ECLI:NL:RBNNE:2020:664

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
14 februari 2020
Zaaknummer
18/083642-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit en verspreiden van kinderporno met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 14 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit en de verspreiding van kinderporno. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. De zaak kwam ter terechtzitting op 31 januari 2020, waar de verdachte aanwezig was en het openbaar ministerie vertegenwoordigd werd door mr. T. Klooster. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele gedragingen met betrekking tot minderjarigen, waarbij de verdachte in de periode van 16 december 2015 tot en met 28 juni 2017 in Groningen digitale afbeeldingen en filmpjes heeft verspreid en in bezit heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het misbruik van kinderen en de gevolgen daarvan voorop stonden. Ondanks de ernst van de feiten, hield de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling bij de AFPN en zijn openheid tijdens het proces. De rechtbank besloot om de strafeis van de officier van justitie te volgen, maar met een voorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/083642-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
31 januari 2020.
Verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 december 2015 tot en met 28 juni
2017, te Groningen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) een of meer afbeeldingen, te weten (digitale)
fotobestanden en/of (digitale) filmbestanden, op een gegevensdrager (te
weten een laptop, merk Toshiba) heeft verspreid en/of in bezit heeft
gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft
verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar
was/waren, waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken
of schijnbaar was/waren betrokken
welke voornoemde seksuele gedraging(en) –zakelijk weergegeven-
bestonden uit:
- het oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het oraal en/of
anaal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam 1] ) en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
door een ander persoon en/of door zichzelf en/of het betasten en/of
aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een (andere) persoon
door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had
bereikt (bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam 2]
) en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon gekleed was en/of poseerde in een omgeving en/of met een of
meer voorwerpen en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze)
die niet bij zijn leeftijd paste en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens)
in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn kleding
ontdeed
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of
de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of
billen in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een
onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele
prikkeling (bestandsna(a)m(en): [bestandsnaam 3] ; [bestandsnaam 4] ),
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen en zij heeft daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan -kort gezegd- het verspreiden van kinderporno.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van Politie Noord-Nederland TBKK d.d. 27 juli 2017, opgenomen op p. 78 e.v. van het dossier met nummer 2016170729 d.d. 1 augustus 2018 (inclusief bijlagen), inhoudende de relatering van verbalisanten.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank dat zij anders dan de officier van justitie van oordeel is dat er zich ook voldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring van het bestanddeel “verspreiden” te kunnen komen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 16 december 2015 tot en met 28 juni 2017,
te Groningen, meermalen, telkens een of meer afbeeldingen, te weten digitale
fotobestanden en/of digitale filmbestanden, op een gegevensdrager,
te weten een laptop, merk Toshiba, heeft verspreid en/of in bezit heeft
gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft
verschaft,
terwijl op die afbeeldingen een of meer seksuele gedragingen zichtbaar
waren, waarbij telkens een of meer personen die kennelijk de
leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken
of schijnbaar waren betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen -zakelijk weergegeven-
bestonden uit:
- het oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het oraal en/of
anaal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(bestandsnamen: [bestandsnaam 1] ) en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt
door een ander persoon en/of door zichzelf en/of het betasten en/of
aanraken van de geslachtsdelen en/of de billen van een (andere) persoon
door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had
bereikt (bestandsnamen: [bestandsnaam 2]
) en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze
persoon gekleed was en/of poseerde in een omgeving en/of met een of
meer voorwerpen en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze)
die niet bij zijn leeftijd paste en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens)
in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/zijn kleding
ontdeed en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of
de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de
afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of
billen in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een
onmiskenbaar seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele
prikkeling (bestandsnamen: [bestandsnaam 3] ; [bestandsnaam 4] ),
van welk misdrijf hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. een afbeelding, van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en/of in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland d.d. 9 juli 2019, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het maken van een gewoonte van -kort gezegd- het in bezit hebben van kinderporno en aan het verspreiden daarvan. Bij de vervaardiging van kinderpornografisch materiaal worden kinderen seksueel misbruikt. Dergelijk misbruik heeft in het algemeen zeer nadelige en langdurige psychische, emotionele en lichamelijke gevolgen voor de betrokken kinderen, en zij kunnen hierdoor ernstig worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Met zijn handelen heeft verdachte ertoe bijgedragen dat deze verwerpelijke praktijken in stand worden gehouden en worden bevorderd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel dan ook zonder meer het opleggen van een substantiële (onvoorwaardelijke) vrijheidsbenemende straf, temeer nu artikel 22b, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafrecht er in principe aan in de weg staat om verdachte uitsluitend een taakstraf op te leggen.
De rechtbank dient echter ook rekening te houden met de persoon van verdachte.
Uit het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 9 juli 2019 komt naar voren dat verdachte zijn hele leven al interesse heeft gehad in jongens in de leeftijd van 10 tot 15 jaar, maar dat hij hier tot een paar jaar geleden nooit iets mee heeft gedaan. Echter, toen de vrouw van verdachte een paar jaar geleden is komen te overlijden, hij ten gevolge van zijn diabetes één van zijn benen heeft moeten laten amputeren en zijn jongste zoon het huis uit is gegaan, is verdachte naar eigen zeggen in een zwart gat gevallen en zijn de problemen rondom kinderporno ontstaan. Voorts blijkt uit het reclasseringsrapport dat verdachte van begin af aan open kaart heeft gespeeld en dat hij direct na de doorzoeking van zijn woning door de politie contact op heeft genomen met de huisarts. Verdachte is inmiddels reeds een aantal jaren vrijwillig in behandeling bij de AFPN, alwaar hij een positieve ontwikkeling doormaakt. Mede gelet op het voorgaande adviseert de reclassering de rechtbank om verdachte te veroordelen tot een straf zonder bijzondere voorwaarden, nu zij toezicht op dit moment niet geïndiceerd acht. Het opleggen van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf acht de reclassering niet wenselijk.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij zijn behandeltraject bij de AFPN inmiddels succesvol heeft afgerond en dat hij door deze behandeling in is gaan zien hoe verwerpelijk zijn handelen is.
De rechtbank weegt voornoemde omstandigheden ten voordele van verdachte mee bij het bepalen van de strafmaat, evenals het feit dat het lang heeft geduurd voordat de onderhavige zaak ter terechtzitting werd behandeld en het feit dat verdachte (ook) ter terechtzitting volledige openheid van zaken heeft gegeven over het door hem gepleegde strafbare feit.
Alles afwegende acht de rechtbank, alhoewel zij meer bewezen acht dan de officier van justitie, de strafeis zoals door de officier van justitie geformuleerd passend en geboden en zal deze straf dan ook opleggen. De rechtbank realiseert zich dat zij daarmee afwijkt van het in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht bepaalde uitgangspunt, zoals voornoemd, en overweegt daartoe dat zij van oordeel is dat deze straf in dit geval voldoende recht doet aan de ernst van het feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en
mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 februari 2020.