In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vaststelling van een subsidie voor de restauratie en herbestemming van een monumentaal pand. Eiser, eigenaar van het pand, had op basis van de Uitvoeringsregeling subsidie behoud/herbestemming karakteristiek bezit in Drenthe 2017-2020 subsidie aangevraagd voor de restauratie en herbestemming van het pand als een woning met bed and breakfast. De rechtbank oordeelde dat de door eiser overgelegde kostenoverzichten niet deugdelijk en volledig waren, omdat niet alle posten met bewijsstukken waren onderbouwd. Tevens was het project ten tijde van de subsidievaststelling niet volledig afgerond, aangezien een geprojecteerde extra badkamer niet was gerealiseerd.
De rechtbank concludeerde dat verweerder, het college van gedeputeerde staten van de provincie Drenthe, in redelijkheid had kunnen besluiten dat eiser € 50.192,77 aan teveel ontvangen voorschotten diende terug te betalen. Ondanks de gebreken in de verantwoording had verweerder uit coulance de subsidie vastgesteld op € 39.610,19, omdat eiser dat bedrag voldoende deugdelijk had verantwoord. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat eiser niet volledig aan de prestatieverantwoording had voldaan en dat verweerder voldoende inzichtelijk had gemaakt hoe hij tot de vaststelling van de bedragen was gekomen.
De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke verantwoording van subsidiebestedingen en de verplichtingen van de subsidieontvanger om aan de voorwaarden van de subsidie te voldoen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken, gezien het ongegrond verklaren van het beroep.