ECLI:NL:RBNNE:2021:1012

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
18/730270-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak na beoordeling van bewijs

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is de verdachte op 16 maart 2021 vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van witwassen. De zaak betreft een onderzoek dat begon met een terechtzitting op 30 januari 2020, gevolgd door een tweede zitting op 16 maart 2021. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door advocaat mr. B. Molleman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De tenlastelegging omvatte het regelen van bankrekeningen en bankpassen voor medeverdachten, en het verwerven van een geldbedrag van 1325,20 euro, waarvan werd gesteld dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft, na beoordeling van het bewijs, geconcludeerd dat zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich had gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 4.119,40, geen recht op schadevergoeding gekregen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de schade. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/730270-19
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende [straatnaam] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2020 en 16 maart 2021.
Verdachte is op 16 maart 2021 verschenen, bijgestaan door mr. B. Molleman, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2017, althans in juni 2017, te Utrecht en/of Bakel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten 1325,20 euro (aangifte [benadeelde partij]),
in elk geval meermalen, althans eenmaal, enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een onbekend gebleven persoon en/of een ander(en) op of omstreeks 26 juni 2017, althans in juni 2017, te Utrecht en/of Bakel en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een voorwerp, te weten
1325,20 euro (aangifte [benadeelde partij]),
in elk geval meermalen, althans eenmaal, enig geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of persoon en/of ander(en) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk
- ervoor te zorgen/regelen dat ten behoeve van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of persoon en/of ander(en) een bankrekening en/of met (bijbehorende) bankpas op naam van [naam]/een ander beschikbaar kwam, en/of
- aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of persoon en/of ander(en) een rekeningnummer en/of een (bijbehorende) bankpas op naam van [naam]/een ander ter beschikking te stellen en/of toe te staan dat een of meer van dat/die geldbedrag(en) (telkens) op een/dat rekeningnummer van die [naam]/ander werd(en) gestort, en/of
- op verzoek van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of persoon en/of ander(en) een of meer van dat/die geldbedragen van dat rekeningnummer van [naam] geheel of deels heeft opgenomen en/of afgegeven.

Beoordeling van het bewijs

Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.119,40 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij]in de vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2021.