Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Procesverloop
Overwegingen
1.1 Op 30 mei 2018 heeft de raad van de gemeente Groningen besloten dat de Zernikelaan, aansluiting Noordelijke Ringweg en fietspad Penningsdijk worden heringericht.
Rechtbank Noord-Nederland
Op 13 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Bomenridders Groningen en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een omgevingsvergunning die op 3 december 2019 was verleend voor het kappen van 92 bomen en het verwijderen van 638m2 houtopstand aan de Zernikelaan in Groningen. De vergunning was verleend in het kader van de herinrichting van de Zernikelaan, die als promenadeachtige weg zou worden ingericht. De verzoekster, Stichting Bomenridders Groningen, heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en verzocht om schorsing van de vergunning, omdat deze niet krachtens geldig mandaat zou zijn ondertekend.
Tijdens de zitting op 3 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De verzoekster stelde dat de vergunning was ondertekend door een teamleider, terwijl dit volgens het Algemeen Mandaatbesluit 2018 alleen door de gemeentesecretaris of concerndirecteuren mocht gebeuren. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders, betoogde dat de ondertekening correct was en dat er geen sprake was van een politiek gevoelige zaak. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit niet op een juiste wijze was genomen, omdat de bevoegdheid om de vergunning te verlenen niet correct was gemandateerd. Hierdoor schorste de voorzieningenrechter de omgevingsvergunning en droeg hij de verweerder op het griffierecht aan verzoekster te vergoeden, evenals de proceskosten die verzoekster had gemaakt.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte mandatering bij het verlenen van omgevingsvergunningen, vooral in gevallen die onomkeerbare gevolgen kunnen hebben, zoals het kappen van bomen. De voorzieningenrechter heeft de schorsing van de vergunning tot zes weken na het besluit op bezwaar bepaald, wat de verzoekster de tijd geeft om haar bezwaar verder te onderbouwen.