ECLI:NL:RBNNE:2020:727

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
18/730232-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, afpersing en bedreiging met geweld

Op 18 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. De verdachte heeft haar gedurende een periode van enkele weken stelselmatig lastiggevallen door haar te bellen, berichten te sturen en haar op te zoeken op verschillende locaties. Hij heeft haar ook bedreigd met geweld en gedwongen tot de afgifte van geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de persoonlijke levenssfeer van de ex-vriendin heeft geschonden en haar angst heeft aangejaagd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 180 uren opgelegd en zijn er voorwaarden gesteld, waaronder een ambulante behandeling om het recidiverisico te verlagen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn lage IQ en gedragsproblemen. De rechtbank heeft de verdachte niet verminderd toerekeningsvatbaar geacht, maar heeft wel een lagere straf opgelegd dan door de officier van justitie was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730232-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter zitting van 4 februari 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter zitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 2 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 te Franeker, (althans) in de gemeente Waadhoeke en/of te Groningen, (althans) in de gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], immers heeft verdachte:
-die [slachtoffer 1] meermalen met gebruik van één of meer (mobiele) telefoon(s) en/of telefoonnummer[s]) gebeld en/of een groot aantal sms-jes en/of Whats-app-berichten met -onder meer- verontrustende en/of bedreigende en/of provocerende en/of beledigende teksten gestuurd en/of meermalen door (een) ander(en) een deel van die sms-jes en/of Whats-app-berichten naar die [slachtoffer 1] laten sturen en/of
-die [slachtoffer 1] tijdens een zogenaamd Facetime-gesprek een vuurwapen getoond en/of
-die [slachtoffer 1] (meermalen) op haar huisadres en/of op het woonadres van haar vriendin en/of op of nabij haar werkadres benaderd en/of opgezocht en/of
-goederen naar het huisadres van die [slachtoffer 1] gestuurd en/of bloemen op/bij haar huisadres afgeleverd en/of
-op de ramen van de woning van die [slachtoffer 1] geklopt/geslagen en/of tegen de deur van haar woning geschopt/getrapt en/of
-zich (meermalen) dreigend uitgelaten in sms-jes en/of Whats-app-berichten met betrekking tot de moeder en/of de zus en/of een vriendin van die [slachtoffer 1] en/of
-op één (of meer) andere manier(en) de aandacht van die [slachtoffer 1] getrokken of op zich gevestigd en/althans (indirect) contact gezocht met die [slachtoffer 1],
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 te Franeker, (althans) in de gemeente Waadhoeke en/of te Groningen, (althans) in de gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte meermalen sms- en/of Whats-app-berichten naar die [slachtoffer 1] heeft gestuurd en/of een deel van die sms- en/of Whats-app-berichten door (een) ander(en) naar die [slachtoffer 1] heeft laten sturen, met daarin de tekst(en)
"Morgen komt iemand het geld halen bij je werk ben je niet bij je werk dan bij je thuis 460 moet je betalen ga het pinnen" en/of
"Maak E500,- over op rekeningnr. [rekeningnummer] staat het er woensdag niet op komen jongens het vragen aan je mama je woont tog nog thuis" en/of
"Het E500 staat er nog niet op weet je ceker?.ik vraag het wel aan je kankermoeder" en/of
"Kanker snitch maak nou die E700 over op die rabo rekening [rekeningnummer] maak die geld over en er gaat je moeder niks overkomen dan word er geen brandbom in haar raam gegooid terwijl ze slaapt je wilt niet dat je moeder kapot verbrand ik geef je tot vrijdag";
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 te Franeker en/of te Groningen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, meermalen sms- en/of Whats-app-berichten naar die [slachtoffer 1] heeft gestuurd/verzonden met daarin de tekst(en)
"Morgen komt iemand het geld halen bij je werk ben je niet bij je werk dan bij je thuis 460 moet je betalen ga het pinnen" en/of
"Maak E500,- over op rekeningnr. [rekeningnummer] staat het er woensdag niet op komen jongens het vragen aan je mama je woont tog nog thuis" en/of
"Het E500 staat er nog niet op weet je ceker?.ik vraag het wel aan je kanker moeder" en/of
"Kanker snitch maak nou die E700 over op die rabo rekeking [rekeningnummer] maak die geld over en er gaat je moeder niks overkomen dan word er geen brandbom in haar raam gegooid terwijl ze slaapt je wilt niet dat je moeder kapot verbrand ik geef je tot vrijdag", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 te Franeker en/of te Groningen, althans in Nederland, meermalen [slachtoffer 1] en/of de moeder van die [slachtoffer 1], te weten [slachtoffer 2] en/of de zus van die [slachtoffer 1], te weten [slachtoffer 3] en/of de vriendin van die [slachtoffer 1], te weten [slachtoffer 4], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door die [slachtoffer 1] in een digitaal gesprek (via het sociaal medium Facetime) een vuurwapen te tonen en (daarbij) de woorden toe te voegen "je
weet wat er kan gebeuren" en/of door die [slachtoffer 1] één of meerdere sms- en/of Whats-app-berichten te sturen en/of een deel van die sms- en/of Whats-app-berichten door (een) ander(en) naar die [slachtoffer 1] te laten sturen, met daarin de tekst(en):
-"je begrijpt ook wel nu tog dat ik alles op alles zet om [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] dood te hebben" en/of
-"hoe moet ik je moeder ombrengen met messteken of kogels? Breng nu het nog kan zo veel mogelijk tijd met haar door want binnekort is ze dood die kanker moeder van je" en/of
-"Denk je wat je hebt gedaan je heeft geholpen? of dat je nu juist alles 10x erger hebt gemaakt? ik dacht dat je van je moeder hield wil je haar zo graag dood hebben zodat je alleen bent in die huis he nu begrijp ik het. waar wil je dat mama [slachtoffer 2] word gestoken in haar gezicht? of in haar buik? Arme vrouw terwijl ze er niks mee te maken heeft maar ja dingen gebeuren gewoon" en/of
-"wat zou je van vinden als je moeder slaapt en er een brandbom in je moeders raam word gegooid en haar kamer in brand gaat met je moeder er nog in en ze word levend verbrand en je weet we kunnen goed gooien je voelt je nu stoer he met politie mensen achter je" en/of
-"Kanker snitch maak nou die E700 over op die rabo rekeking [rekeningnummer] maak die geld over en er gaat je moeder niks overkomen dan word er geen brandbom in haar raam gegooid terwijl ze slaapt je wilt niet dat je moeder kapot verbrand ik geef je tot vrijdag" en/of door (met gebruikmaking van een telefoon van een ander) die [slachtoffer 1] een foto van de woning van haar vriendin te sturen en een foto van een vuurwapen;
4.
hij op of omstreeks 02 september 2019 te Franeker, gemeente Waadhoeke, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] aan haar haren over het bed heen te sleuren en/of zodanig aan haar haren te trekken of te rukken en dat er plukken haar loslieten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde.
Daarbij heeft de officier van justitie ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde nog naar voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat verdachte tijdens een Facetime-gesprek een vuurwapen aan aangeefster heeft getoond. Enkel aangeefster heeft hierover verklaard. Haar verklaring wordt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. Verdachte moet dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Verder heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat niet kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd nu uit het dossier niet blijkt dat zij kennis hebben genomen van de bedreigingen. Verdachte moet ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte aan aangeefster een vuurwapen heeft getoond tijdens een Facetime-gesprek. Dit geldt ook voor wat betreft het onder 3. ten laste gelegde, waar dezelfde handeling is opgenomen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat enkel kan worden bewezen dat verdachte aan de haren van aangeefster heeft getrokken en niet dat hij haar over het bed heeft gesleurd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 februari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 15 oktober 2019, opgenomen op pagina 53 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019274481 van 28 november 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1], alsmede de bijbehorende fotobladen;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 2 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], immers heeft verdachte:
-die [slachtoffer 1] meermalen met gebruik van telefoonnummers gebeld en een groot aantal sms-jes en Whats-app-berichten met -onder meer- verontrustende of bedreigende en provocerende of beledigende teksten gestuurd en
-die [slachtoffer 1] meermalen op haar huisadres en op het woonadres van haar vriendin en nabij haar werkadres benaderd en
-goederen naar het huisadres van die [slachtoffer 1] gestuurd en bloemen op haar huisadres afgeleverd en
-op de ramen van de woning van die [slachtoffer 1] geklopt en tegen de deur van haar woning geschopt en
-zich meermalen dreigend uitgelaten in sms-jes en Whats-app-berichten met betrekking tot de moeder en de zus en een vriendin van die [slachtoffer 1] en
-op andere manieren de aandacht van die [slachtoffer 1] getrokken of op zich gevestigd,
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, te dulden of vrees aan te jagen;
2. primair
hij in de periode van 2 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 te Franeker, in de gemeente Waadhoeke en te Groningen, in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte meermalen sms- en Whats-app-berichten naar die [slachtoffer 1] heeft gestuurd met daarin de teksten
"Morgen komt iemand het geld halen bij je werk ben je niet bij je werk dan bij
je thuis 460 moet je betalen ga het pinnen" en
"Maak E500,- over op rekeningnr. [rekeningnummer] staat het er woensdag niet op komen jongens het vragen aan je mama je woont toch nog thuis" en
"Het E500 staat er nog niet op weet je zeker? ik vraag het wel aan je kankermoeder" en
"Kanker snitch maak nou die E700 over op die Rabo rekening [rekeningnummer] maak die geld over en er gaat je moeder niks overkomen dan word er geen brandbom in haar raam gegooid terwijl ze slaapt je wilt niet dat je moeder kapot verbrand ik geef je tot vrijdag";
3.
hij in de periode van 2 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 te Franeker meermalen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en brandstichting door die [slachtoffer 1] meerdere sms- en Whats-app-berichten te sturen met daarin de teksten:
-"je begrijpt ook wel nu toch dat ik alles op alles zet om [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] dood te hebben" en
-"hoe moet ik je moeder ombrengen met messteken of kogels? Breng nu het nog kan zo veel mogelijk tijd met haar door want binnenkort is ze dood die kanker moeder van je" en
-"Denk je wat je hebt gedaan je heeft geholpen? of dat je nu juist alles 10x erger hebt gemaakt? ik dacht dat je van je moeder hield wil je haar zo graag dood hebben zodat je alleen bent in die huis he nu begrijp ik het. waar wil je dat mama [slachtoffer 2] word gestoken in haar gezicht? of in haar buik? Arme vrouw terwijl ze er niks mee te maken heeft maar ja dingen gebeuren gewoon" en
-"wat zou je van vinden als je moeder slaapt en er een brandbom in je moeders raam word gegooid en haar kamer in brand gaat met je moeder er nog in en ze word levend verbrand en je weet we kunnen goed gooien je voelt je nu stoer he met politie mensen achter je" en
-"Kanker snitch maak nou die E700 over op die Rabo rekening [rekeningnummer] maak die geld over en er gaat je moeder niks overkomen dan word er geen brandbom in haar raam gegooid terwijl ze slaapt je wilt niet dat je moeder kapot verbrand ik geef je tot vrijdag" en door met gebruikmaking van een telefoon van een ander die [slachtoffer 1] een foto van de woning van haar vriendin te sturen en een foto van een vuurwapen;
4.
hij op 2 september 2019 te Franeker, gemeente Waadhoeke, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] zodanig aan haar haren te trekken of te rukken dat er plukken haar loslieten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Belaging.
2. primair Afpersing.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en
Bedreiging met zware mishandeling en
Bedreiging met brandstichting.
4. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van bijzondere voorwaarden gevorderd, te weten een meldplicht en een ambulante behandeling zoals is voorgesteld door de reclassering in haar rapport van 30 januari 2020.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, een deels voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, een taakstraf en opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis. De raadsvrouw heeft voorts opgemerkt dat uit het reclasseringsrapport aanwijzingen naar voren komen dat sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Zij heeft de rechtbank verzocht hier rekening mee te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het reclasseringsrapport van 30 januari 2020, de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. Hoewel zij aan verdachte kenbaar had gemaakt dat zij geen contact meer met hem wilde, heeft hij haar meermalen gebeld en berichten gestuurd. Ook heeft hij haar meermalen thuis en bij haar werk opgezocht en heeft hij zich dreigend uitgelaten in de berichten die hij haar stuurde. Aangeefster was door het gedrag van verdachte bang. Verdachte heeft met zijn gedragingen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Hij heeft daarbij enkel gehandeld vanuit zijn eigen behoefte aan contact; hij heeft geen respect gehad voor haar wens om het contact te verbreken. Verdachte heeft ook ter zitting verklaard dat hij aangeefster bang wilde maken door de berichten die hij haar stuurde.
Daarnaast heeft verdachte aangeefster op indringende wijze gedwongen tot de afgifte van geld. Hij heeft haar ook bedreigd door aan te geven dat hij haar moeder, zus of vriendin iets zou aandoen als zij niet zou doen wat hij wilde. Ook heeft hij aangeefster mishandeld door haar hard aan haar haren te trekken. Daarmee heeft hij laten zien ook geen enkel respect te hebben voor haar lichamelijke integriteit.
Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor een mishandeling in 2008. Nu deze veroordeling langer dan vijf jaren geleden is, zal de rechtbank hiermee bij de strafoplegging geen rekening houden.
Uit het reclasseringsrapport van 30 januari 2020 volgt dat bij verdachte sprake is van een laag IQ en gedragsproblemen. Er worden problemen gezien in de relatie en het psychosociaal functioneren als criminogene factoren. Verdachte kon niet accepteren dat de relatie over was; hij wilde daarom aangeefster pesten en bang maken. Hij ziet nu in dat zijn gedrag onacceptabel is en schaamt zich hier enorm voor. De andere leefgebieden zijn stabiel. Er is sprake van een ondersteunende en corrigerende omgeving. Verdere gedragsinterventies door de reclassering zijn mogelijk. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag op korte termijn en als gemiddeld op de langere termijn.
De voorlopige hechtenis is geschorst met oplegging van voorwaarden. Verdachte houdt zich hier goed aan.
Om het recidiverisico in te perken, adviseert de reclassering aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met reclasseringstoezicht, en met een ambulante behandeling door de AFPN of soortgelijke instelling. Verdachte is inmiddels gestart met de behandeling bij de AFPN. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de reclassering niet wenselijk omdat de ingezette behandeling daarmee zou worden doorkruist. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf. Verdachte zal dan echter meer tijd nodig hebben om die werkstraf uit te voeren, omdat hij maar een paar uren per dag kan werken.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over. Zij ziet hierin geen reden om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten, zoals de raadsvrouw heeft bepleit. Gelet op de korte periode waarin verdachte de feiten heeft gepleegd, de lage recidivekans en het vrijwel schone strafblad, komt de rechtbank tot een lagere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles overwegend zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen van 200 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van 20 dagen voorarrest. Verdachte hoeft dus niet nogmaals in detentie. De proeftijd duurt drie jaar, met oplegging van de algemene voorwaarde dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten zal plegen, en met de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank voorts een forse werkstraf van 180 uren opleggen. De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285, 285b, 300 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1., 2. primair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen een week na de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen.
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan diagnostiek en behandeling door de AFPN Groningen of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens de behandelaar of instelling aan te geven, waarbij veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de behandelaar of instelling geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Een taakstraf, voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. K. Post, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2020. Mr. Fokkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.