ECLI:NL:RBNNE:2021:1011

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
18/730260-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens oplichting via WhatsApp met valse identiteit

Op 29 maart 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft in mei 2017 via WhatsApp het slachtoffer benaderd, zich voordoend als diens broer. Door het tonen van een foto van de broer wist de verdachte het vertrouwen van het slachtoffer te winnen. Het slachtoffer, in de veronderstelling dat hij zijn broer hielp, heeft in totaal € 4.520,10 overgemaakt naar verschillende rekeningnummers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door zich voor te doen als een bekende en het slachtoffer te misleiden over een zogenaamd financieel probleem. De verdachte is op 2 maart 2018 al eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, en het Openbaar Ministerie heeft na een klacht van het slachtoffer besloten tot vervolging. Tijdens de zittingen op 30 januari en 15 maart 2021 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw was wel aanwezig. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 weken en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 4.520,10 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 mei 2017. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd om te waarborgen dat de verdachte de schade vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/730260-19
Vonnis van de meervoudige kamer, Noordelijke Fraudekamer, voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 maart 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2020 en 15 maart 2021.
Verdachte is telkens niet verschenen; wel is op 15 maart 2021 verschenen zijn raadsvrouw mr. S. Melliti, advocaat te Utrecht, die heeft verklaard uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 3 tot en met 9 mei 2017 te 's-Gravenhage en/of Maarssen en/of elders in Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een persoon, genaamd [benadeelde partij 1] , heeft bewogen tot de afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld,
te weten 810,40 euro en/of 367,10 euro en/of 877,30 euro en/of 121,40 euro en/of 1140,70 euro en/of 689,10 en/of 514,10 euro,
zijnde in totaal 4520,10 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,
immers heeft verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde [benadeelde partij 1] verzameld, en/of (telkens)
- die [benadeelde partij 1] (telefonisch) benaderd via WhatsApp-berichten/electronisch berichtenverkeer, en/of
jegens die [benadeelde partij 1]
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als broer of bekende van die [benadeelde partij 1] , en/of
- daarbij een foto meegestuurd van die broer/bekende, en/of
- aangegeven dat die broer/bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaand) een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij aangegeven dat die [benadeelde partij 1] dat geld contant kon krijgen en/of dat dat geld na het voorschieten/betalen direct/op korte termijn terugbetaald/teruggestort zou worden, en/of
- die [benadeelde partij 1] een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s), en/of
- ( aldus) via WhatsApp-berichten/electronisch berichtenverkeer die [benadeelde partij 1] benaderd/verrast en/of zich voorgedaan als bona fide bekende/broer van die [benadeelde partij 1] en/of die persoon misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende/broer te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
waardoor die [benadeelde partij 1] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).

Beoordeling van het bewijs

Inleiding
Deze zaak is een onderdeel van het resultaat van een onderzoek naar grootschalige fraude gepleegd binnen heel Nederland. Aanleiding voor dit onderzoek is een aangifte door [benadeelde partij 2] te Sneek.
Het dossier bevat 49 aangiftes van (poging tot) oplichting. Aangevers verklaren dat zij via WhatsApp zijn benaderd, veelal via het telefoonnummer [mobielnummer] , waarbij de gebruiker zich voordoet als een familielid, vriend of andere goede bekende. In veel gevallen is een soortgelijke werkwijze gehanteerd waarbij foto’s (afkomstig van Facebook) zijn gestuurd van het familielid/vriend/bekende om zo het vertrouwen van aangevers te winnen en hen ervan te overtuigen met een bekende van doen te hebben. Er is telkens gevraagd om geld over te boeken omdat internetbankieren niet werkte. Vervolgens zijn aangevers telkens onder valse voorwendselen bewogen tot het overboeken van geld (via internetbankieren). In de meeste gevallen zijn de geldbedragen direct na de overboeking bij een pinautomaat gepind.
Binnen het onderzoek zijn meerdere personen als verdachte aangemerkt. Volgens het politieonderzoek hebben zij – in meer of mindere mate – met elkaar samengewerkt en daarbij een rol vervuld als oplichter, opdrachtgever, tussenpersoon of katvanger in die zin dat zij hun bankrekening en/of bankpas met pincode ter beschikking hebben gesteld.
Verdachte is op 2 maart 2018 veroordeeld voor een aantal van de hierboven beschreven gevallen van oplichting. Hetgeen thans ten laste is gelegd, maakte geen deel uit van die strafzaak. Het Openbaar Ministerie is alsnog tot vervolging voor dit feit overgegaan, nadat het Hof Arnhem-Leeuwarden op 17 oktober 2019 daartoe op klacht van het slachtoffer [benadeelde partij 1] een bevel heeft gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Uit de aangifte van [benadeelde partij 1] blijkt dat hij is opgelicht door de gebruiker van het telefoonnummer [mobielnummer] . Uit verklaringen van anderen blijkt dat verdachte gebruik maakte van voornoemd telefoonnummer [mobielnummer] . Daarbij is de modus operandi hetzelfde als in andere zaken waarvoor verdachte reeds is veroordeeld wegens oplichting (schakelbewijs).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Niet blijkt dat verdachte als enige gebruik heeft gemaakt van het telefoonnummer [mobielnummer] . Evenmin blijkt van betrokkenheid van verdachte bij de bankrekeningen waarnaar aangever [benadeelde partij 1] de geldbedragen heeft overgeboekt.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte (met anderen) [benadeelde partij 1] heeft opgelicht.
Op 10 mei 2017 heeft [benadeelde partij 1] (verder: aangever), wonende te ’s-Gravenhage, aangifte gedaan van oplichting. Op 3 mei 2017 is aangever via WhatsApp benaderd door een persoon die gebruik maakt van het telefoonnummer [mobielnummer] en zich voordoet als zijn broer [naam 1] . Bij het gesprek is een foto van aangevers broer zichtbaar. [2] De door het telefoonnummer [mobielnummer] gebruikte foto van aangevers broer zou afkomstig zijn van Facebook. [3]
‘Aangevers broer’ (gebruiker van het telefoonnummer [mobielnummer] ) heeft gesteld dat zijn internetbankieren storing heeft en dat hij rekeningen moet betalen. Daarop is aangever in eerste instantie gevraagd om twee rekeningen te betalen. Aangever zou een dag later worden terugbetaald. [4] Uiteindelijk heeft aangever (vanaf zijn rekeningnummer
[rekeningnummer] ) in de periode van 3 tot en met 5 mei 2017 meerdere geldbedragen overgemaakt, te weten:
- € 810,40 [5] , € 367,10 [6] , € 877,30 [7] , € 121,40 [8] en € 514,10 [9] op rekeningnummer [rekeningnummer] en
- € 1.140,70 [10] en € 689,10 [11] op rekeningnummer [rekeningnummer] .
Op 8 mei 2017 heeft aangever telefonisch contact met zijn broer en dan blijkt dat zijn broer geen ander telefoonnummer heeft en dat hij aangever ook niet om geld heeft gevraagd. [12]
Andere aangevers, waaronder [benadeelde partij 2] [13] , [benadeelde partij 3] [14] , [benadeelde partij 4] [15] , [benadeelde partij 5] [16] , [benadeelde partij 6] [17] , [benadeelde partij 7] [18] , [benadeelde partij 8] [19] , J.W. [benadeelde partij 9] [20] en [benadeelde partij 10] [21] stellen allen dat zij ook door de gebruiker van het telefoonnummer [mobielnummer] via WhatsApp op vergelijkbare wijze zijn opgelicht.
Getuige [getuige] [22] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte (in juli 2016) bezig was met WhatsApp fraude. Verdachte haalde een foto van Facebook en kopieerde deze naar WhatsApp. Vervolgens benaderde verdachte mensen als zijnde een vriend/kennis en stelde wat algemene vragen of over kinderen. Dan vertelde hij dat hij een probleem had met internetbankieren en vroeg of men geld voor hem kon overmaken.
Uit de verklaring van [naam 2] [23] blijkt dat verdachte in juni 2017 gebruik maakte van het telefoonnummer [mobielnummer] . Ook uit de verklaringen van [medeverdachte 1] [24] en [medeverdachte 2] [25] blijkt dat verdachte gebruik maakte van voornoemd telefoonnummer.
Uit voorgaande bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte in de ten laste gelegde periode gebruik maakte van het telefoonnummer [mobielnummer] en dat hij, gelet op de vergelijkbare werkwijze als bij de andere gevallen van oplichting, ook degene is geweest die aangever [benadeelde partij 1] heeft benaderd. Verdachte heeft zich tegenover aangever voorgedaan als zijn broer om hem te bewegen de in de aangifte genoemd geldbedragen over te maken. Dat verdachte niet de rekeninghouder is van de rekening waarop de bedragen zijn gestort is voor een bewezenverklaring niet relevant.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 3 tot en met 5 mei 2017 in Nederland,
telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
een persoon, genaamd [benadeelde partij 1] , heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 810,40 euro en 367,10 euro en 877,30 euro en 121,40 euro en 1140,70 euro en 689,10 en 514,10 euro, zijnde in totaal 4520,10 euro,
immers heeft verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- die [benadeelde partij 1] telefonisch benaderd via WhatsApp-berichten,
en
jegens die [benadeelde partij 1]
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en
- zich voorgedaan als broer van die [benadeelde partij 1] , en
- daarbij een foto meegestuurd van die broer, en
- aangegeven dat die broer een storing bij het internetbankieren had en vervolgens die [benadeelde partij 1] om (financiële) hulp verzocht en verzocht om (per omgaand) rekeningen te betalen, en
- tevens daarbij aangegeven dat die [benadeelde partij 1] dat geld op korte termijn terugbetaald zou worden, en
- die [benadeelde partij 1] bankrekeningnummers doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort, en
- aldus via WhatsApp-berichten die [benadeelde partij 1] benaderd en zich voorgedaan als broer van die [benadeelde partij 1] en die persoon misleid omtrent zogenaamd per omgaand ten behoeve van die broer te verrichten financiële hulp en/of betalingen,
waardoor die [benadeelde partij 1] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, indien de rechtbank komt tot een strafoplegging, toepassing te geven aan artikel 9a Sr., vanwege het tijdsverloop, toepasselijkheid van artikel 63 Sr. en omdat een nieuwe (gevangenis)straf geen meerwaarde heeft.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich in de periode van enkele dagen in mei 2017 schuldig gemaakt aan oplichting van [benadeelde partij 1] . Het slachtoffer is via WhatsApp benaderd waarbij verdachte zich heeft voorgedaan als de broer van het slachtoffer. Door de getoonde foto van de broer werd het vertrouwen gewonnen van het slachtoffer, waardoor het slachtoffer daadwerkelijk dacht met zijn broer van doen te hebben. Het slachtoffer is daardoor overgehaald om meerdere geldbedragen (in totaal € 4.520,10) over te maken naar bepaalde rekeningnummers. Het slachtoffer heeft puur vanuit goedheid zijn ‘broer’ willen helpen.
Door gebruik te maken van een prepaid telefoonnummer en bankrekeningen op naam van anderen hoopte verdachte buiten schot te blijven. Verdachte heeft kennelijk louter gehandeld ten behoeve van zijn eigen financieel gewin en zich op geen enkele wijze bekommerd om de persoonlijke en financiële situatie van zijn slachtoffer. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Documentatie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie van 19 januari 2021, waaruit blijkt dat hij meermalen (tot gevangenisstraffen) is veroordeeld wegens vermogens- en fraudedelicten. De rechtbank heeft wel geconstateerd dat artikel 63 Sr. meermalen van toepassing is, hetgeen een matigend effect heeft op de strafoplegging.
Persoon van verdachte.
Er zijn enkel oude rapportages over verdachte voorhanden. Uit het meest recente reclasseringsrapport van 9 januari 2018 blijkt dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is geadviseerd. Eerder opgelegde taakstraffen zijn negatief geretourneerd. Ook is negatief geadviseerd omtrent toepassing van het adolescentenstrafrecht.
LOVS oriëntatiepunten.
Het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals thans aan de orde een taakstraf of een gevangenisstraf tussen de 1 week en 2 maanden vastgesteld. Daarbij gaat het om fraude met een benadelingsbedrag tot € 10.000,00.
Overschrijding redelijke termijn.
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, lid 1, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
Die termijn heeft een aanvang genomen vanaf de dag van de inverzekeringstelling op 25 september 2017, en gaat derhalve een termijn van twee jaren ruimschoots te boven. Deze overschrijding dient in de straf te worden verdisconteerd.
Straf.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf geboden is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere vorm van strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. Uit de houding van verdachte blijkt bovendien dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen. Voorts is verdachte eerder meermalen veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank ook niet worden volstaan met een enkele schuldigverklaring zonder oplegging van straf (artikel 9a Sr.).
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken passend en geboden. Zij ziet dus geen redenen om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.520,10 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedings-maatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de reeds bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 mei 2017.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.520,10(zegge: vierduizend vijfhonderdentwintig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag van
€ 4.520,10(zegge: vierduizend vijfhonderdentwintig euro en tien cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2017, en bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 55 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2021.
Mr. W.S. Sikkema en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2017153460, doorgenummerd 1 tot en met 1246.
2.Pagina 774.
3.Pagina 776.
4.Pagina 774.
5.Pagina 777.
6.Pagina 778.
7.Pagina 779.
8.Pagina 780.
9.Pagina 783.
10.Pagina 781.
11.Pagina 782.
12.Pagina 775.
13.Pagina’s 100 en 102.
14.Pagina’s 164, 165 en 166.
15.Pagina’s 178 en 179.
16.Pagina 223.
17.Pagina’s 301, 302 en 303.
18.Pagina’s 382 en 383.
19.Pagina 431.
20.Pagina’s 509 en 510.
21.Pagina’s 554 en 555.
22.Pagina’s 111 en 112.
23.Pagina’s 116 met bijbehorende WhatsApp screenshots pagina’s 153 tot en met 159.
24.Pagina’s 252 tot en met 256.
25.Pagina 964.