ECLI:NL:RBNNE:2020:921

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
C/18/197243 / FA RK 20-392
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 24 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen, ingediend op 18 februari 2020, beoordeeld. De advocaat van de betrokkene stelde dat de medische verklaring niet voldeed aan artikel 5:8 Wvggz, omdat er geen persoonlijk onderzoek had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat de psychiater alles had gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht, gezien de omstandigheden waaronder de betrokkene zich bevond. De betrokkene, die lijdt aan schizofrenie, had ernstige verwaarlozing en acute maatschappelijke teloorgang ervaren. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 24 augustus 2020. De beschikking bevatte verschillende maatregelen, waaronder het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid van de betrokkene. De rechtbank oordeelde dat de voorgestelde maatregelen proportioneel en effectief waren, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 25 februari 2020, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Zaak-/rekestnr.: C/18/197243 / FA RK 20-392
Beschikking van
24 februari 2020,naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op […],
wonende aan de […]
thans verblijvende in de accommodatie […],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: […], kantoorhoudende te […].

1.Procesverloop

1.1
Op 3 februari 2020 heeft deze rechtbank een voortzetting van de crisismaatregel verleend tot en met 24 februari 2020.
1.2
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 18 februari 2020. De rechtbank concludeert dat de officier van justitie het onderhavige verzoek op grond van artikel 7:11 lid 1 Wvggz tijdig heeft ingediend.
1.3
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 13 februari 2020;
- het zorgplan d.d. 11 februari 2020;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in 5:15 Wvggz;
- een historisch overzicht met gegevens over eerder voor betrokkene afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een informatierapport CM/ZM van het Regionale Informatieknooppunt,
1.2.
Op 21 februari 2020 is ter griffie een aanvullend verzoekschrift van de officier van justitie ontvangen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 februari 2020 in de accommodatie van […].
Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door […]
- […], psychiater en zorgverantwoordelijke;
- […], psychiater;
- […], arts-assistent;
- […], verpleegkundige.
1.4
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet bij de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
1.5
De rechter heeft na het geven van de beslissing een kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg Wvggz uitgereikt.

2.Beoordeling

2.1
De advocaat van betrokkene stelt dat de medische verklaring niet voldoet aan artikel 5:8 Wvggz, omdat er geen persoonlijk onderzoek van betrokkene door de opsteller van de medische verklaring heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. In beginsel moet een persoonlijk onderzoek van de psychiater de basis zijn voor het opmaken van de medische verklaring. Betrokkene is langere tijd ongeoorloofd afwezig geweest en niemand wist waar hij was. Gezien de grote zorgen om betrokkene en omdat de fatale termijn om een zorgmachtiging in aansluiting op de voortzetting crisismaatregel dreigde te verlopen heeft de psychiater zich genoodzaakt gezien de informatie te verkrijgen via de behandelend psychiater, arts in opleiding tot specialist, de psychiater die de geneeskundige verklaring voor de crisismaatregel heeft opgesteld en de verpleegkundige van de afdeling. Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de psychiater alles heeft gedaan wat er redelijkerwijs van hem kan worden verwacht en dat er sprake is van zorgvuldig onderzoek.
2.2
Uit de overgelegde stukken en de verkregen inlichtingen tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie.
2.3
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstige verwaarlozing en acute maatschappelijke teloorgang.
2.4
Ter toelichting op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt.
Betrokkene heeft het gevoel uit meerdere persoonlijkheden te bestaan. Betrokkene lijkt continue bezig te zijn met een interne dialoog, waarbij hij bij elke beslissing die hij wil nemen moet onderzoeken bij welke persoonlijkheid van hem dit past. Dit kunnen kleine beslissing zijn ('wat ga ik drinken?'), maar ook grote ('waar ga ik wonen?'). Hierdoor staat hij telkens voor het dilemma wat te kiezen, waardoor hij soms letterlijk stil staat, maar ook figuurlijk geen verdere stappen in het leven kan maken. Betrokkene stagneert onder meer in het zoeken naar huisvesting, het oplossen van financiële problemen, het vinden van daginvulling en contactherstel met zijn kinderen. Betrokkene voelt zich af en toe hevig wanhopig door het gebrek aan regie over zijn eigen leven. Een medicamenteuze behandeling is van groot belang om het toestandsbeeld te bestrijden. Vanwege de twijfelzucht en angst ten aanzien van medicatie en daarmee het risico dat er geen medicamenteuze behandeling op gang komt, is een klinische opname noodzakelijk om het toestandsbeeld te stabiliseren.
2.5
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig (artikel 3:4 Wvggz).
2.6
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Echter, op grond van de verkregen aanvullende informatie tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat er minder vormen van verplichte zorg voor de hand liggen dan zoals thans in het zorgplan opgenomen en door de officier van justitie verzocht. De in het dictum opgenomen modaliteiten van verplichte zorg en duur daarvan voldoen aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, doelmatigheid en veiligheid.
2.7
Betrokkene verzet zich tegen het verlenen van zorg, hetgeen blijkt uit het feit dat betrokkene zich meerdere keren ongeoorloofd heeft onttrokken aan de opname en verplichte zorg. Daarom acht de rechtbank de uiting tijdens de mondelinge behandeling om op vrijwillige basis de behandeling te continueren onbetrouwbaar.
2.8
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De door de rechtbank hierna bepaalde vormen van verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9
Hetgeen namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.1
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 24 augustus 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op […],
3.2.
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie (6 maanden);
- het verrichten van medische controles (6 maanden)
- beperken van de bewegingsvrijheid (4 maanden);
- insluiten (4 maanden);
- uitoefenen van toezicht op betrokkene (6 maanden);
- onderzoek aan kleding of lichaam (4 maanden);
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen (4 maanden);
- opnemen in een accommodatie (4 maanden),
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 24 augustus 2020.
Deze beschikking is gegeven op 24 februari 2020 door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter, bijgestaan door R. Hooites als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.