, opgenomen op pagina 350 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 3] (namens [benadeelde partij 2] );
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
18 januari 2018, opgenomen op pagina 289 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
18 oktober 2017, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemde bijlage ZPV-001, inhoudend de verklaring van [getuige 5] ;
ten aanzien van feit 3 primair
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 21 december 2016, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemde bijlage ZPV-001, inhoudend de verklaring van [getuige 4] (namens [benadeelde partij 3] );
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
18 januari 2018, opgenomen op pagina 289 e.v. van map 2 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
18 oktober 2017, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemde bijlage ZPV-001, inhoudend de verklaring van [getuige 5] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van
9 mei 2017, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemde bijlage ZPV-001, inhoudend de verklaring van [getuige 6] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 februari 2017 tot en met 21 februari 2017 in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een mini-kraan/ graafmachine (merk Hitachi), toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 1] , en welk goed verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in de periode van 26 oktober 2016 tot en met 14 november 2016 in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een laser-meetapparaat (merk Leica), toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 2] , en welk goed verdachte en zijn mededader anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in de periode van 6 december 2016 tot en met 7 december 2016 in het arrondissement Noord Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een mini shovel (merk Schaffer) en een laser-meetapparaat (merk Spectra Precision), toebehorende aan het bedrijf [benadeelde partij 3] , en welke goederen verdachte en zijn mededaders anders dan door misdrijf, te weten middels een huurovereenkomst, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
primairmedeplegen van verduistering;
2.
subsidiairmedeplegen van verduistering;
3.
primairmedeplegen van verduistering.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair,
2 primair en 3 primair wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de op te leggen straf geen standpunt ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 3 juli 2019 en 12 maart 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich eind 2016 en begin 2017, samen met anderen, schuldig gemaakt aan verduistering van een minikraan, een minishovel en twee laser-meetapparaten. Door deze gehuurde goederen niet te retourneren, heeft verdachte de belangen van de verhuurders geschonden en schade en overlast veroorzaakt. Verdachte heeft de gehuurde goederen verkocht om zijn drugsverslaving te bekostigen.
Dergelijke strafbare feiten rechtvaardigen in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet echter op het tijdsverloop in deze zaak zal de rechtbank daartoe niet overgaan. Daarbij heeft de rechtbank tevens het advies van de reclassering in aanmerking genomen. Uit de rapportages die omtrent de persoon van verdachte zijn opgemaakt, komt naar voren dat verdachte zijn leven weer op orde heeft weten te krijgen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou de positieve lijn die is ingezet doorbreken en de kans op herhaling verhogen.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 200 uren passend en geboden, te vervangen door 100 dagen hechtenis voor het geval de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen autobanden moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.725,-- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Meijer heeft de vordering ter terechtzitting van 16 maart 2021 toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het bedrag dat betrekking heeft op het track en trace systeem kan worden toegewezen. Het bedrag dat betrekking heeft op de minikraan moet worden verminderd met een half jaar afschrijving en de door verdachte betaalde huur ad € 620,--.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De gevorderde schade bestaat uit de posten 'minikraan' ad € 15.250,-- en 'track en trace systeem' ad € 475,--. Laatstgenoemd bedrag, waarvan de hoogte niet is betwist, zal worden toegewezen. Met betrekking tot de minikraan is de rechtbank van oordeel dat de afschrijvingskosten in mindering moeten worden gebracht. De kraan was ten tijde van het bewezen verklaarde feit vier maanden oud en de benadeelde partij heeft ter terechtzitting verklaard dat de kraan in vijf jaar wordt afgeschreven. De rechtbank zal daarom aan afschrijving een bedrag van € 1.000,-- hanteren. Dit betekent dat de vordering zal worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 14.725,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf
21 februari 2017. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het door verdachte betaalde huurbedrag van € 620,-- in mindering te brengen, nu verdachte dit bedrag in het kader van de huurovereenkomst aan Meijer verschuldigd was.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven
4 banden met stalen velg (BMW Staal).
ten aanzien van feit 1 primair
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 14.725,--(zegge: veertienduizend zevenhonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2017, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 4] , te betalen een bedrag van € 14.725,-- (zegge: veertienduizend zevenhonderd-vijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2017, in dier voege dat, indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 108 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en
mr. H.M Lenting, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2021.
Mr. Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.