Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Coöperatieve Rabobank U.A.,statutair gevestigd te Amsterdam,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 10 maart 2020 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de Coöperatieve Rabobank U.A. en een gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van € 593,31, vermeerderd met rente en kosten, na een eerdere tussenvonnis op 14 januari 2020 waarin de kantonrechter de eisende partij had bevolen om de vordering nader te onderbouwen. De eisende partij diende aan te tonen dat voldaan was aan de zorgplicht van artikel 4:34 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en dat het vervroegd opeisingsbeding geldig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende informatie heeft verschaft en dat het vervroegd opeisingsbeding geldig was, omdat de overeenkomst onder de uitzonderingen van artikel 7:77 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek valt. De kantonrechter heeft de vordering van de eisende partij toegewezen, inclusief de proceskosten, en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde partij was niet verschenen, waardoor verstek is verleend.