ECLI:NL:RBNNE:2020:909

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
171130
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring van opname in gesloten jeugdhulp wegens gebrek aan schriftelijke kennisgeving en motivering

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige, geboren in 2006, die momenteel verblijft in een gesloten jeugdhulpsetting van de Woodbrookers. De kinderrechter heeft de beslissing van de jeugdhulpaanbieder tot opname van de jeugdige in een gesloten accommodatie vervallen verklaard, omdat de schriftelijke kennisgeving van deze beslissing ontbrak. De kinderrechter oordeelde dat zonder een deugdelijke motivering het niet mogelijk is om de beslissing te toetsen. Tevens werd overwogen dat er geen wettelijke basis is voor een time-out systeem waarbij de voorwaardelijke machtiging na de time-out weer 'herleeft'. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de jeugdhulpaanbieder de jeugdige niet op de juiste wijze heeft geïnformeerd over de opname en de redenen daarvoor, wat in strijd is met de Jeugdwet. Hierdoor is de opneming niet rechtmatig geweest en is het verzoek van de minderjarige om de opname te laten vervallen toegewezen. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat de bij beschikking van 6 december 2019 verleende voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en de daarbij geldende voorwaarden 'herleven'.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/171130 / FJ RK 20-83
datum uitspraak: 14 februari 2020
beschikking kinderrechter
in de zaak van
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] hierna te noemen [de minderjarige] ,
thans opgenomen en verblijvende in de accommodatie voor gesloten jeugdhulp van de Woodbrookers , gevestigd te [plaats 2] ,
bijgestaan door mr. K.E. Wielenga.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Leeuwarden,
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van [de minderjarige] van 28 januari 2020, binnengekomen bij de griffie op 28 januari 2020;
- een brief van de GI van 5 februari 2020, binnengekomen bij de griffie op 5 februari 2020.
1.2.
Op 12 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- namens de minderjarige, mr. M.J. Buitenhuis ter vervanging van mr. Wielenga,
- namens de GI, [de jeugdzorgwerker] .
1.3.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de minderjarige [de minderjarige] ,
- de moeder.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[de minderjarige] verblijft momenteel bij de Woodbrookers .
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 4 oktober 2019 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 17 oktober 2020.
2.4.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 december 2019 een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 6 december 2019 tot 6 juni 2020. In deze beschikking heeft de kinderrechter overwogen dat van een voorwaardelijke machtiging slechts eenmaal gebruik kan worden gemaakt, omdat de machtiging bij opname van de jeugdige converteert naar een 'reguliere' machtiging gesloten jeugdhulp. De jeugdhulpaanbieder kan de geconverteerde machtiging daarna wel schorsen. In beide gevallen geldt er een meldingsplicht aan de advocaat van de minderjarige.

3.Het verzoek

3.1.
[de minderjarige] , daarin bijgestaan door haar advocaat, heeft verzocht om de beslissing van de jeugdhulpaanbieder tot opneming in een gesloten accommodatie dan wel de beslissingen tot verlenging van haar verblijf in een gesloten accommodatie geheel vervallen te verklaren.
3.2.
Ter motivering van het verzoek is aangevoerd dat [de minderjarige] is opgenomen in de gesloten jeugdhulp setting van de Woodbrookers , omdat zij een (niet werkende) mobiel in bezit had. De advocaat is hiervan omstreeks 13 januari 2020 telefonisch op de hoogte gebracht door [de minderjarige] . Gedurende de opneming is in de kamer van [de minderjarige] nog een mobiele telefoon en een losse simkaart aangetroffen. De Woodbrookers heeft daarop de beslissing genomen dat de time-out plaatsing van aanvankelijk één week, met nog één maand zal worden verlengd. De advocaat is hiervan telefonisch op de hoogte gebracht. Eind januari 2020 wordt aan [de minderjarige] medegedeeld dat haar verblijf in de gesloten jeugdinstelling nogmaals zal worden verlengd met één maand. Een reden waarom, is haar niet verstrekt en ook de advocaat is hierover niet op de hoogte gesteld. De advocaat heeft ter zitting aangegeven dat [de minderjarige] nimmer een schriftelijke beslissing heeft ontvangen; niet van de eerste opneming en niet van de daarop volgende verlengingen van de opneming.

4.Het standpunt van de belanghebbende

4.1.
De GI heeft ter zitting het volgende aangevoerd. De GI is door de Woodbrookers telefonisch op de hoogte gebracht van het feit dat [de minderjarige] in de gesloten jeugdhulp setting is opgenomen, omdat er een mobiel was aangetroffen. De GI was - evenals [de minderjarige] - in de veronderstelling dat het verblijf in geslotenheid zou dienen als time-out en slechts één week zou duren. Dit is door de Woodbrookers ook zo gecommuniceerd. Op aandringen van de GI heeft de Woodbrookers per e-mail kort de redenen voor opneming ontvangen. De GI is nimmer op de hoogte gesteld van de beslissing dat [de minderjarige] voor een langere duur binnen de geslotenheid zou moeten verblijven en kwam daar recent achter (nadat zij kennisnamen van het onderhavige verzoek van [de minderjarige] ). Gelet op de kwetsbaarheid van [de minderjarige] in combinatie met de mogelijke invloeden vanuit andere jongeren binnen de geslotenheid (en het zorgelijke netwerk waarin zij zich mogelijk begeven) is het van groot belang dat [de minderjarige] zo spoedig mogelijk terugkeert naar de open jeugdhulp setting. Tot slot heeft de gezinsvoogd de wenselijkheid uitgesproken van herleving van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 6.1.6, tweede lid Jeugdwet (Jw) neemt de jeugdhulpaanbieder de jeugdige op in een gesloten accommodatie, indien door de naleving van de voorwaarden buiten de gesloten accommodatie de ernstige belemmering van de ontwikkeling naar volwassenheid als gevolg van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, niet langer kan worden afgewend en de jeugdige zich onttrekt of door anderen wordt onttrokken aan de jeugdhulp. Daarnaast kan de jeugdhulpaanbieder de jeugdige ingevolge artikel 6.1.6, derde lid Jw opnemen wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft waardoor de jeugdige ernstig wordt belemmerd in de ontwikkeling naar volwassenheid en deze ernstige belemmering niet buiten de gesloten accommodatie kan worden afgewend.
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.6, vierde lid Jw stelt de jeugdhulpaanbieder zich voorafgaand aan de opneming op de hoogte van de actuele toestand van de ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de jeugdige heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.
5.3.
Op grond van artikel 6.1.6, zesde lid Jw stelt de jeugdhulpaanbieder, uiterlijk vier dagen na zijn beslissing de jeugdige op te nemen, de jeugdige daarvan schriftelijk in kennis onder mededeling van de redenen van de beslissing. Een afschrift van de mededeling wordt zo spoedig mogelijk gezonden aan de verzoeker van de machtiging, de advocaat van de jeugdige en aan de griffier van de rechtbank die de voorwaardelijke machtiging heeft verleend.
5.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.7, eerste lid Jw kan de kinderrechter de opneming als bedoeld in artikel 6.1.6, tweede of derde lid Jw op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger of de jeugdige geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
5.5.
Uit de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de jeugdhulpaanbieder [de minderjarige] omstreeks 12 januari 2020 heeft doen opnemen in een gesloten accommodatie van de Woodbrookers . De rechtmatigheid van die beslissing staat in dit geding centraal.
5.6.
De kinderrechter overweegt dat uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat ten tijde van het verblijf van [de minderjarige] op de open groep van de Woodbrookers een telefoon bij haar is aangetroffen. Niet ter discussie staat dat [de minderjarige] daarmee een voorwaarde van de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp heeft overtreden. Kennelijk heeft de Woodbrookers hierin aanleiding gezien de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp te converteren naar een gesloten machtiging. [de minderjarige] , de rechtbank en de andere belanghebbenden zijn van deze beslissing niet schriftelijk in kennis gesteld op de in artikel 6.1.6, zesde lid, Jw, voorgeschreven wijze. Tot op heden ontbreekt de schriftelijke kennisgeving van de beslissing om [de minderjarige] te doen opnemen in de gesloten jeugdhulp accommodatie.
5.7.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever het van groot belang heeft geacht dat de schriftelijke kennisgeving de motieven voor de beslissing bevat en dat zulks nodig is om in rechte tegen de beslissing te kunnen opkomen (TK 2012-2013, 33684, nr. 3, blz. 192). Voorts volgt uit wetsgeschiedenis dat in het kader van de verplichting bedoeld in artikel 6.1.6, vierde lid, Jw aspecten als de subsidiariteit en proportionaliteit van de gedwongen opneming in ogenschouw moeten worden genomen. Daaraan voegt de kinderrechter toe dat, tegen die achtergrond bezien, zonder schriftelijke kennisgeving die berust op een deugdelijke en voor [de minderjarige] en andere belanghebbenden kenbare motivering, het voor de kinderrechter niet mogelijk is om de beslissing tot opneming te toetsen.
5.8.
De kinderrechter is van oordeel dat gelet op vorenstaande de opneming van [de minderjarige] in een gesloten jeugdhulp setting, niet met in achtneming van de eisen die de Jeugdwet daaraan stelt heeft plaatsgevonden. Deze vaststelling brengt met zich mee dat het verzoek van [de minderjarige] om de opneming geheel vervallen te verklaren, zal worden toegewezen. Voorts overweegt de kinderrechter dat er geen wettelijke basis is om een gesloten plaatsing nadat een voorwaardelijke machtiging is omgezet te verlengen, zoals de Woodbrookers kennelijk doet. Op grond van artikel 6.1.6, vijfde lid, Jw vindt de opneming plaats voor ten hoogste de resterende duur van de voorwaardelijke machtiging. Wel kan de jeugdhulpaanbieder de omgezette machtiging schorsen.
5.9.
De kinderrechter heeft niet de mogelijkheid geboden een familiegroepsplan op te stellen, omdat de belangen van [de minderjarige] geschaad worden indien hier op moet worden gewacht.
5.10.
De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad.
5.11.
Dit oordeel heeft tot gevolg dat de bij beschikking van 6 december 2019 verleende voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp en de daarbij geldende voorwaarden 'herleven'. Er is geen titel meer om [de minderjarige] nog langer op te nemen in de gesloten jeugdhulp.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verklaart de beslissing van de jeugdhulpaanbieder ( Woodbrookers ), gevestigd te [plaats 1] , tot opneming van [de minderjarige] in de gesloten jeugdhulp, geboren op [geboortedatum] 2006 te [plaats 1] , vervallen;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 704