ECLI:NL:RBNNE:2021:1018

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
18/039017-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van kleindochter door grootvader met veroordeling voor seksueel binnendringen en corrumperen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een grootvader, die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn kleindochter. De verdachte, geboren in 1943, werd aangeklaagd voor meerdere seksuele handelingen met zijn kleindochter, die op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die gedetailleerd en consistent waren, als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte heeft enkele van de beschuldigingen ontkend, maar heeft ook bekend dat hij zich in het bijzijn van zijn kleindochter heeft afgetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende steunbewijs was voor de verklaringen van het slachtoffer, en heeft de verdachte veroordeeld voor de feiten 1 (primair) en 3, terwijl hij vrijgesproken werd van de feiten 2 en 4. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/039017-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1943 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] aan de [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 maart 2021. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2015, op diverse data, te [pleegplaats], (meermalen) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2003), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte:
- zijn vinger(s) en/of tong in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [slachtoffer]
[verdachte] gebracht en/of
- zijn penis tegen de anus van die [slachtoffer] gedrukt en/of
- zichzelf afgetrokken en daarbij klaargekomen op het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] (telkens) aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2015, op diverse data, te [pleegplaats], (meermalen) met (zijn kleindochter) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2003), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte:
- de vagina van die [slachtoffer] betast en/of gelikt
- zijn penis tegen de anus van die [slachtoffer] gedrukt en/of
- zichzelf afgetrokken en daarbij klaargekomen op het lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl die [slachtoffer] (telkens) aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2015, op diverse data, te [pleegplaats], (meermalen) door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, een persoon, te weten (zijn kleindochter) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003 waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen te plegen, te weten het vingeren van zichzelf, althans het betasten van haar eigen vagina, welk misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bestond uit het tegen die [slachtoffer] zeggen dat zij zichzelf moest vingeren, terwijl hij, verdachte, haar opa was en/of terwijl die [slachtoffer] bij hem, verdachte, logeerde, en/of (aldus) terwijl die [slachtoffer] (telkens) aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 248a Wetboek van Strafrecht )
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2015, op diverse data, te [pleegplaats], (meermalen) een persoon, te weten (zijn kleindochter) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij, verdachte, zich in het bijzijn van die [slachtoffer] afgetrokken en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer] gezegd "kom eens" en/of aan die [slachtoffer] gevraagd of zij wilde voelen, terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd;
( art 248 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 248d Wetboek van Strafrecht )
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot 1 augustus 2015, op diverse data, te [pleegplaats], (meermalen) (een) afbeelding(en), waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, heeft aangeboden en/of vertoond aan een minderjarige, te weten (zijn kleindochter) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer] jonger was dan zestien jaar, immers heeft hij, verdachte, beelden vertoond aan die [slachtoffer] , waarop te zien was dat een naakte man en een naakte vrouw seksuele handelingen met elkaar pleegden, bestaande uit aftrekken en/of vingeren en/of het hebben van geslachtsgemeenschap met elkaar.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 (primair), 2, 3 en 4. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer] over de ten laste gelegde handelingen erg gedetailleerd heeft verklaard. De verklaring van haar vader en die van getuige [getuige] , haar vriend, komen op essentiële punten overeen met de verklaring van [slachtoffer] .
Omdat de handelingen plaatsvonden in de woning van de vader van [slachtoffer] , moet verdachte worden vrijgesproken voor zover hem ten laste is gelegd dat de gedragingen van verdachte plaatsvonden terwijl [slachtoffer] bij hem logeerde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 (primair), 2, 3 en 4. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er zijn slechts twee mensen die spreken uit eigen waarneming over de seksuele handelingen: verdachte en [slachtoffer] . Verdachte is consistent in zijn verklaringen. De verklaringen van overige getuigen zijn van 'horen-zeggen' en dragen niet aan het bewijs bij.
Over feit 1 (primair) voert de raadsman aanvullend aan: verdachte is consistent in zijn verklaring dat hij niet bij [slachtoffer] is binnengedrongen. Verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Gelet op de verklaring van verdachte kan het onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde wel worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Namens [slachtoffer] is aangifte gedaan tegen verdachte, [slachtoffer] ’s grootvader, van seksueel misbruik. Verdachte heeft een aantal van de ten laste gelegde seksuele handelingen bekend, de overige seksuele handelingen heeft hij ontkend.
De rechtbank merkt vooraf op dat in zedenzaken zoals de onderhavige veelal sprake is van slechts twee verklaringen over het seksueel misbruik zelf, namelijk die van het slachtoffer en die van de verdachte, en dat deze meestal niet met elkaar overeenkomen. Andere getuigen van het misbruik zijn er meestal niet. De rechter kan iemand niet veroordelen op basis van alleen één verklaring, zoals de aangifte. Er moet altijd steunbewijs zijn. Dit steunbewijs mag bovendien niet uit dezelfde bron komen. Als de verklaring van het slachtoffer en die van de verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan en er geen ander bewijs is dat de verklaring van het slachtoffer voldoende ondersteunt, moet de rechtbank de verdachte vrijspreken.
In deze zaak moet de rechtbank dus beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] voldoende wordt ondersteund door ander bewijs. Dat bewijs hoeft geen betrekking te hebben op het misbruik zelf. Het is voldoende dat de verklaring van [slachtoffer] op concrete punten wordt bevestigd in ander bewijs. Dat bewijs kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de specifieke omstandigheden of concrete context waarbinnen het misbruik zou zijn gebeurd. Als dit bewijs ontbreekt, moet verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor de feiten 1 (primair) en 3.
De rechtbank komt tot een vrijspraak voor de feiten 2 en 4.
De rechtbank licht haar beslissing nader toe.
vrijspraak feiten 2 en 4
Onder feit 2 is -samengevat weergegeven- ten laste gelegd dat verdachte [slachtoffer] heeft aangezet tot het vingeren en betasten van zichzelf. Verdachte heeft dit van meet af aan stellig ontkend. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] uit zichzelf begon, en dat zij dit eigenlijk elke keer deed als verdachte aan het oppassen was. Zijn verklaring staat hiermee tegenover die van [slachtoffer] . Het vereiste bewijs dat de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt ontbreekt in dit geval. De rechtbank oordeelt dan ook dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte zal om die reden worden vrijgesproken van dit feit.
Onder feit 4 is -samengevat weergegeven- ten laste gelegd dat verdachte met [slachtoffer] pornofilms heeft gekeken. Verdachte heeft dit van meet af aan stellig ontkend. De vader van [slachtoffer] -in wiens woning de pornofilms zouden zijn gekeken- heeft weliswaar verklaard dat hij in de pleegperiode in zijn woning een kastje had waarmee hij erotische zenders kon ontvangen, maar hierover is door de politie niet doorgevraagd, bijvoorbeeld over de wijze waarop, op welke televisie(s) en door wie toegang kon worden verkregen tot de betreffende zenders. De rechtbank stelt voorts vast dat er geen proces-verbaal is, waaruit blijkt dat onderzoek is gedaan naar de wijze van toegang tot de televisiekanalen die ten tijde van de pleegperiode op de betreffende televisie/ het betreffende adres konden worden ontvangen en naar het kijkgedrag van de bewoners. Nu deze informatie ontbreekt, komt de rechtbank tot het oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] -inhoudende dat zij met verdachte door middel van een kaart in de televisie één keer in de twee weken zowel beneden als boven naar porno keek- niet voldoende wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel, en dat derhalve niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met [slachtoffer] pornofilms heeft gekeken. Verdachte zal van dit feit worden vrijgesproken.
bewezenverklaringen feiten 1 (primair) en 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
feit 1 (primair)
1. De door verdachte ter zitting van 15 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik blijf bij de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd. [slachtoffer] was altijd met vingeren bezig, zodra ze thuiskwam uit school. Ze zat dan op de bank en ging met haar vingers naar haar kruis. Ik zat dan naast haar. Ze leidde mijn hand naar haar kruis. Ik moest haar dan strelen aan de buitenkant van haar billen en over haar schaamlippen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 mei 2019, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019024249 van 5 februari 2020, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: Hoe noem jij het, in je eigen woorden, waar je aangifte van komt doen?
A: Seksueel misbruik van mijn dochter [slachtoffer] .
(…)
A: [slachtoffer] begon te huilen en ze zei: 'jullie begrijpen er ook niks van". En toen ging ze naar de keuken. Na vijf minuten kwam ze weer terug. Ik vroeg haar: 'Wat is er?" [slachtoffer] vertelde toen:' Vroeger toen opa boekjes voor ging lezen, gebeurde er ook wat anders.' [slachtoffer] vertelde dat ze seksueel betast werd. Ze vertelde dat opa met zijn vingers bij haar vagina ging en dat hij haar gebeft had.
V: Ik ga je nu vragen stellen over wat je zojuist hebt verteld. Wat vertelde [slachtoffer] precies over opa met z'n vingers bij haar vagina?
A: Zo zei ze het precies. Met zijn vingers bij haar vagina. Ze zei niet er in.
V: Je vertelde dat [slachtoffer] had gezegd dat opa haar gebeft had. Hoe zei [slachtoffer] dit letterlijk?
A: Ze zei letterlijk "gebeft".
(…)
V: Hou oud was [slachtoffer] toen dit met opa gebeurde?
A: Toen ze mij dit vertelde op 26 januari 2019 vertelde ze mij dat ze negen jaar oud was toen dit gebeurde.
V: Waar gebeurde dit met opa?
A: In de slaapkamer aan de [straatnaam] in [pleegplaats]. Dat was toentertijd mijn huis.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 12 juni 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] :
V: Dan gaan we nu praten over wat er met jou en opa is gebeurd. Hoe noem jij het in jouw eigen woorden wat er is gebeurd?
A: Vies. Hij heeft mij gevingerd en gebeft.
V: Vertel eens alles over wat er tussen jou en opa gebeurde.
A: Mijn vader had op de dinsdag vaak ochtenddienst. Mijn opa en oma waren er dan op
dinsdagavond, mijn oma ging dan eerder weg. Opa kwam dan een boekje lezen. Op een avond was het geen boekje lezen. Toen ging hij met zijn hand onder mijn dekens en met zijn hand bij mijn vagina dingen doen. En zo ging dat steeds verder. Toen gebeurde dan beffen ook bij mij, maar dat wou ik nooit echt. Ik vond dat gevoel irritant. Ik drukte hem zeg maar weg, maar hij wou dan door blijven gaan.
(…)
V: Met welke hand vingerde opa jou?
A: Volgens mij met rechts.
V: Met welke vinger deed opa dat?
A: Middelvinger en wijsvinger.
V: Wat deed hij met deze vingers?
A: Hij draaide rondjes over mijn clitoris, en hij ging in mijn vaginagat. Hij ging dan met zijn vingers heen en weer bewegen.
(…)
V: Hoe oud was jij toen dit voor de allereerste keer gebeurde met opa?
A: Ik was 9 jaar. Het was in groep zes. Ik was 9 en het begon met een verhaaltje voorlezen. Ik had mijn handen onder mijn dekens. Toen ging hij met zijn linkerhand onder de dekens. Toen ging hij bij mijn broek in en daarna bij mijn onderbroek. Toen ging hij met zijn vingers ronddraaien over mijn clitoris en daarna ook met zijn vingers in mijn vaginagat, toen maakte hij van die op en neer bewegingen.
(…)
V: Hoe oud was jij toen dit voor de laatste keer met opa gebeurde?
A: 12 jaar. Ik weet dat omdat ik toen klaar was met de basisschool en naar de middelbare school ging.
(…)
V: De eerste keer beffen, vertel daar eens alles over?
A: Toen was hij me ook eerst aan het vingeren. Hij ging toen op het bed zitten, het was dus op mijn slaapkamer. Hij deed toen mijn benen open, en hij zat zeg maar een beetje achterop het bed. Hij kwam toen dichterbij met zijn gezicht. En toen ging hij mijn clitoris likken.
V: Hoe zat opa achterop het bed?
A: Op zijn knieën.
V: Hoe lag jij op het bed?
A: Ik lag op mijn rug op het bed met mijn benen wijd.
V: Hoe kwam dat dat jij je benen wijd had?
A: Hij had dat open getrokken.
V: Wat droeg je die eerste keer, beffen, op dat bed?
A: Gewoon weer een pyjama, een broek en een shirt. Die pyjama was toen uit.
V: Hoe kwam het dat die uit was?
A: Ik had mijn t-shirt nog wel aan en hij had mijn broek uitgetrokken.
V: En wat droeg je onder je pyjamabroek?
A: Een onderbroek, die was ook uit. Die had opa uitgetrokken.
V: Wat deed opa?
A: Hij ging met zijn tong over mijn clitoris heen. Hij ging ook met zijn tong in mijn vaginagat.
V: Hoe vaak is dat beffen gebeurd tussen jou en opa?
A: Vaak.
(…)
V: Wie vertelde je het daarna voor het eerst, in een gesprek.
A: Mijn vriend, [getuige] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 januari 2020, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
A: Wat ik weet wat hij heeft gedaan. Op de slaapkamer van de opa dat hij haar gebeft en gevingerd heeft.
Op 25/04/2018 kregen we een relatie. Een maand of twee maanden later, toen we wat kregen, vertelde zij dat ze misbruikt was door haar opa. Ze begon zich kort daarvoor anders te gedragen. Ik vroeg of er iets was in de familie, ze zei ja. Ik vroeg aan haar of er iets met haar opa was en toen bleef ze stil. Ik vroeg haar of hij haar iets had aangedaan. [slachtoffer] begon
te huilen en toen vertelde ze het verhaal.
V: Hoe was ze er aan toe, toen ze dit aan jou vertelde?
A: Verdrietig, ze was alleen maar aan het huilen. Ze vertelde dat ze was misbruikt door haar opa, ze vertelde een paar dingen.
V: Maar die eerste keer, wat vertelde ze?
A: Ze vertelde niet veel, ik stelde vragen en zij gaf dan antwoord, ze knikte of zei ja. Hoe gek ook ik stelde gelijk de vraag of er iets in de familie is en of er iets met haar opa was. Toen barstte ze in huilen uit.
Met betrekking tot de standpunten van de officier van justitie en de verdediging overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar heeft gevingerd en gebeft, waarbij zijn vingers en zijn tong in haar vagina gingen. [slachtoffer] is daarbij specifiek over waar en de manier waarop het vingeren en beffen is gebeurd. [slachtoffer] heeft met haar vader en met haar vriend, getuige [getuige] , over deze gedragingen gesproken, waarbij de rechtbank vaststelt dat de verklaringen zoals zij die bij de politie heeft afgelegd overeenkomen met hetgeen zij aan [getuige] en haar vader heeft verteld. Haar vader en [getuige] hebben voorts verklaard dat [slachtoffer] erg overstuur was toen ze hen over het misbruik vertelde. In de verklaring van verdachte, die het vingeren, althans voor zover dit het betasten van de (buitenkant van de) vagina betreft, heeft bekend, en de door de getuigen beschreven emotie ziet de rechtbank aanleiding om aan te nemen dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en op de waarheid berust. Dat [slachtoffer] eerst drie respectievelijk vier jaar heeft gewacht om het haar vriend respectievelijk haar vader te vertellen doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om aan te nemen dat het verstrijken van de tijd de herinnering van [slachtoffer] aan het misbruik heeft aangetast.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het drukken met zijn piemel tegen de anus van [slachtoffer] waarbij [slachtoffer] gebogen over een zolderhekje stond. Verdachte heeft dit stellig ontkend en hij heeft verklaard dat dit een gammel hekje is, waarbij de gestelde seksuele handelingen tot een val van beiden zouden hebben geleid. De vader van [slachtoffer] heeft verklaard dat het hekje uit een dun plankje bestond. De rechtbank vindt dat dit onderdeel nader onderzocht had kunnen worden, gelet op de duidelijke ontkenning van verdachte. Omdat dit nader onderzoek niet heeft plaatsgevonden, is het verweer van verdachte op dit punt niet onaannemelijk. Bovendien wijkt de aard van deze (gestelde eenmalige) gedraging, (een poging tot) het binnendringen van het lichaam met de piemel, erg af van het vingeren en beffen dat gedurende een periode van drie jaar tweewekelijks, en dus met grote regelmaat, plaatsvond. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit onderdeel niet wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte ook vrij van het aftrekken en klaarkomen op het lichaam van [slachtoffer] . Hoewel verdachte het aftrekken en klaarkomen in aanwezigheid van [slachtoffer] heeft bekend, vormen deze handelingen op zichzelf geen seksueel binnendringen van het lichaam. Uit de verklaringen leidt de rechtbank af dat het aftrekken een afzonderlijke handeling is geweest, gericht op het laten zien van sperma. Het aftrekken maakt om die reden naar het oordeel van de rechtbank geen onderdeel uit van handelingen die (mede) zijn gericht op het seksueel binnendringen van het lichaam, zoals onder dit feit ten laste is gelegd.
feit 3
1. De door verdachte ter zitting van 15 maart 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
[slachtoffer] wilde sperma zien. Ik heb me daarom in haar bijzijn afgetrokken. Ik kwam eenmaal klaar in de wasbak en eenmaal op een doekje.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 12 juni 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer] :
V: Hoe wist je dat je dit moest doen dat aftrekken?
A: Hij zei, dan voel maar eens. Hij deed dan ook de heen en weer beweging met zijn eigen hand en piemel. Ik vond zijn piemel er vies uit zien, dus dat heb ik niet gedaan.
V: Je vertelde dat hij zichzelf heeft afgetrokken in de badkamer. Vertel daar alles eens over?
A: Dat was ook dan 's avonds. Toen ging hij naar de badkamer en hij zei: 'Kom eens.' Hij stond zich af te trekken in de badkamer en hij kwam klaar in de wasbak.
V: Wat kon je daar van zien?
A: Alles. Ik zag dat het sperma uit zijn piemel in de wasbak spoot.
(…)
V: Hoe oud was jij toen dit voor de allereerste keer gebeurde met opa?
A: Ik was 9 jaar. Het was in groep zes.
(…)
V: Hoe oud was jij toen dit voor de laatste keer met opa gebeurde?
A: 12 jaar. Ik weet dat omdat ik toen klaar was met de basisschool en naar de middelbare school ging.
(…)
V: En hoe vaak heeft hij zichzelf afgetrokken?
A: Niet zo vaak. Ik denk drie keer.
V: Hoe vaak is opa klaargekomen?
A: Twee keer.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 (primair) en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1 (primair).
hij in de periode van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2015 te [pleegplaats] meermalen met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2003), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn vingers en tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, terwijl die [slachtoffer] telkens aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd;
3.
hij in de periode van 1 augustus 2012 tot 1 augustus 2015 te [pleegplaats] meermalen een persoon, te weten zijn kleindochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, van wie hij wist dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft hij, verdachte, zich in het bijzijn van die [slachtoffer] afgetrokken en daarbij tegen die [slachtoffer] gezegd "kom eens" en aan die [slachtoffer] gevraagd of zij wilde voelen, terwijl die [slachtoffer] aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit
of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige
het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige
2. een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft
bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele
handelingen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 (primair), 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Verdachte heeft drie jaar lang op regelmatige basis zijn kleindochter seksueel misbruikt. Op het moment dat het misbruik startte, was zijn kleindochter nog maar negen jaar oud.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een maximale taakstraf van 240 uur, reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Verdachte is inmiddels 77 jaar oud en heeft door zijn gedrag zoals onder feit 1 (subsidiair) ten laste is gelegd de familiebanden en het leven van [slachtoffer] zeer zwaar beschadigd; dit op zich is voor verdachte al de zwaarste straf die hij krijgen kan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van drie jaar met regelmaat seksuele handelingen bij [slachtoffer] verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen bij [slachtoffer] , zijn eigen kleindochter, door haar te vingeren en te beffen. Ook heeft hij zich in het bijzijn van [slachtoffer] tweemaal afgetrokken, waarbij hij is klaargekomen. Hij heeft daarmee twee zedendelicten gepleegd. Het doel van de zedenwetgeving is om minderjarigen bescherming te bieden tegen seksuele handelingen die bij het uitvoeren of zien er van schadelijk voor de minderjarige kunnen zijn, ook als deze zich niet bewust is van de schadelijkheid. Verdachte heeft hier geen enkele rekening mee gehouden.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, vooral omdat verdachte de opa is van het slachtoffer, en hij de seksuele handelingen verrichtte terwijl haar (stief-)ouders aan het werk waren en hij op haar paste. Zowel de (stief-)ouders van [slachtoffer] als [slachtoffer] zelf mochten en moesten er daarbij op kunnen vertrouwen dat zij in goede handen was. Dit vertrouwen heeft verdachte ernstig, langdurig en stelselmatig beschaamd.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting herhaaldelijk verklaard dat [slachtoffer] het initiatief nam tot het seksueel gedrag, waaraan hij geen weerstand heeft kunnen bieden. Verdachte lijkt hiermee de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer te leggen. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk. Al zou [slachtoffer] (telkens) het initiatief hebben genomen, dan doet dit naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze af aan de strafwaardigheid van de gedragingen van verdachte. Door zijn gedrag heeft hij herhaaldelijk en onomkeerbaar een grens overschreden.
Hoewel de rechtbank inziet dat verdachte inmiddels een hoge leeftijd heeft bereikt, 77 jaar, acht zij de bewezenverklaarde feiten dusdanig ernstig dat zij een gevangenisstraf van achttien maanden passend en geboden vindt. De rechtbank wijkt daarmee af van de vordering van de officier van justitie. Dit heeft ermee te maken dat niet de volledige tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen wordt geacht.
De reclassering heeft ingeschat dat het risico dat verdachte zich nogmaals aan een minderjarige zal vergrijpen laag is, gelet op de beschermende factoren die verdachte heeft. De rechtbank neemt deze conclusie over. Om die reden ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk deel, reclasseringstoezicht en ambulante behandeling op te leggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 442,72 ter vergoeding van materiële schade en € 15.000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en dat deze integraal kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bezwaren tegen toewijzing van het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade. De raadsman heeft aangevoerd dat het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade moet worden gematigd. In de door de benadeelde partij overgelegde jurisprudentie zijn vorderingen vastgesteld op basis van penetratie van het slachtoffer. In de zaak van verdachte is geen sprake van penetratie.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 (primair) en 3 bewezen verklaarde.
De vordering voor zover die ziet op de materiële schade en waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2015.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 (primair) en 3 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op
€ 10.000. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36e, 244, 248 en 248d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feiten 2 en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 (primair) en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/039017-20, feiten 1 (primair) en 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
10.442,72, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2015.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 10.442,72, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2015, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 87 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 442,72 aan materiële schade en
€ 10.000 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. J.H.R. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2021.
Mrs. Jongsma en Kroeze zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.