ECLI:NL:RBNNE:2020:791

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
18/730081-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, mishandeling en bedreiging binnen een gezinssituatie met alcoholmisbruik

Op 21 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag, mishandeling en bedreiging. De verdachte heeft op 2 mei 2019 in Leeuwarden geprobeerd zijn slachtoffer, [slachtoffer 1], met een mes te doden door hem meerdere keren in de rug te steken. Dit gebeurde in de woning van het slachtoffer, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, binnendrong. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. Naast de poging doodslag werd de verdachte ook veroordeeld voor het mishandelen van zijn echtgenote, [slachtoffer 3], en het bedreigen van haar met de dood. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zijn echtgenote meerdere keren had geslagen en haar had bedreigd met de woorden dat hij haar zou vermoorden en mensen op haar af zou sturen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte een gevaar vormde voor de samenleving, gezien zijn eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven en zijn alcoholmisbruik. De rechtbank besloot ook dat het in beslag genomen mes, dat gebruikt was bij de poging doodslag, aan het verkeer moest worden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730081-19
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/720157-19 en 18/730182-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 10/741351-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 augustus 2019 en 7 februari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.J. Morra, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/730081-19
1.
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het bovenlichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1] ), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het bovenlichaam heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 1] en/of een of meer andere perso(o)n(en) die verdachte verdenkt van het verkrachten van zijn vrouw, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door in het bijzijn van een of meer politieambtena(a)r(en) meermalen dreigend
de woorden te uiten -zakelijk weergegeven- "Wat zou jij doen als je vrouw gedrogeerd wordt en door zeven man voor je ogen wordt verkracht. Als ik vrij kom maak ik hun allemaal af. Ze kunnen beter beginnen hun eigen graf te graven, want ik ga hun levens halen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of vervolgens een of meer politieambtena(a)r(en) dreigend de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- "Jullie hebben geen respect voor mij. Ik onthoud jullie gezichten en ik zoek jullie en je gezin op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
parketnummer 18/720157-19
1.
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (20 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte met een van zijn handen in een tas op zodanige wijze in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gewezen dat zij dacht dat hij een vuurwapen in die tas op haar gericht hield en daarbij/vervolgens die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven-: "en je geeft nu mijn geld terug" en/of "dat er twintig Joegoslaven zouden komen die de tent kapot zouden komen slaan en anders haar wel" en/of "dat die Joegoslaven anders haar kinderen wel zouden gaan volgen en die wat aan zouden doen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 2 mei 2019 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk en wederrechtelijk de centrale toegangsdeur van een pand ( [straatnaam] , aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
parketnummer 18/730182-18
1.
hij op of omstreeks 2 augustus 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, zijn echtgenoot/levensgezel, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door (meermalen) op/tegen het (voor)hoofd te slaan en/of te duwen en/of op/tegen de linkerkant van het gezicht en/of het linkeroog te slaan en/of te duwen en/of in/bij de nek te slaan of vast te pakken en/of aan
de haren te trekken, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 2 augustus 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord je en ik stuur mensen op je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde
is gegaan;
3.
hij op of omstreeks 2 augustus 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 55d Strafvordering, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [slachtoffer 4] (hoofdagent van politie), die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft
verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.

Beoordeling van het bewijs

Parketnummer 18/730081-19 onder 2. (Bedreiging)
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de bedreigde [slachtoffer 1] niet daadwerkelijk van de bedreiging op de hoogte is geraakt. De politieambtenaren voelden zich door de uitlatingen van verdachte kennelijk niet bedreigd en hebben geen aangifte gedaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft zich daartoe aangesloten bij het requisitoir van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, met de officier van justitie en raadsman, het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Parketnummer 18/720157-19 onder 1. (afpersing)

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] en de verklaring van getuige [getuige 1] wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte aangeefster heeft gedwongen tot afgifte van geld door te doen alsof hij een vuurwapen in zijn tas had en dat hij met die tas dreigend in de richting van aangeefster heeft gewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor vrijspraak gepleit. De raadsman heeft daartoe betoogd dat het kan zijn dat verdachte zich in het café vervelend heeft gedragen en dat het voor aangeefster een onprettige situatie is geweest maar dat het bewijs voor afpersing ontbreekt. De kennelijke mondelinge bedreiging heeft verdachte pas gedaan toen hij het café verliet. Dat verdachte met een zogenaamd wapen in de tas zou hebben gedreigd is een eigen invulling geweest van aangeefster en de getuige. De getuige heeft bovendien niet uit eigen beweging over de bedreiging met de tas verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte bevond zich op 2 mei 2019 in het café van aangeefster [slachtoffer 2] . Hij was dronken en meende (wissel)geld tegoed te hebben van aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte zijn handen in een tas deed en dat zij de stellige indruk had dat hij in die tas een wapen had. Om die reden heeft aangeefster geld aan verdachte afgegeven. Verdachte heeft ontkend dat hij deed alsof er een wapen in de tas zat. Hij heeft verklaard dat hij in de tas van zijn vriendin naar geld zocht. De rechtbank constateert dat er sprake was van een zeer vervelende en intimiderende situatie. De rechtbank acht het voorstelbaar dat aangeefster en de getuige [getuige 1] door de handelingen van verdachte de indruk kregen dat verdachte een pistool in zijn tas had, maar de rechtbank acht het echter ook niet uitgesloten dat verdachte daadwerkelijk naar geld zocht. Om die reden kan in onvoldoende mate worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om aangeefster af te persen. Dat oogmerk kan ook niet afgeleid worden uit de woorden die verdachte heeft geuit toen hij het café verliet. De rechtbank is van oordeel dat deze uitlatingen niet als afpersingsmiddel kunnen worden gezien omdat verdachte deze heeft gedaan nadat hij geld had gekregen van aangeefster. De rechtbank daarom acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Parketnummer 18/730081-19 onder 1. primair (poging moord / doodslag)

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht een poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aangever verklaart dat verdachte hem in zijn woning twee keer in zijn rug heeft gestoken. Uit de letselverklaring blijkt dat aangever twee steekwonden in zijn rug heeft. Op de camerabeelden van de gang is te zien dat aangever zijn woning binnengaat en dat verdachte achter hem aanloopt. Verdachte heeft een voorwerp in zijn hand. Kort daarna vlucht aangever uit zijn woning. Hij wordt daarbij achtervolgd door verdachte. Op de camerabeelden van de gang is te zien dat, anders dan verdachte heeft verklaard, verdachte agressief is in de richting van aangever, dat verdachte aangever weer opzoekt en twee stekende bewegingen maakt. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze handelingen had verdachte opzet op de dood van aangever. Voor de voorbedachte raad ziet de officier van justitie onvoldoende harde aanwijzingen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/730081-19 onder 1. primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent aangever met een mes te hebben gestoken. Op de camerabeelden is ook niet te zien dat verdachte een mes bij zich had. Het is juist aangever die heeft uitgehaald met een pan en daarna verdachte met een mes in zijn jas heeft gestoken. Verdachte heeft het mes vervolgens afgepakt. Als de rechtbank toch tot een bewezenverklaring van het steken met een mes komt, dan kan dat hooguit als een poging tot zware mishandeling worden gekwalificeerd omdat er geen bewijs is voor voorbedachte raad en opzet op de dood. Dat verdachte 's middags in het café in een dronken bui uitkraamt dat hij er eentje neer wil steken, pleit juist tegen kalm en rustig beraad. Ook heeft verdachte niet de eerste gelegenheid benut om te steken en in de woning van aangever was het juist aangever die verdachte belaagde en niet andersom. Uit de verklaring van aangever blijkt niet hoe er gestoken is, als er al sprake is van steekwonden. Het letsel was gering en uit jurisprudentie blijkt dat het steken in de rug in vergelijkbare gevallen eerder als poging zware mishandeling dan als poging tot doodslag gezien moet worden.
Oordeel van de rechtbank
Algemene bewijsoverweging - betrouwbaarheid aangifte
Aangever heeft verklaard dat, nadat hij de deur van zijn kamer opende, verdachte hem volgde tot in zijn kamer. Aangever zag dat verdachte een mes in zijn hand had en dat verdachte meermalen met het mes uithaalde in de richting van de rug van aangever. Aangever hoorde verdachte schreeuwen 'Ik maak je af, ik maak je af'. Aangever voelde een brandende pijn in zijn rug. Aangever is toen zijn kamer uit gerend waarbij hij werd achtervolgd door verdachte. In de gang is aangever gevallen en weer opgestaan. In de gang werd aangever weer aangevallen door verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat aangever de agressor was. Aangever heeft hem in de woning eerst met een pan geslagen en heeft hem vervolgens met een mes bedreigd. Verdachte heeft verklaard dat hij het mes bij het snijgedeelte heeft vastgepakt en dat hij het mes in de daarop volgende worsteling van aangever heeft afgepakt. Daarna zou verdachte in de gang weer zijn bedreigd door aangever.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft in zijn verklaringen bij de politie wisselend verklaard over het slaan met de pan. In zijn eerste verklaring heeft verdachte verklaard dat hij door aangever is geslagen met een pan, maar in zijn tweede verklaring geeft hij aan dat het ook zo kan zijn dat aangever hem op 2 mei 2019 niet met een pan heeft geslagen en dat hij dingen door elkaar heeft gehaald. Verder verklaart verdachte dat aangever een mes had en dat verdachte het mes heeft afgepakt door het mes bij het snijgedeelte vast te pakken. In zo'n geval mogen andere, meer ernstige, verwondingen aan de hand worden verwacht dan, zoals door de politie is vastgesteld, enkel een kleine wond aan de wijsvinger. Dat aangever volgens verdachte de agressor was, vindt geen enkele steun in het dossier. Verdachte was dronken, opgefokt, wilde verhaal halen bij aangever en is daarom naar de woning van aangever gegaan. Op de camerabeelden is te zien dat aangever, achtervolgd door verdachte, zijn kamer uitrent. Verdachte gedraagt zich agressief door de vallende en vluchtende aangever weer op te zoeken en slaande dan wel stekende bewegingen te maken. Deze beelden weerleggen de verklaring van verdachte dat hij zich moest verdedigen tegen aangever en geven steun aan de verklaring van aangever dat hij door verdachte is aangevallen en gestoken met een mes. Uit onderzoek van de forensisch arts is gebleken dat aangever midden op zijn rug twee verwondingen heeft. Het letsel aan de rug kan volgens de arts passen bij de verklaring van aangever
De rechtbank acht de verklaring van aangever consistent en zijn verklaring wordt door andere objectieve bewijsmiddelen ondersteund. De rechtbank zal bij de beoordeling van het bewijs daarom uitgaan van de verklaring van aangever en zal de verklaring van verdachte ter zijde schuiven.
voorwaardelijke opzet op de dood
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte in een dronken en boze bui, met een mes van 15 tot 20 centimeter lang, viermaal een krachtige stekende beweging in de richting van de rug van aangever heeft gemaakt, waarbij aangever tweemaal midden in zijn rug ter hoogte van het schouderblad is gestoken.
De beantwoording van de vraag of dergelijke gedragingen de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. De rechtbank stelt voorop dat het met een mes in iemands rug steken naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans in zich bergt van de dood van het slachtoffer. In het bovenlichaam bevinden zich immers kwetsbare en vitale organen. Een verwonding aan dergelijke kwetsbare en vitale delen van het lichaam kan levensbedreigend zijn en gemakkelijk tot de dood leiden.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans op de dood van aangever, maar ook dat hij die kans ten tijde van zijn handelen bewust heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangever dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg, de dood, bewust heeft aanvaard.
Voorbedachten raad
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het bestanddeel voorbedachten raad. Weliswaar vormen de uitlatingen van verdachte eerder die dag dat hij iemand neer zou gaan steken en dat hij verhaal wilde halen, aanwijzingen dat verdachte met voorbedachten raad handelde, maar de rechtbank acht evengoed de kans aanwezig dat verdachte in een dronken en opgefokte bui impulsief heeft gehandeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 2 mei 2019 ben ik naar de woning van [slachtoffer 1] bij [benadeelde partij] gegaan. Ik was dronken en boos. Ik ging de woning van [slachtoffer 1] binnen. In de woning van [slachtoffer 1] ontstond een gevecht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 mei 2019, opgenomen op pagina 63 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2019111345, 2019111767, 2019114951 d.d. 25 juni 2019, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
Ik zag dat [verdachte] een mes in zijn linkerhand had. Ik zag dat dit een keukenmes was. Ik zag dat de snijkant van het mes gekarteld was. Ik zag dat het handvat zwart was. Ik schat dat het mes ongeveer 15 centimeter was inclusief handvat. Ik zag dat hij uithaalde met zijn linkerarm waarin hij ook het mes vast had. Ik hoorde dat hij tegen mij schreeuwde: "Ik maak je af , ik maak je af".
[…]
Ik voelde een brandende pijn in mijn rug. [verdachte] haalde met een behoorlijke kracht uit richting mijn rug. Ik voelde dat hij dit vier keer richting mijn rug uithaalde. Ik probeerde mij te verdedigen of weg te duwen maar dit lukte mij niet. [verdachte] is ook veel steviger dan mij. In de worsteling ben ik naar de voordeur gekomen. Ik wilde de gang oprennen. Ik struikelde en ben op de gang gevallen. Ik zag dat [verdachte] mij achterna kwam.
3. Een geneeskundige verklaring, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, op 6 juni 2019 opgemaakt en ondertekend door M.S.P. Löwik, forensisch arts i.o. voor zover inhoudend, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Naam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Geboortedatum : [geboortedatum] -1980
Datum onderzoek : 6 mei 2019
Adres : [straatnaam]
Woonplaats : [woonplaats]
Omschrijving van de toedracht:
In het kort: Duw van achteren gekregen, op de grond gevallen, geen letsel hiervan, opgestaan en door verdachte met een mes in de rug gestoken. Ambulance is geweest, ook naar de SEH geweest. Zou geluk hebben gehad dat het mes 2x op het ruggenwervel bot is gekomen. Op thoraxfoto geen problemen gezien.
[…]
Letselbeschrijving:
Locatie: achterzijde rug, bij ruggenwervel ter hoogte van het schouderblad.
Beschrijving: midden op de rug, links en rechts van het uitstekende deel van de ruggenwervel, een tweetal onderbrekingen van de huid. De hoogste onderbreking is langwerpig rond van vorm, met een afmeting van circa 4x10 mm, wondranden zijn scherp en wijken circa 2-3mm, roze verkleuring van circa enkele millimeters rondom de wond. De onderste wond is een L-vormige onderbreking van de huid, met korstvorming met een grootte van circa 5x5mm. Wondranden scherp begrensd, met rondom de wond een roze verkleuring van enkele millimeters.
[…]
Conclusie
Ontstaan : Het letsel aan de rug kan passen bij de opgegeven toedracht en de termijn.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 mei 2019, opgenomen op pagina 93 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 2 mei 2019 omstreeks 22:00 uur bevond ik mij op de [straatnaam] te
Leeuwarden. Ik was daar in de woning i.v.m. het aanhouden van twee verdachten genaamd
[slachtoffer 3] en [verdachte] . Tijdens de aanhouding zag ik een mes op het aanrecht liggen.
[…]
Ik zag dat het bloed op het lemmet van het mes zat. Ik zag dat het mes ongeveer 15 a 20
centimeter lang was.
5. Een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2019, opgenomen op pagina 114 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik toonde [slachtoffer 1] een foto van een mes dat op 2 mei 2019 om 22:10 uur aan de [straatnaam] te Leeuwarden in beslaggenomen was.
[…]
Na het tonen van de genoemde foto hoorde ik [slachtoffer 1] het volgende zeggen. "Ik herken dat mes. De rand klopt. […] Het komt aardig overeen met het mes waar ik mee gestoken. Qua kartelrand klopt het."

Parketnummer 18/720157-19 onder 2. (vernieling/beschadiging deur [benadeelde partij] )

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de aangifte en de camerabeelden bewijsbaar dat verdachte de toegangsdeur vernield dan wel beschadigd heeft.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor vrijspraak gepleit. Verdachte heeft de deur van [benadeelde partij] niet vernield. Uit de camerabeelden blijkt niet dat hij tegen de deur heeft getrapt en het enkel openduwen van een klemmende deur levert geen vernieling op.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte van [benadeelde partij] die wordt ondersteund door camerabeelden zoals vastgelegd en gerelateerd door verbalisanten en waarop te zien is dat verdachte met kracht, met zijn schouder, de gesloten deur open beukt, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de deur heeft beschadigd.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 7 februari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Op 2 mei 2019 ben ik naar [benadeelde partij] gegaan.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 mei 2019, opgenomen op pagina 70 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers 2019111345, 2019111767, 2019114951 d.d. 25 juni 2019, inhoudend als verklaring van aangever [naam 1] namens [benadeelde partij] :
Gisteren 2 mei 2019 was er een incident met [slachtoffer 1] en [verdachte] .
[…]
Wij kwamen er vanochtend achter dat de centrale toegangsdeur van de locatie [straatnaam] kapot is.
[…]
De deur is nu niet meer af te sluiten. De deur kan normaal alleen geopend worden met een druppel, electronisch. De deur kan op dit moment zonder druppel geopend worden. De deur moet gemaakt worden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 mei 2019, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 3 mei 2019 bekeek ik de beelden, verstrekt door de stichting [benadeelde partij] aan de [straatnaam] te Leeuwarden. […] Datumstempel beelden is 2019 - 05 - 02
[…]
Beeld: gevel begeleid wonen [straatnaam] , toegangsdeur centraal.
Ik zie twee personen aan komen lopen. Ik zie dat ze naar de centrale toegangsdeur lopen. Ik herken deze personen als zijnde [verdachte] en [slachtoffer 3] .
[…]
Ik zie dat [verdachte] naar de deur loopt, de deurklink beetpakt en me zijn schouder tegen de deur aanbeukt.
[…]
Ik zie dat [verdachte] voorts weer een enorme beuk tegen de deur aangeeft. Ik zie dat de deur hierdoor openschiet. Ik zie dat een grijs/zilverkleurig voorwerp naar beneden valt. Vermoedelijk een onderdeel van de deur.

Parketnummer 18/730182-18 onder 1. (mishandeling echtgenote)

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het op grond van de aangifte, het letsel onder het oog van aangeefster en de verklaring van getuige [getuige 2] wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich binnen vijf jaar opnieuw schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor vrijspraak gepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De aangifte wordt niet ondersteund door een tweede bewijsmiddel. Er is geen letselverklaring. De getuige zegt alleen iets over het trekken aan de haren, maar spreekt niet over andere gedragingen. Aangeefster verklaart niet over het trekken aan de haren.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 2] en het relaas van de verbalisanten die letsel onder het linkeroog van aangeefster hebben waargenomen, acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld. Ook de strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2018, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018202934 d.d. 15 augustus 2018, inhoudend als verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] :
Ik doe aangifte van mishandeling gepleegd door mijn man [verdachte] . Ik woon samen met [verdachte] op de [straatnaam] te Leeuwarden. Op donderdag 2 augustus 2018.
[…]
Toen wij thuis kwamen merkte ik dat [verdachte] agressief begon te worden.
[…]
Ik zag dat [verdachte] met een zijn vlakke rechterhand een slaande beweging maakte naar mijn gezicht. Ik voelde toen meteen een hevige pijn op mijn voorhoofd. Ik zag dat [verdachte] toen met zijn vlakke linkerhand een slaande beweging maakte naar mijn gezicht. Ik voelde toen opnieuw een hevige pijn op mijn voorhoofd. Dit herhaalde [verdachte] een tweede (2e) keer. In totaal sloeg hij mij vier (4) keer met een vlakke hand op mijn voorhoofd.
[…]
Wij liepen vervolgens over de loop/fietsbrug in de richting van de straat " [naam 2] " . Aan de overkant van de brug zag ik uit het niets dat [verdachte] met zijn rechter hand een gebalde vuist had gemaakt. Ik zag dat [verdachte] een slaande beweging maakte naar mijn gezicht. Ik voelde op dat moment een hevige pijn aan de linkerkant van mijn gezicht. Dit was ter hoogte van mijn linkeroogkas.
[…]
Ik voelde tijdens het lopen uit het niks een hand in mijn nek. Ik voelde een hevige pijn in mijn nek
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 augustus 2018, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2]:
Ik kreeg het idee dat de man onder invloed was van alcohol. Ik denk dat omdat hij de naam '[naam 4]' met dubbele tong uitsprak. Ik zag dat de deur openging. Ik zag dat de man een vrouw de gang op trok. Ik zag dat hij haar aan haar haren meetrok de gang op . Ik zag dat de vrouw terugdeinsde. Ik hoorde de medewerker van de snackbar tegen de man zeggen dat hij de zaak moest verlaten. De man liet de vrouw daarvoor of juist daardoor los.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 augustus 2018, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij verbalisanten zagen dat de aangeefster een lichte verkleuring had onder haar linkeroog.
4. Een schriftelijk bescheid, te weten een Uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 januari 2020, voor zover inhoudend:
Datum beslissing: 2 december 2016 Politierechter in de rechtbank Rotterdam
Feit 2. art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
Status Onherroepelijk 17 december 2016
Beslissing t.a.v.
Feit 2 2 weken gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd
van 2 jaren
Feit 2 60 uren taakstraf subsidiair 30 dagen hechtenis

Parketnummer 18/730182-18 onder 2. (bedreiging echtgenote)

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewijsbaar dat verdachte zijn echtgenote heeft bedreigd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de echtgenote van verdachte aangifte van bedreiging heeft gedaan en dat deze bedreiging in het licht van de door verdachte op dezelfde dag gepleegde mishandeling van aangeefster wettig en overtuigend te bewijzen is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor vrijspraak gepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De aangifte wordt niet ondersteund door een tweede bewijsmiddel.
Oordeel van de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat ze tijdens de wandeling op weg naar huis door verdachte is bedreigd. Verdachte was agressief en dronken en ze hoorde verdachte zeggen dat hij haar zou vermoorden en dat hij mensen op haar af zou sturen. Op dezelfde dag, kort voor en na deze bedreiging is aangeefster meerdere malen door verdachte geslagen waardoor ze pijn en letsel in haar gezicht had.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat aangeefster heeft gezegd dat zij gevaarlijke mensen uit Bosnië laat komen en dat die mensen hem dood zullen maken. Hij reageert dan door soortgelijke bedreigingen te uiten. Ze waren allebei dronken en zulke dingen worden volgens verdachte over en weer tegen elkaar gezegd. Het kan volgens verdachte kloppen dat hij dat gezegd heeft.
De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van verdachte van dien aard zijn dat ze als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven kunnen worden aangemerkt en gelet op de context waarin die bedreigende woorden zijn geuit, te weten de aanhoudende agressie tegen aangeefster en de mishandeling van aangeefster door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij aangeefster de gerechtvaardigde vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. Het verweer van verdachte dat aangeefster dronken was en dat hij enkel op haar bedreiging heeft gereageerd, vindt geen steun in het dossier. De rechtbank zal dat verweer passeren. Gelet op de aangifte en de verklaring van verdachte acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Ook de strafverzwarende omstandigheid als bedoeld in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2018, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018202934 d.d. 15 augustus 2018, inhoudend als verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] :
Ik woon samen met [verdachte] op de [straatnaam] te Leeuwarden. Op donderdag 2 augustus 2018.
[…]
In totaal sloeg hij mij vier keer met een vlakke hand op mijn voorhoofd. Ik was zo geschrokken dat ik niet wist wat ik moest doen.
[…]
Ik stelde dan ook meteen voor dat we samen de woning zouden verlaten om een joint te halen. Dit in de hoop dat [verdachte] rustiger zou worden. Op straat bleef [verdachte] mij uitschelden. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij mij zou vermoorden en dat hij mensen op mij af zou sturen. Ik had op dat moment een zonnebril op maar de tranen liepen langs mijn wangen van machteloosheid.
[…]
Wij liepen langs café ' [naam 3] ' […] ik liep naar binnen met de smoes dat ik iets wilde bestellen. Ik wilde op dat moment eigenlijk om hulp vragen.
[…]
Buiten het café begon [verdachte] opnieuw verbaal agressief naar mij te schreeuwen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 3 augustus 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
O: [slachtoffer 3] zegt dat jij schreeuwt dat jij haar wil vermoorden en dat jij mensen op haar af zal sturen.
V: Klopt dit?
A: […] Het kan kloppen dat ik dit dus gezegd heb.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een Uittreksel justitiële documentatie d.d. 9 januari 2020, voor zover inhoudend:
Datum beslissing: 9 november 2017 Meervoudige strafkamer rechtbank Rotterdam
Feit 1. art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kwalificatie bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Status Onherroepelijk 24 november 2017
Beslissing t.a.v.
Feit 2 […] 180 dagen gevangenisstraf waarvan 78 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren

Parketnummer 18/730182-18 onder 3. (niet voldoen aan vordering ademanalyse)

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het op grond van de bekennende verklaring van verdachte en het relaas van verbalisanten wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte niet voldaan heeft het bevel om mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de verklaring van verdachte en het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten d.d. 2 augustus 2018, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018202934 d.d. 15 augustus 2018, inhoudend het relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht onder parketnummer 18/730081-19 feit 1. primair en onder parketnummer 18/720157-19 feit 2. en onder parketnummer 18/730182-18 de feiten 1., 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/730081-19
1.
hij op 2 mei 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen met een mes in het bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18/720157-19
2.
hij op 2 mei 2019 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk de centrale toegangsdeur van een pand [straatnaam] , toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft beschadigd;
parketnummer 18/730182-18
1.
hij op 2 augustus 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, zijn echtgenote, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door meermalen tegen het voorhoofd te slaan en tegen de linkerkant van het gezicht en het linkeroog te slaan en in de nek te slaan en aan de haren te trekken, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 2 augustus 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord je en ik stuur mensen op je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
3.
hij op 2 augustus 2018, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens artikel 55d Strafvordering, gedaan door [slachtoffer 4] , hoofdagent van politie, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en die was belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/730081-19
1. primair Poging doodslag.
18/720157-19
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen.
18/730182-18
1. Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot, terwijl tijdens het plegen van
het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere
veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan
soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl tijdens het
plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere
veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan
soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan.
3. Opzettelijk niet voldoen aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk
voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot
het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. primair onder parketnummer 18/730081-19 en de feiten 1. en 2. onder parketnummer 18/720157-19 en de feiten 1., 2. en 3. onder parketnummer 18/730182-18 wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Het in beslag genomen mes dient te worden onttrokken aan het verkeer en de in beslag genomen kleding kan teruggeven worden aan verdachte. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat er bij verdachte sprake is van een complexe problematiek waaronder een alcoholverslaving. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. In het geval van verdachte is de oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) of een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet passend. Bijzondere voorwaarden waaronder een behandeling zijn niet geadviseerd en kunnen gezien ook de aard van de feiten beter in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte voor bijna alle feiten moet worden vrijgesproken. Subsidiair bij bewezenverklaring van een poging zware mishandeling en een aantal minder ernstige feiten, zou passend zijn de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel grotendeels gelijk is aan de duur van het voorarrest met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, waaronder een behandeling. Verdachte wil graag (klinisch) behandeld worden voor zijn alcoholverslaving. Hij heeft nu al contact met de AA.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportage van Verslavingszorg Noord Nederland, van 27 augustus 2019, het psychologisch rapport van 28 januari 2020 van deskundige L.E.E. Lighthart, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag en mishandeling. Verdachte is de woonvoorziening van [benadeelde partij] binnengedrongen en heeft in de woning van het slachtoffer op het slachtoffer ingestoken. Verder heeft hij zijn echtgenote in hun gezamenlijke woning en op straat mishandeld en heeft hij haar met de dood bedreigd. Verdachte heeft daarmee niet alleen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers ernstig geschonden, maar door zijn gewelddadige handelen is ook hun veiligheidsgevoel ernstig aangetast. Tot slot heeft verdachte een vernieling gepleegd en heeft hij niet voldaan aan een ambtelijk bevel. Ten tijde van het plegen van de feiten was verdachte onder invloed van alcohol.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat verdachte gediagnosticeerd is met een aandachtsdeficiëntiestoornis, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, ernstige stoornissen in het middelengebruik van onder meer alcohol, een beperkte tot uitgebreide neurocognitieve stoornis in het executief functioneren mogelijk bepaald door de effecten van chronisch alcoholgebruik en een licht verstandelijke beperking. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de stoornissen waren tijdens de poging doodslag aanwezig en hebben het gedrag van verdachte beïnvloed. Gezien de aanwezige stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens adviseert de deskundige om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank kan zich met dit advies verenigen en bepaalt met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde hem slechts in verminderde mate kan worden toegerekend.
De deskundige schat het recidiverisico in als hoog. Het excessieve alcoholgebruik van verdachte leidt tot meer impulsief en agressief gedrag. De deskundige adviseert een verplichte klinische behandeling gericht op de alcoholverslaving binnen het kader van een ISD-maatregel of terbeschikkingstelling met voorwaarden. De rechtbank zal dit advies niet overnemen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte voor zijn alcoholverslaving behandeld moet worden, maar oplegging van de ISD-maatregel acht de rechtbank gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten hier niet op zijn plaats en een terbeschikkingstelling met voorwaarden is evenmin geïndiceerd.
Er is niet geadviseerd over op te leggen bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank is van oordeel dat op het moment van voorwaardelijke invrijheidstelling passende bijzondere voorwaarden, waaronder een (klinische) behandeling voor de alcoholverslaving van verdachte, kunnen worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank minder feiten bewezen verklaart, acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend omdat de rechtbank het van belang acht dat de ernst van de feiten, dan met name de poging doodslag, tot uitdrukking wordt gebracht in de straf.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 9 november 2017 van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 24 november 2017. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. Op 8 juni 2018 heeft de meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden de proeftijd met één jaar verlengd.
De officier van justitie heeft bij vordering van 15 augustus 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu dit een voorwerp is waarmee het strafbare feit is begaan en het voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met het algemeen belang. Het mes kan immers dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een broek van het merk Unsigned en een jas van het merk DMG, moeten worden teruggegeven aan [verdachte] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36 c, 43a, 45, 57, 184, 285, 287, 300, 304, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730081-19 onder 2., in de zaak met parketnummer 18/720157-19 onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten aanzien van 18/730081-19 onder 1. primair en het ten aanzien van 18/720157-19 onder 2. en het ten aanzien van 18/730182-18 onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart aan het verkeer onttrokkenhet inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven broek van het merk Unsigned en jas van het merk DMG.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

10/741351-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam van 9 november 2017, te weten: 74 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. M. Brinksma, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2020.
Mr. Sikkema en mr. Brinksma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.