ECLI:NL:RBNNE:2020:934

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
28 februari 2020
Zaaknummer
8199686
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake betaling vordering tussen Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Drenthe en minderjarige

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 10 maart 2020 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Drenthe, handelend onder de naam Drenthe College, en de gedaagde partij, die optreedt als ouder en wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige. De eisende partij vorderde betaling van € 52,50, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter had eerder op 14 januari 2020 een tussenvonnis gewezen, waarin werd vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte en dat de eisende partij de vordering nader diende te onderbouwen. De eisende partij heeft vervolgens een akte met specificaties van de vordering overgelegd en de benodigde documenten ingediend, waaruit bleek dat er een overeenkomst tot stand was gekomen en dat de vordering niet gebaseerd was op algemene voorwaarden.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij voldoende informatie had verschaft en dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was. De rechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 101,95, inclusief wettelijke rente over het oorspronkelijke bedrag van € 52,50, en tot betaling van de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 260,07. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter op 10 maart 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8199686 \ CV EXPL 19-7772
Verstekvonnis van de kantonrechter van 10 maart 2020
in de zaak van
de stichting
Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Drenthe, naar buiten tredend onder de naam Drenthe College,
gevestigd en kantoorhoudende te Emmen,
eisende partij,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde] ,in zijn hoedanigheid van ouder/wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend.

1.Procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 52,50 met rente en kosten.
1.2.
Op 14 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Ter zitting van 11 februari 2020 heeft de eisende partij een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat de eisende partij in ieder geval stukken diende te overleggen waaruit blijkt dat en op welke manier een overeenkomst met gedaagde partij tot stand is gekomen. Daarnaast diende eisende partij de onderliggende facturen te verstrekken en de vraag te beantwoorden of de vordering mede is gebaseerd op bepalingen in de algemene voorwaarden. Indien dat laatste het geval was, diende eisende partij toe te lichten op welke bepaling(en) een beroep wordt gedaan en toe te lichten waarom het beding volgens de eisende partij niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen.
2.2.
De eisende partij heeft het landelijke informatieformulier ingevuld, producties overgelegd en haar vordering bij akte nader toegelicht. Eisende partij heeft toegelicht dat er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen en heeft de facturen overgelegd. Daarnaast heeft eisende partij toegelicht dat de vordering niet gebaseerd is op bepalingen in de algemene voorwaarden.
2.3.
De eisende partij heeft gezien het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter thans voldoende informatie verschaft. Het gevorderde komt de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat dit kan worden toegewezen als na te melden.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde partij, in zijn hoedanigheid van ouder/wettelijk vertegenwoordiger van de [minderjarige] , om aan eisende partij te betalen € 101,95 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 52,50 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde partij in zijn hoedanigheid van ouder/wettelijk vertegenwoordiger van de [minderjarige] , tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eisende partij begroot op € 103,07 aan dagvaardingskosten, € 121,00 aan vast recht en € 36,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.
typ/conc: 36330/TG
coll: