Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Coöperatieve Rabobank U.A.,statutair gevestigd te Amsterdam,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 maart 2020 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen Coöperatieve Rabobank U.A. en een gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van € 1.987,71, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter had eerder op 14 januari 2020 een tussenvonnis gewezen, waarin werd vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte en dat de eisende partij de vordering nader moest onderbouwen. De eisende partij heeft vervolgens een akte met specificatie van de vordering overgelegd en toegelicht dat de kredietovereenkomst op 26 december 2017 digitaal door de gedaagde partij was getekend. De gedaagde partij had een eerder krediet verhoogd naar € 1.900,- en was in gebreke gebleven met de terugbetaling.
De kantonrechter heeft overwogen dat een vervroegd opeisingsbeding alleen geldig is in specifieke gevallen, zoals genoemd in artikel 7:77 lid 1 sub c BW. In dit geval was er sprake van een kredietovereenkomst waarbij de betalingen binnen drie maanden na het ter beschikking stellen van de geldsom dienden plaats te vinden, waardoor het vervroegd opeisingsbeding geldig was. De eisende partij heeft voldoende informatie verschaft over de (pre)contractuele informatieverplichtingen, ondanks het ontbreken van het Esic-formulier, dat niet bewaard was gebleven door een fusie.
De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen en de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 2.000,89, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.