In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is de verdachte op 16 maart 2021 vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van witwassen. De zaak betreft een onderzoek dat begon met een terechtzitting op 30 januari 2020, gevolgd door een tweede zitting op 16 maart 2021. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door advocaat mr. B. Molleman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman. De tenlastelegging omvatte het regelen van bankrekeningen en bankpassen voor medeverdachten, en het verwerven van een geldbedrag van 1325,20 euro, waarvan werd gesteld dat het afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft, na beoordeling van het bewijs, geconcludeerd dat zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Daarnaast heeft de benadeelde partij, die zich had gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 4.119,40, geen recht op schadevergoeding gekregen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de schade. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.