ECLI:NL:RBNNE:2020:75

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
LEE 19/4123
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor tapasrestaurant

Op 9 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de vestiging van een tapasrestaurant. Verzoekers, omwonenden van het restaurant, hebben bezwaar gemaakt tegen de verleende vergunning en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij geuroverlast en een toename van parkeerdruk vrezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien de vergunninghouder al gebruik maakt van de vergunning.

De voorzieningenrechter overweegt echter dat er meerdere beroepen aanhangig zijn tegen het bestreden besluit en dat het niet uitgesloten is dat de afhandeling van het onderhavige beroep invloed kan hebben op de andere aanhangige beroepen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten geen toepassing te geven aan artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat betekent dat er geen onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak wordt gedaan. De rechtbank is voornemens om het beroep van verzoekers op een latere zitting te behandelen.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter wordt benadrukt dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er op dit moment sprake is van een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de geuroverlast en parkeeroverlast niet voldoende zijn aangetoond. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/4123
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 januari 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers] , te [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. H. Martens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld, verweerder
(gemachtigde: C. Abma).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder] , te [plaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 4 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [vergunninghouder] (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor de vestiging van een tapasrestaurant op het adres [adres] te [plaats] .
Bij besluit van 16 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers gegrond verklaard en het primaire besluit in heroverweging met een aanvullende motivering in stand gelaten.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 januari 2020. Verzoekers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is verschenen.

Overwegingen

Inleiding
1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers een spoedeisend belang als hiervoor bedoeld hebben, omdat vergunninghouder inmiddels gebruik maakt van de verleende omgevingsvergunning.
2. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
2.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat tegen het bestreden besluit nog drie beroepen zijn ingediend. Deze beroepen zullen worden behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer op 21 februari 2020. De voorzieningenrechter acht op voorhand niet uitgesloten dat afhandeling van onderhavig beroep betekenis kan hebben voor de afdoening van de andere aanhangige beroepen. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter geen toepassing geven aan artikel 8:86 van de Awb. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AH9856. De rechtbank is voornemens ook het beroep van verzoekers op de zitting van 21 februari 2020 te behandelen. Verzoekers zullen hiertoe nog een uitnodiging van de rechtbank ontvangen. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter alleen uitspraak doen op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
3. Verzoekers hebben ter zitting te kennen gegeven geuroverlast van het restaurant te ondervinden. Verzoekers stellen verder dat de parkeerdruk in de directe omgeving zal toenemen. In dit verband hebben zij aangevoerd dat het project te weinig eigen parkeerplaatsen heeft en dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien.
3.1.
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen verzoekers hebben aangevoerd geen aanleiding om hangende de beroepsprocedure een voorlopige voorziening te treffen. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat op dit moment sprake is van een situatie die leidt tot een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat. Hierbij acht de voorzieningenrechter van belang dat het restaurant, gelegen in het centrumgebied van [plaats] , alleen vrijdag en zaterdag is geopend. Het restaurant is, onbestreden, vanaf 17.00 uur geopend. De keuken sluit om 21.00 uur. Afgelopen maand hadden de laatste gasten volgens vergunninghouder uiterlijk om 22.00 uur het restaurant verlaten; verzoekers hebben ook dit niet bestreden. Vergunninghouder heeft teneinde geuroverlast te voorkomen, in afwijking van de verleende omgevingsvergunning, een snelstroomreflectorkap geplaatst, waarbij de lucht met een snelheid van zes tot acht meter per seconde in de refectorkap komt en met hoge snelheid de pijp recht omhoog verlaat. Vergunninghouder heeft bij de RUD Drenthe een melding op grond van het Activiteitenbesluit gedaan. De RUD Drenthe heeft de situatie beoordeeld en akkoord bevonden. Verzoekers hebben niet aannemelijk gemaakt dat de geuroverlast thans desalniettemin dusdanig is dat een voorlopige voorziening zou moeten worden getroffen. Ook met betrekking tot de gestelde parkeeroverlast is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat op dit moment sprake is van een dusdanige overlast situatie dat in dit kader een voorlopige voorziening zou moeten worden getroffen. Dat af en toe een bezoeker van het restaurant zijn of haar auto parkeert op de openbare parkeerplaats voor de woning van verzoekers is, wat hier verder ook van zij, hiertoe onvoldoende.
3.2.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.T. Hofman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.