ECLI:NL:RBNNE:2020:845

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2020
Publicatiedatum
25 februari 2020
Zaaknummer
LEE 20/128
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot kappen van 180 bomen wegens gebrek aan zorgvuldigheid en bevoegdheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 17 februari 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Stichting Bomenridders Groningen. De stichting had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland, dat op 3 december 2019 een omgevingsvergunning had verleend voor het kappen van 180 bomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het primaire besluit onzorgvuldig was voorbereid en dat er een gebrek was in de ondertekening, waardoor de bevoegdheid om het besluit te nemen in twijfel werd getrokken. Tijdens de zitting op 10 februari 2020 werd erkend dat het besluit niet conform het mandaatbesluit was genomen, wat leidde tot de conclusie dat er een bevoegdheidsgebrek was. De voorzieningenrechter stelde vast dat de vergunningverlening niet voldoende was onderbouwd en dat er geen rapportage was over de waarde van de bomen die gekapt zouden worden. Gezien de onomkeerbare gevolgen van het kappen van de bomen, besloot de voorzieningenrechter het besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die op € 1.024,- werden begroot, en het griffierecht van € 354,- moest worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/128
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

Stichting Bomenridders Groningen, te Groningen, verzoekster

(gemachtigde: mr. P. Mendelts),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Het Hogeland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan gemeenten Het Hogeland een omgevingsvergunning verleend voor het vellen van 180 bomen (diverse soorten) op verschillende locaties in de gemeente Het Hogeland.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2020. Namens verzoekster is [naam vertegenwoordiger verzoekster] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder 1] en [naam vertegenwoordiger verweerder 2] .

Overwegingen

1.1.
De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Op 8 november 2019 heeft de gemeente Het Hogeland een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het kappen van 180 bomen op verschillende locaties in de gemeente Het Hogeland. De aanvraag is voorzien van een lijst van de bomen die gekapt moeten worden.
1.2
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.1
Verzoekster stelt dat de vergunning onbevoegd, want niet krachtens geldig mandaat, is genomen. Diegene die het besluit heeft genomen heeft daarbij zijn functie niet genoemd. Dit is strijdig met artikel 6 van het Algemeen mandaatbesluit en bovendien valt op deze wijze niet te controleren of deze persoon één van de functionarissen is die genoemd is in bijlage 1 van het Ondermandaatbesluit. Verder bestrijdt verzoekster dat de ondertekenaar van het besluit, [naam ondertekenaar] , één van de functionarissen is die in bijlage 1 is genoemd. Het besluit is bovendien ondertekend bij afwezigheid van de functionaris, zodat ook om deze reden het besluit niet krachtens geldig mandaat is genomen.
3.2
Verweerder heeft ter zitting erkend dat het besluit niet conform het mandaatbesluit is genomen; de persoon die het besluit heeft genomen heeft de functie teamcoach, zij is derhalve wel bevoegd het besluit te nemen maar zij had zelf haar handtekening moeten plaatsen. Diegene die in afwezigheid het besluit heeft ondertekend heeft als functie "regisseur" en is op grond van het Ondermandaatbesluit wel bevoegd om dergelijke besluiten te nemen.
3.3.
Op grond van artikel 4:11, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Het Hogeland 2019 (APV) is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen.
In artikel 1:1 onder b van de APV is bepaald dat het bevoegd gezag het bestuursorgaan is, dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
Op grond van artikel 2.4, eerste lid van de Wabo, voor zover relevant, beslissen Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, op de aanvraag om een omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 6, aanhef en eerste lid, van het Algemeen mandaatbesluit worden krachtens mandaat genomen besluiten, waarbij de bevoegdheid namens het college wordt uitgeoefend, geredigeerd en ondertekend als volgt:
Burgemeester en wethouders van Het Hogeland, namens dezen, de handgeschreven handtekening van gemandateerde, gevolgd door functie en naam van de gemandateerde.
Ingevolge artikel 3, eerste lid van het Ondermandaatbesluit Het Hogeland wordt aan de directeuren, teamcoaches, concerncontroller, functionaris gegevensbescherming en programmamanagers mandaat verleend voor de aangelegenheden die vallen binnen hun werkgebied.
3.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het besluit niet conform artikel 6 aanhef en eerste lid van het Algemeen mandaatbesluit is genomen. Aan het besluit kleeft een bevoegdheidsgebrek.
4.1.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat bij de vergunningverlening niet is gesteld, noch onderbouwd dat de gronden waarop een dergelijke vergunning kan worden verleend, namelijk de belangen die in artikel 1:8 van de APV van Het Hogeland worden genoemd, hier ook daadwerkelijk van toepassing zijn, en dat dat zeker niet per individuele boom beoordeeld is. Uit de inventarislijst blijkt volgens verzoekster juist dat er ook op andere gronden bomen worden gekapt. Voorts heeft verzoekster aangegeven dat in en rond de betreffende bomen talloze diersoorten zitten en dat de kap van de bomen en het verwijderen van houtopstanden indruist tegen de doelstellingen zoals geformuleerd in het Klimaatakkoord van Parijs en in andere klimaatverdragen.
4.2.
Op grond van artikel 2.2, eerste lid onder g van de Wabo geldt, voor zover het op grond van een bepaling in een gemeentelijke verordening verboden is een houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een dergelijk project uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
Op grond van artikel 4:11, eerste lid van de APV Het Hogeland is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen.
Op grond van artikel 4:11, vijfde lid van de APV kan de vergunning in afwijking van
artikel 1:8 worden geweigerd op grond van:
a.de natuurwaarde van de houtopstand;
b.de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c.de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
d.de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e.de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f.de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand; of
g.de door het bevoegd gezag vastgestelde bomenlijst.
4.4.
Ter motivering van het besluit heeft verweerder verwezen naar de controlelijst die is ingevuld. Hierin is onder meer aangekruist waar de boom staat en om welke reden de boom gekapt moet worden. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat voorafgaand aan het primaire besluit de bomen in het gebied zijn geïnventariseerd en beoordeeld op verschillende weigeringsgronden.
4.5.1.
De voorzieningenrechter begrijpt het standpunt van verzoekster aldus dat zij meent dat de houtopstand tenminste natuurwaarde heeft en dat uit het besluit niet blijkt dat verweerder hieraan getoetst heeft.
4.5.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat uit het oogpunt van een zorgvuldige beoordeling van een aanvraag om een vergunning voor het kappen van bomen mag worden verwacht dat een inventarisatie wordt gemaakt van de te kappen bomen, dat op deskundige wijze wordt vastgesteld wat de waarde van deze bomen is en wordt bezien of een eventueel verlies aan bomenwaarde via herplanting gecompenseerd kan worden. In verband met de kenbaarheid en toetsbaarheid van zo’n onderzoek mag tevens worden verwacht dat daarvan een rapport wordt opgemaakt, waarin de vastgestelde bomenwaarden en eventuele compensatiemogelijkheden inzichtelijk worden gemaakt.
4.5.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat een dergelijke rapportage ontbreekt. Daarmee moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter worden geconcludeerd dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest en het besluit een kenbare en draagkrachtige motivering ontbeert. Op de zogenaamde controlelijst is enkel de reden aangekruist waarom een boom moet worden gekapt. Niet blijkt dat onderzoek is verricht naar de verschillende waarden, die worden genoemd in artikel 4:11, vijfde lid van de APV en hoe deze waarden zich verhouden tot de belangen van de gemeente Het Hogeland om de bomen te kappen. Op deze wijze kan de voorzieningenrechter evenmin toetsen of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten vergunning te verlenen voor het kappen van de bomen.
5. De voorzieningenrechter acht het niet op voorhand uitgesloten dat bovenstaande gebreken in het nog te nemen besluit op bezwaar kunnen worden hersteld. In dat geval kan er reden zijn om van schorsing van de verleende kapvergunning af te zien. Gelet echter op de onomkeerbare gevolgen van het kappen van de bomen ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het besluit te schorsen tot zes weken nadat de beslissing op het bezwaar van verzoekster is bekendgemaakt.
6. Nu het verzoek wordt toegewezen zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 512,- per punt). Tevens dient verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
 schorst het bestreden besluit tot zes weken nadat de beslissing op het bezwaarschrift is bekendgemaakt;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.024,- ;
 bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door hen betaalde griffierecht van € 354,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.