ECLI:NL:RBNNE:2020:811

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
18/830182-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, ontuchtige handelingen en mishandeling met verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 24 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, ontuchtige handelingen met een bewusteloze persoon en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die in de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 september 2019 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, veroordeeld moest worden. De verdachte had herhaaldelijk contact opgenomen met het slachtoffer, ondanks een contactverbod, en had haar gevolgd en lastiggevallen. Daarnaast heeft hij ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, terwijl zij zich in een staat van bewusteloosheid bevond door medicatie die hij haar had toegediend. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, gezien zijn psychologische toestand en de aanbevelingen van deskundigen. De straf die werd opgelegd bestond uit een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. Tevens werd de verdachte verplicht tot opname in een zorginstelling en kreeg hij een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer voor immateriële schade, vastgesteld op € 4.000,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830182-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 februari 2020 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden, te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
10 februari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.S Slinkman, advocaat te Hoogezand. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 september 2019 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- langs de woning van die [slachtoffer] te fietsen en/of te rijden en/of te lopen, soms meermalen per dag en/of zich (telkens) bij de woning van die [slachtoffer] op te houden en/of langs de bushalte te rijden waar [slachtoffer] stond en te vragen of ze mee wilde rijden en/of
- dagelijks meermalen berichten te versturen via de app (ook 's nachts) met ondermeer als inhoud: "Slaap lekker meid. Ik mis jullie. Had ik je gisteravond wakker gemaakt" en/of "Ik wil met je praten" en/of "Waarom reageer je niet" en/of "Moet je morgen werken" en/of
" Wat voor onderzoek heb je gehad in het ziekenhuis" en/of "Ben je met de buurtjes weg. Je zag er leuk uit" en/of
- dagelijks meermalen mailberichten te sturen met ondermeer als inhoud: "Ik heb nog AH zegels voor je" en/of "Waarom heb je niet gereageerd op mijn mail" en/of "Ik wil zeggen dat ik bij je huis ben geweest" en/of "Wil met je praten en/of "Wil je groente en/of tompoezen en/of "Dat hij haar op zou halen voor een etentje van het werk" en/of "Ik bewonder je elke dag in alles wat je doet" en/of "Doe jij nog wel jouw tuinhekje dicht voordat je rare enge gasten achter jouw huis hebt staan" en/of
- door telkens mailberichten te eindigen met een x en/of
- zich in te schrijven bij dezelfde woningbouwvereniging als die [slachtoffer] en/of te reageren op een contactadvertentie van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] telkens in de gaten te houden en/of meermalen in de tuin van die [slachtoffer] te staan en/of
- die [slachtoffer] meermalen op haar werk te bezoeken en/of
- achter de bus aan te rijden waar die [slachtoffer] in zat en/of
zulks terwijl verdachte een contactverbod had met uitzondering wanneer het over hun dochter ging en/of met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand augustus 2015 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het losmaken van de BH en/of broek van die [slachtoffer] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand augustus 2015 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] van wie hij verdachte wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, ontuchtige handelingen te plegen,
- temazepam in de rosé of koffie van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
- de BH en/of broek van die [slachtoffer] heeft losgemaakt, terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, [slachtoffer] heeft mishandeld door een hoeveelheid oxazepam en/of temazapam op te lossen in koffie en te geven aan die [slachtoffer] , zulks terwijl die [slachtoffer] ook antidepressiva gebruikte, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] onwel is geworden en opgenomen diende te worden in het ziekenhuis en/of schade voor de gezondheid heeft ondervonden en/of de gezondheid van die [slachtoffer] is benadeeld;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten dat de lichamelijke toestand of bewustzijn van [slachtoffer] zou veranderen en/of onwel is geworden en/of naar het ziekenhuis moest door het oplossen van een hoeveelheid oxazepam en/of temazepam in koffie en/of dit te geven aan die [slachtoffer] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 geen sprake is geweest van een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] , maar slechts van een afspraak tussen verdachte en [slachtoffer] om geen contact te hebben.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
T.a.v. feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 februari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 juli 2018, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier met nummer 2018133114 d.d. 18 september 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 8 maart 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 22 juli 2019, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 11 september 2019, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank van oordeel dat, anders dan door de raadsman is betoogd, wel sprake is geweest van een contactverbod, nu verdachte met aangeefster overeen is gekomen dat hij geen contact met haar op zou nemen met uitzondering van contact over hun dochter [naam] . Dat dit contactverbod tot stand is gekomen naar aanleiding van een civiele procedure maakt dit oordeel van de rechtbank niet anders.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 10 september 2019 te Hoogezand, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- langs de woning van die [slachtoffer] te fietsen en te rijden en te lopen, soms meermalen per dag en zich telkens bij de woning van die [slachtoffer] op te houden en langs de bushalte te rijden waar [slachtoffer] stond en te vragen of ze mee wilde rijden en
- dagelijks meermalen berichten te versturen via de app (ook 's nachts) met onder meer als inhoud: "Slaap lekker meid. Ik mis jullie. Had ik je gisteravond wakker gemaakt" en "Ik wil met je praten" en "Waarom reageer je niet" en "Moet je morgen werken" en "Wat voor onderzoek heb je gehad in het ziekenhuis" en "Ben je met de buurtjes weg. Je zag er leuk uit" en
- dagelijks meermalen mailberichten te sturen met onder meer als inhoud: "Ik heb nog AH zegels voor je" en "Waarom heb je niet gereageerd op mijn mail" en "Ik wil zeggen dat ik bij je huis ben geweest" en "Wil met je praten" en "Wil je groente en tompoezen" en "Dat hij haar op zou halen voor een etentje van het werk" en "Ik bewonder je elke dag in alles wat je doet" en "Doe jij nog wel jouw tuinhekje dicht voordat je rare enge gasten achter jouw huis hebt staan” en
- door telkens mailberichten te eindigen met een x en
- zich in te schrijven bij dezelfde woningbouwvereniging als die [slachtoffer] en te reageren op een contactadvertentie van die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] telkens in de gaten te houden en meermalen in de tuin van die [slachtoffer] te staan en
- die [slachtoffer] meermalen op haar werk te bezoeken en
- achter de bus aan te rijden waar die [slachtoffer] in zat
zulks terwijl verdachte een contactverbod had, met uitzondering wanneer het over hun dochter ging, en met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden;
2.
hij in augustus 2015 te Hoogezand, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid verkeerde, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het losmaken van de bh en broek van die [slachtoffer] ;
3.
hij op 28 januari 2016 te Hoogezand, [slachtoffer] heeft mishandeld door een hoeveelheid oxazepam en temazepam op te lossen in koffie en te geven aan die [slachtoffer] , zulks terwijl die [slachtoffer] ook antidepressiva gebruikte, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] onwel is geworden en opgenomen diende te worden in het ziekenhuis en de gezondheid van die [slachtoffer] is benadeeld.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. belaging;
2 primair. met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid verkeert ontuchtige handelingen plegen;
3 primair. mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, feit 2 primair en feit 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, alsmede oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van een contactverbod met de dochter van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich ten eerste in een periode van ruim drie en een half jaar schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-partner, aangeefster [slachtoffer] . Daarbij heeft verdachte niet alleen veelvuldig telefonisch en via de mail contact opgenomen met aangeefster, maar ook is hij bijna dagelijks langs de woning van aangeefster gegaan en is hij haar gevolgd om zich in haar nabijheid te kunnen begeven en haar in de gaten te kunnen houden. Verdachte bleef aangeefster belagen, zelfs nadat de voorzieningenrechter bepaald had dat verdachte slechts nog contact mocht opnemen met aangeefster indien het hun dochter [naam] betrof, welke afspraak met instemming van verdachte en aangeefster tot stand is gekomen. Door te handelen als voornoemd heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven doordrongen te zijn van het feit dat zijn toenaderingen ongewenst waren en achterwege hadden moeten worden gelaten. Dit baart de rechtbank zorgen en rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met aangeefster [slachtoffer] , terwijl hij wist dat zij zich in staat van bewusteloosheid bevond als gevolg van medicatie die verdachte haar had toegediend. Verdachte heeft daarmee op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van aangeefster, die wakker werd met haar broek open en haar bh los zonder te weten wat er met haar was gebeurd. Verdachtes handelen is enkel gericht geweest op het bevredigen van zijn eigen gevoelens en hij heeft op geen enkele wijze oog gehad voor de gevoelens van aangeefster. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het benadelen van de gezondheid van aangeefster [slachtoffer] door een zeer hoge dosis medicijnen op te lossen in haar koffie, zonder haar medeweten en toestemming, en dat aan haar te geven, ten gevolge waarvan zij opgenomen moest worden in het ziekenhuis. Door zo te handelen, terwijl verdachte zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de mogelijke nadelige gevolgen van het toedienen van deze dosis medicijnen, heeft verdachte niet alleen een grove inbreuk gemaakt op aangeefsters lichamelijke integriteit, maar ook grote risico's genomen met betrekking tot haar gezondheid.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het psychologisch Pro Justitiarapport van
C. Sipma, GZ-psycholoog, opgemaakt op 25 november 2019, welk rapport is geschreven naar aanleiding van de ten laste gelegde stalking. Uit voornoemd rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met gemengde persoonlijkheidskenmerken en dat verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. De psycholoog acht het zeer waarschijnlijk dat er een causale relatie bestaat tussen het gepleegde feit en de gebrekkige ontwikkeling van verdachte. De psycholoog adviseert het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over, maakt die tot de hare en verklaart verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat verdachte niet alleen verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de stalking, maar ook ten tijde van het plegen van feit 2 primair en feit 3 primair, welke feiten kort voorafgaand aan dan wel in dezelfde periode zijn gepleegd.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van Verslavingszorg Noord-Nederland d.d. 16 januari 2020 en de door deskundige Bomhof gegeven toelichting daarop ter terechtzitting. Hieruit volgt dat de kans op herhaling, alsmede de kans op letselschade en op onttrekking aan de voorwaarden thans als hoog wordt ingeschat en hoog zal blijven zonder passende behandeling. De reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in zorginstelling Trajectum of een soortgelijke zorginstelling, een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] en met verdachtes dochter, alsmede een locatieverbod met elektronische controle voor het gebied binnen een straal van 300 meter van het huis van aangeefster [slachtoffer] .
De rechtbank stelt voorop dat zij van oordeel is dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten en de lange periode waarbinnen de feiten zijn gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak in beginsel slechts oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Nu uit de adviezen van de deskundigen blijkt dat het noodzakelijk is dat verdachte (langdurig) wordt behandeld en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een groot gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk moet worden opgelegd met daaraan gekoppeld een klinische opname, een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] en een locatieverbod voor het gebied rondom aangeefsters woonadres.
De rechtbank zal geen contactverbod opleggen met verdachtes dochter [naam] . De rechtbank overweegt hierbij dat aan het advies van de reclassering tot een contactverbod met [naam] geen advies van bijvoorbeeld de Raad van de Kinderbescherming ten grondslag ligt waaruit blijkt dat voor [naam] contact met haar vader onwenselijk zou zijn. Bovendien zijn er alternatieven denkbaar voor het in stand kunnen houden van contact tussen verdachte en zijn dochter, zonder dat daarbij contact plaatsvindt tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer] . De rechtbank ziet daarnaast geen aanleiding om, gelet op het langdurige behandeltraject dat zal plaatsvinden, aan het locatieverbod elektronische controle te verbinden.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf een proeftijd verbinden van vijf jaren, nu er gelet op verdachtes problematiek en de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf van na te noemen duur passend en geboden.
Benadeelde partij
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 448,01 ter vergoeding van (materiele) advocaatkosten gemaakt in het kader van de procedures over het contact- en straatverbod bij de civiele rechter alsmede een bedrag van € 79,27 voor reiskosten.
Voorts wordt een bedrag van € 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade gevorderd, een en ander vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor zover het betreft de gevorderde advocaatkosten. De raadsman heeft daarnaast betoogd dat de gevorderde immateriële schade gematigd dient te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde materiële kosten, voor zover deze betrekking hebben op de eerdere civiele procedures niet voor toewijzing in aanmerking komen. In deze civiele procedures zijn partijen overeengekomen dat de partijen ieder hun eigen kosten dragen. De rechtbank wijst de gevorderde materiële kosten van € 461,51 (€ 448,01 aan advocaatkosten en € 13,50 aan reiskosten naar de civiele zitting) daarom af.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank stelt de hoogte van de schade naar billijkheid vast op
€ 4.000,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank merkt de gevorderde reiskosten die samenhangen met onderhavige strafzaak aan als proceskosten. De rechtbank wijst de reiskosten voor het bijwonen van de pro-formazitting en de inhoudelijke zitting af. De benadeelde partij heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door een medewerker van Slachtofferhulp Nederland en heeft zich in die zin bediend van een gemachtigde. Daarom doet zich de situatie als bedoeld in artikel 238 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor en komen deze kosten niet als proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank is van oordeel dat de overige gevorderde reiskosten wel voor vergoeding in aanmerking komen en veroordeelt verdachte derhalve in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op
€ 24,97, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 247, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op vijf jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende twee jaren, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal laten opnemen in een locatie van Trajectum of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst acht, werkt veroordeelde mee aan indicatiestelling en plaatsing;
2. dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1968, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
3. dat de veroordeelde zich niet zal bevinden binnen een straal van 300 meter van het woonadres van [slachtoffer] , te weten [straatnaam] , [woonplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.000,- (zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2016.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 24,97.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 4.000,- (zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2016, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 4.000,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Bracht, voorzitter, mr. O.J. Bosker en
mr. R.R. van der Heide, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2020.