In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 5 februari 2020 uitspraak gedaan over de wijziging van kinderalimentatie. De man verzocht om de kinderalimentatie voor zijn dochter [de minderjarige 2] op nihil te stellen, omdat zij sinds 10 februari 2019 bij hem woont. De vrouw betwistte dit en stelde dat de alimentatie pas per 24 juni 2019 op nihil gesteld kon worden, omdat de dochter toen officieel op zijn adres ingeschreven stond. De rechtbank oordeelde dat de wijziging van de alimentatie per 24 juni 2019 ingaat, omdat dit de datum is waarop de dochter officieel bij de man woonde.
Daarnaast verzocht de man om de alimentatie voor zijn andere dochter [de minderjarige 1] te verlagen naar € 25,- per maand, omdat zijn inkomen en vermogen niet meer toereikend zouden zijn. De vrouw voerde verweer en stelde dat de man nog steeds in staat was om de eerder vastgestelde alimentatie van € 224,- per maand te betalen. De rechtbank oordeelde dat de man niet aannemelijk had gemaakt dat zijn financiële situatie zodanig was veranderd dat een verlaging van de alimentatie gerechtvaardigd was. De rechtbank wees het verzoek van de man af en handhaafde de eerdere beschikking.
De rechtbank benadrukte dat de man zijn ouderlijke verantwoordelijkheden moet nemen en dat hij keuzes moet maken tussen zijn hobby's en zijn verplichtingen ten opzichte van zijn kinderen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.