ECLI:NL:RBNNE:2020:595

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
18/730107-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een jonge vrouw op Ameland met gebruik van geweld en misbruik van vertrouwen

De meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland heeft op 7 februari 2020 een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden voor de verkrachting van een jonge vrouw op Ameland op 31 mei 2019. Het slachtoffer, dat onder invloed van alcohol verkeerde, werd door de verdachte van haar fiets getrokken en in een droge sloot verkracht. De rechtbank heeft in haar oordeel meegewogen dat de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer, die onbekend was op het eiland en dacht dat hij haar veilig naar haar verblijfplaats zou brengen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte heeft aanvankelijk ontkend, maar later bevestigd dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van dwang en onvrijwilligheid, en heeft de verdachte veroordeeld voor het bewezenverklaarde feit van verkrachting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730107-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem, Meidoornlaan 38 te Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. de Haan, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 mei 2019 bij Buren, in elk geval in de gemeente Ameland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal, binnendringen met verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] aan haar lichaam van de (door haar bestuurde) fiets heeft getrokken en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] in een aldaar aanwezige (droge) sloot en/of een walkant van een sloot en/of berm/greppel heeft getrokken/geduwd en/of (vervolgens)
- op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan en/of (vervolgens) blijven liggen en/of
- de door die [slachtoffer] gedragen broek en/of onderbroek/slip naar beneden heeft getrokken en/of uit heeft getrokken en/of
- het door die [slachtoffer] gedragen shirt omhoog heeft getrokken.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, in het bijzonder niet door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat sprake is geweest van vrijwillige seksuele handelingen.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de hieronder genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangeefster voldoende gedetailleerd en consistent heeft verklaard. De rechtbank heeft geen onverklaarbare tegenstrijdigheden in de door aangeefster afgelegde verklaringen kunnen vinden, op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat haar verklaringen niet op waarheid berusten. Verdachte heeft na zijn aanvankelijke ontkenning, ten overstaan van de politie bevestigd dat de door aangeefster omschreven seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
De verklaringen van aangeefster dat er sprake is geweest van dwang en onvrijwilligheid vinden ondersteuning in door haar gedane uitlatingen en verrichte gedragingen met betrekking tot haar geestelijke toestand, die kort na het ten laste gelegde door de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en politieagenten zijn waargenomen. Ook heeft getuige [getuige 2] en hebben de politieagenten kort na het ten laste gelegde bij aangeefster op diverse plaatsen op haar lichaam letsels waargenomen. De rechtbank acht de verklaringen van de beide getuigen en de politieagenten ondersteunend voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Bovendien is er sprake van ondersteunend (technisch) bewijsmateriaal, zoals de geconstateerde letsels bij zowel aangeefster als verdachte, dat bevestigt hetgeen aangeefster daarover heeft verklaard.
Door de forensisch arts is geconcludeerd dat de bij aangeefster geconstateerde letsels passen bij de door haar beschreven toedracht van het ten laste gelegde. Alles overziende acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster authentiek en betrouwbaar en ziet zij in de verklaringen van verdachte en ook overigens in het dossier geen aanknopingspunten die zouden kunnen leiden tot twijfel omtrent de geloofwaardigheid van die verklaringen.
De verklaring van verdachte, die kort gezegd inhoudt dat er sprake was van vrijwillige seksuele handelingen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft immers bij zijn eerste twee verhoren ontkend dat hij aangeefster kende, dat hij met haar mee was gefietst en dat hij seks met haar had gehad. Pas bij zijn derde verhoor, na confrontatie met de DNA-match, heeft verdachte verklaard dat hij seks heeft gehad met aangeefster. Dat sprake zou zijn van vrijwillige seksuele handelingen is naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet aannemelijk geworden gezien de verschillende locaties van de letsels op het lichaam van aangeefster, de hoeveelheid van die letsels en de verklaring van de forensisch arts die heeft geconstateerd dat de geconstateerde letsels kunnen passen bij de door aangeefster gegeven toedracht. Voorts acht de rechtbank de omstandigheid dat aangeefster na het incident alleen achterblijft op een verlaten plek op een eiland waar zij de weg nog onvoldoende kent en vervolgens vrijwel direct hevig geëmotioneerd met haar vriend belt en ook in die gemoedstoestand door politie wordt aangetroffen, totaal niet passend bij de lezing die verdachte heeft gegeven.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar en geloofwaardig. Voor deze verklaring is ook voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan tegen haar wil.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De inhoud van het zaaksdossier, nummer PL0100-2019137540, gesloten op 7 juli 2019, dat bestaat uit diverse processen-verbaal en stukken, waaronder:
1.1.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2019137540-10, d.d. 31 mei 2019, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, pagina 43 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op vrijdag 31 mei 2019 omstreeks 03.40 uur reden wij over de Zwarteweg komende uit de richting van Buren en gaande in de richting van Nes. Wij zagen dat daar een vrouw op haar hurken op de grond zat. Wij zagen dat er een man naast haar stond en stopten ons voertuig. Wij vroegen aan hen wat er aan de hand was en wij zagen dat de vrouw, die later bleek te zijn genaamd [slachtoffer] , aan het huilen was en erg geëmotioneerd was.
Wij hoorden dat ze zei: "Ik ben verkracht door een of andere Pool. Hij heeft aan mij gezeten en is in mij geweest. Ik was met collega's naar de [uitgaansgelegenheid] geweest en ging alleen naar huis. Er fietste opeens een Pool met me mee die ook in de [uitgaansgelegenheid] was geweest. Hij zei dat we deze route moesten fietsen. Ik zei nog dat dit volgens mij niet de goede route was. Ineens sleurde hij mij de sloot in en heeft hij overal aan gezeten. Hij is in mij geweest. Opeens schrok hij ergens van en ging hij er vandoor. Ik weet niet waarvan hij schrok." Terwijl zij dit zei, zagen wij dat ze hevig geëmotioneerd was. Wij zagen dat zij een paar vochtige plekjes op haar broek had. Mogelijk dat dit sporen zijn van de verkrachting, maar het kan ook zijn dat de tranen van de vrouw dit veroorzaakt hebben. Wij zagen dat [slachtoffer] een diepe schaafwond op haar linkerenkel had. Wij zagen dat deze wond net niet bloedde. Ik, [verbalisant 1] , vroeg vervolgens aan de man die bij haar was naar zijn identiteit en hij bleek te zijn genaamd [getuige 1] . Hij verklaarde dat hij een collega was van [slachtoffer] en dat hij net als ons uit de richting van Buren kwam rijden op zijn scooter. Dat hij ook in de [uitgaansgelegenheid] was geweest. Dat [slachtoffer] hem tegemoet kwam fietsen komende uit de richting van Nes. Dat zij hem vervolgens vertelde wat er was gebeurd en dat wij toen aan kwamen rijden.
Toen de vrouw ons vertelde dat het een Pool was, vroeg [getuige 1] haar of het dezelfde Pool was als in de [uitgaansgelegenheid] . Wij hoorden dat de vrouw zei dat dit zo was. Wij hoorden dat [getuige 1] zei dat die Pool dan wel op de camerabeelden zou staan bij de [uitgaansgelegenheid] en dat we zo zijn identiteit konden achterhalen. Met '[uitgaansgelegenheid] ' wordt discotheek [uitgaansgelegenheid] bedoeld, gevestigd aan de [straatnaam] te Nes. Wij hebben [slachtoffer] meegenomen naar het bureau van Politie in Nes. Wij zagen in het bureau dat [slachtoffer] verwondingen had op haar linker duim en wij hoorden dat ze zei dat ze last had van haar linker elleboog. Wij zagen ook dat haar schoenen vervuild waren met zand. Wij hebben vervolgens contact opgenomen met politieambtenaar [verbalisant 2] van de Zedenpolitie. Haar bovenstaande bevindingen medegedeeld en vervolgens met [slachtoffer] laten praten. Collega [verbalisant 2] gaf aan dat [slachtoffer] haar slip en broek in beslag moesten worden genomen en dat [slachtoffer] voor onderzoek naar het ziekenhuis MCL Leeuwarden moest worden gebracht. Vervolgens heeft [slachtoffer] haar slip, broek, hemdje en BH zelf uitgedaan en apart in papieren zakken gedaan. Ik, [verbalisant 3] , droeg bij het overnemen van de papieren zakken plastic handschoenen.
1.2.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van de aangeefster [slachtoffer] , nummer PL0100-2019137540-13, d.d. 1 juni 2019, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, pagina 9 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik doe aangifte van verkrachting, gepleegd op 31 mei 2019 bij Buren in de gemeente Ameland. Ik was op 30 mei 2019 in discotheek [uitgaansgelegenheid] op Nes, Ameland. Op 31 mei 2019 voor 03.00 uur wilde ik naar de camping [naam camping] in Buren. Er was een jongen die wel met mij mee wilde fietsen. Hij moest dezelfde kant op. Ik zei tegen die jongen dat ik naar de camping in Buren moest. Hij zei dat hij ook naar Buren moest. Hij is met mij meegefietst. Ik had een idee dat we de verkeerde kant op gingen. Hij zei dat hij de weg kende. Hij zei dat het allemaal wel prima was.
Ik heb volgens mij ook nog wel een keer stil gestaan en op Google Maps gekeken of we de goede kant op gingen. Weer verder fietsen. Hij trok mij van de fiets af. Ik wist niet waar we waren. Hij trok mij van de weg af. Ik viel. Hij dook bovenop mij. Ik drukte. Ik trok. Het lukte niet. Hij was veel sterker. Ik gilde en schreeuwde. Hij trok mij in een lege sloot. Daar gebeurde het. Ik probeerde hem weg te duwen. Hij lag bovenop mij. Ik heb hard geschreeuwd en gegild dat hij van mij af moest gaan, maar hij hield mij echt tegen en trok mijn broek naar beneden en die van hemzelf. Hij heeft ook mijn shirt omhoog getrokken en aan mijn borsten gezeten. Ik heb met mijn handen en benen geprobeerd hem weg te duwen. Het lukte gewoon niet. Ik lag vast in die sloot. Ik heb gegild en ik heb geschreeuwd. Ik heb geprobeerd via die zijkanten er uit te klimmen. Toen is hij bij mij naar binnen gegaan met zijn penis in mijn vagina. Vrijwel direct zodra hij de kans had, had hij zijn broek al omlaag. Hij trok ook mijn broek naar beneden en trok ook zijn broek uit en toen ging hij erin. Ik voelde angst. Ik voelde me vies. Ik voelde pijn aan mijn vagina. Hij hield mij in bedwang. Volgens mij heb ik een plek op mijn gezicht gehad, want ik voel hier ook pijn. Ik zit onder de schrammen en blauwe plekken over mijn lichaam. Ik heb heel hard geschreeuwd en gegild en om hulp geroepen, maar er was helemaal niks in de buurt. Het was helemaal afgelegen. Het had weinig zin. Op een gegeven moment geef je je maar een soort van over of zo. Straks slaat hij je helemaal verrot of zoiets. Ik weet nog dat ik in die sloot lag en hij stond op en stapte op de fiets en fietste weg alsof er niets aan de hand was. Hij fietste volgens mij dezelfde kant op als waar we weg kwamen. Hij heeft mij verkracht. Ik wil niet dat hij daar ongestraft mee weg komt.
1.3.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] , nummer PL0100-2019224598-3, d.d. 31 mei 2019, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, pagina 28 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik was in de nacht van 30 op 31 mei 2019 met mijn collega's van [strandpaviljoen] op stap in discotheek [uitgaansgelegenheid] . [slachtoffer] is één van die collega's. Ik denk dat [slachtoffer] omstreeks 02.30 uur de [uitgaansgelegenheid] heeft verlaten. Zij is in haar eentje weggegaan. Toen ik uiteindelijk bij mijn appartement aankwam, viel het mij op dat de fiets van [slachtoffer] er nog niet stond. Ik besloot haar te bellen. Dit was om 03.28 uur vannacht. Ik hoorde vervolgens dat [slachtoffer] de telefoon opnam en dat zij helemaal buiten de wereld was. Ik hoorde dat zij aan het hijgen was en dat zij schreeuwde. Ik kon er helemaal niets uit opmaken. Wel begreep ik dat er iets aan de hand moest zijn. Ik heb daarom aan [slachtoffer] gevraagd om mij een locatie van haar positie door te appen. Uit deze app die [slachtoffer] mij stuurde bleek dat zij aan de Zwarteweg was. Ik ben vervolgens daar meteen naar toe gereden. Toen ik op de Zwarteweg reed, zag ik dat [slachtoffer] mij tegemoet kwam fietsen. Ik hoorde haar schreeuwen in de trend van: "Verkracht, verkracht, hij heeft in mij gezeten!" Vervolgens zag ik dat er ook al een politieauto aankwam. Ik heb vervolgens geprobeerd [slachtoffer] te troosten. [slachtoffer] bleef echter heel erg hysterisch. Er was op dat moment bijna niet met [slachtoffer] te praten. Wel werd het mij duidelijk dat [slachtoffer] verkracht was, althans dat begreep ik uit haar woorden. Ik heb vannacht nog wel van [slachtoffer] begrepen dat zij door een Poolse man zou zijn verkracht.
1.4.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] , nummer PL0100-2019137540-23, d.d. 1 juni 2019, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, pagina 36 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
[slachtoffer] is mijn vriendin. Op 31 mei 2019 om 03.24 uur werd ik door haar gebeld. Ik hoorde gesnik. Ze was helemaal niet in haar doen. Ze zei: "Ik ben verkracht door een Poolse man". Ze was paniekerig, schreeuwerig en heel veel huilen. Ik vroeg haar of ze wat wilde kalmeren en dat lukte niet. Ik heb gezegd: "Deel je locatie met me. Dan kan ik kijken wat ik voor je doen", want ze kon de weg naar huis niet vinden. Ik heb de politie gebeld en de locatie met de politie gedeeld. Ze was helemaal hysterisch. Ik ben rond 08.00 uur naar het ziekenhuis in Leeuwarden gegaan. Daar vertelde [slachtoffer] dat dat ze van de fiets werd getrokken en dat ze een stomp tegen haar gezicht heeft gekregen. Dat haar polsen waren omgedraaid. Die deden in ieder geval pijn. Ze had allemaal schaafplekken op haar lichaam. Ik heb dit gezien op haar elleboog, haar enkel was kapot, op haar rug had ze krassen en op haar benen zaten allemaal blauwe plekken. Ze zei dat ze een klap had gehad en dat ze in het begin wel weerstand bood, maar dat dit geen zin had. Dat het erger werd en ze zich had overgegeven aan de situatie. Zij zei: "Hij was gewoon veel te sterk. Ik kon daar niks tegen doen". Zij begon het gesprek huilend en zei: "Hij heeft gewoon zijn piemel in mij gestopt". Dat zei ze in het telefoongesprek. Daar begon ze mee. Dat heeft ze wel honderd keer gezegd. Aan de telefoon was ze helemaal in paniek.
1.5.
Een ambtsedig proces-verbaal van forensisch medisch onderzoek slachtoffer [slachtoffer] , met bijlagen, nummer PL0100-2019137540-4, d.d. 31 mei 2019, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, pagina 106 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Aanleiding onderzoek
Op 31 mei 2019 om 06.00 uur kwam ik, verbalisant, naar aanleiding van een verkrachting,
voor een forensisch onderzoek naar het Medisch Centrum Leeuwarden (MCL) gevestigd aan de Henri Dunantlaan 2 te Leeuwarden.
Voorafgaande informatie
Voorafgaand aan het door mij ingestelde forensische onderzoek, verkreeg ik de
volgende informatie:
Op die datum zou een vrouw aankomen die slachtoffer was geworden van een verkrachting.
De verkrachting zou gebeurd zijn op Ameland in de omgeving van Nes.
Betrokkene
Slachtoffer
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Forensisch onderzoek
Bevindingen
Ik zag dat het slachtoffer verdeeld over haar lichaam verschillende letsels had.
Ik zag dat zij een ontvelling/schaafplek had op haar linker onderbeen, net boven haar voet. Op haar rechtervoet zag ik een kleine huidverkleuring. Op haar linkerhiel zaten enkele ontvellinkjes. Op haar rug en haar rechterflank zaten enkele krassen. Op haar rechterhand zat een kras en op haar linker duim zat een klein wondje waaruit gebloed was. Op haar linker elleboog zat een roodverkleuring van de huid en een ontvelling/schaafplek. Op haar rechter onderarm zat een roodverkleuring van de huid.
1.6.
Een ambtsedig proces-verbaal van forensisch medisch onderzoek slachtoffer verdachte, met bijlagen, nummer PL0100-2019137540-19, d.d. 1 juni 2019, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, pagina 147 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Informatie tijdens onderzoek
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboortedatum : [verdachte] 1985
Forensisch onderzoek
Bevindingen
In de voornoemde onderzoekskamer werd door forensisch arts P. Tan in mijn bijzijn een
forensisch medisch onderzoek gedaan bij de verdachte [verdachte] . Tijdens dit onderzoek werden de zichtbare letsels bij de verdachte fotografisch door mij vastgelegd. Ik zag dat de verdachte, verdeeld over zijn bovenlichaam/ boven - en onderarmen meerdere oppervlakkige huidbeschadigingen. Bij het beoordelen van deze hierboven genoemde verwondingen verklaarde de forensisch arts P. Tan dat deze zouden kunnen passen bij krabben.
1.7.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van de verdachte, nummer PL0100-2019137540-39, d.d. 26 juni 2019, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, pagina 269 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 31 mei 2019 heb ik bij Buren op Ameland seksuele handelingen verricht met een vrouw waarvan ik nu weet dat zij [slachtoffer] heet. Ik ben met mijn penis haar vagina binnengedrongen en ik heb haar blote borsten gezoend.
2. Een geneeskundige verklaring, op 4 juni 2019 opgemaakt en ondertekend door drs. J. Dekker, forensisch arts KNMG, medewerker van Forensische Geneeskunde GGD Drenthe, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Datum maken letselbeschrijving : 4 juni 2019
Medische informatie betreffende : [slachtoffer]
Datum incident : 31 mei 2019
Ouderdom letsels : Het huidige tijdsinterval kan passen bij de ouderdom van de letsels.
Past de opgegeven toedracht bij het
letsel : mogelijk
Letselbeschrijvingen
Lichaamsdeel : hoofd
Beschrijving : de linkerwang is diffuus iets opgezwollen ten opzichte van rechts en is licht roze verkleurd.
Soort : Kneuzing.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Linkerarm.
Beschrijving : Aan de buitenzijde van de linker bovenarm, ca. 8 cm. boven de punt van het ellebooggewricht, bevindt zich een vaagbegrensde, geelbruine huidverkleuring.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Linkerarm.
Beschrijving : Aan de strekzijde van de linker onderarm ca. 8 cm. onder de punt van het ellebooggewricht, bevindt zich een vaagbegrensde, geelbruine huidverkleuring.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Linkerbeen.
Beschrijving : Halverwege de buitenzijde van het linker onderbeen bevindt zich een vaagbegrensde, geelbruine huidverkleuring.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Linkervoet.
Beschrijving : Net onder de scheidslijn van de voetrug van de linkervoet en het onderbeen bevindt zich een scherpbegrensde oppervlakkig huidletsel met korstvorming.
Soort : Oppervlakkig schaafletsel.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Linkerbeen.
Beschrijving : Aan de voorzijde van het linker onderbeen, vlak onder de knie, bevindt zich een vaagbegrensde blauwpaarse tot geelbruine huidverkleuring.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Rechterbeen.
Beschrijving : Aan de binnenzijde van het rechter onderbeen, bevindt zich een matig scherp begrensde, blauwpaars tot geelbruine huidverkleuring.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Rechterbeen.
Beschrijving : Op de binnenzijde van het rechter onderbeen bevindt zich een conglomeraat van vermoedelijk 2 afzonderlijke letsels die in elkaar doorlopen. Het betreft geelbruine tot geelgroene huidverkleuringen.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Rechterbeen.
Beschrijving : Op de achterzijde van het rechter onderbeen bevinden zich een tweetal vaagbegrensde geelbruine huidverkleuringen.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Rechterbeen
Beschrijving : Midden op de voorzijde van het rechter onderbeen bevindt zich een zeer vaag begrensde geelbruine huidverkleuring.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
Lichaamsdeel : Rechterarm.
Beschrijving : Midden op de achterzijde van de rechterarm bevindt zich een vaagbegrensde rood- tot geelbruine huidverkleuring.
Soort : Bloeduitstorting.
Past bij toedracht : De door de onderzochte persoon aangegeven toedracht kan passen bij het geconstateerde letsel.
3. De op 18 december 2019 ten overstaan van de rechter-commissaris, belast met de
behandeling van strafzaken, door [slachtoffer] afgelegde getuigenverklaring, zakelijk
weergegeven inhoudende:
U vraagt mij naar het moment dat hij mij van de fiets aftrok en vraagt mij of ik aan het
fietsen was of stil stond. Ik stond stil om op mijn telefoon te kijken. Het ging zo snel en het
ging in een worp. U vraagt mij of ik het idee had dat iemand mij kon horen en of er in de
verte wel lichten waren van bebouwing. Ik had geen idee waar ik was. Ik ken de weg daar
niet. Het was pikkedonker. Er was ook niet in de verte bebouwing te zien.
Op vragen van de raadsman antwoord ik als volgt.
U houdt mij voor dat de verdachte verklaard heeft dat ik tegen hem heb gezegd: "Kom naar
beneden".
Op verontwaardigde toon:Tuurlijk niet! Het is tegen mijn wil geweest!! Het is
niet zo dat ik iets van hem wilde. Als iets met hem had gewild, dan had ik hem wel
meegenomen naar mijn woning dan dat ik ordinair in een sloot zou liggen. Dat doe je toch
niet?!

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 31 mei 2019 bij Buren in de gemeente Ameland door geweld [slachtoffer] door geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het binnendringen met verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] en het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] aan haar lichaam van de door haar bestuurde fiets heeft getrokken en vervolgens
- die [slachtoffer] in een aldaar aanwezige droge sloot heeft getrokken/geduwd en vervolgens
- op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan en vervolgens blijven liggen en
- de door die [slachtoffer] gedragen broek naar beneden heeft getrokken en
- het door die [slachtoffer] gedragen shirt omhoog heeft getrokken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor zover de rechtbank het feit bewezen mocht verklaren, aangevoerd dat bij een strafoplegging rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte first offender is. Ook moet met de persoon van verdachte rekening worden gehouden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een jonge vrouw op Ameland. Hij heeft opgemerkt dat aangeefster onder invloed van alcohol verkeerde, waarna hij heeft aangeboden om "haar thuis te brengen". Verdachte heeft het slachtoffer midden in de nacht meegenomen naar een afgelegen plek en heeft aldaar vervolgens het slachtoffer van haar fiets getrokken en verkracht. Hierbij heeft hij geweld gebruikt waardoor bij het slachtoffer op diverse plaatsen op en aan haar lichaam letsel is ontstaan. Verdachte heeft een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft, onder invloed van alcohol, zijn eigen lust- en behoeftegevoelens laten prevaleren boven de gevoelens van het slachtoffer.
Het is bekend dat een verkrachting door slachtoffers als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige gevolgen op emotioneel en seksueel gebied met zich kan brengen. Een dergelijk feit kan langdurige gevolgen hebben voor het slachtoffer, omdat er sprake is van ernstige schending van de integriteit van het lichaam. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun seksuele ontwikkeling en het dagelijks bestaan.
Door het handelen van verdachte kan het vertrouwen in de medemens bij het slachtoffer ernstig verstoord raken. Uit de door het slachtoffer ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit voor haar ook het geval is. Uit die verklaring blijkt voorts dat het feit haar ernstig getraumatiseerd heeft. Het gebeuren heeft een diepe indruk gemaakt op het slachtoffer en zij ondervindt daarvan nog altijd de gevolgen. Verdachte heeft met die gevolgen op geen enkele manier rekening gehouden. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zeer aan. Het behoeft verder weinig betoog dat een zeer ernstig feit als dit ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproept.
De rechtbank heeft in het kader van de persoon van verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 augustus 2019, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 30 augustus 2019. Hieruit blijkt, kort gezegd, dat verdachte werk heeft en een normaal netwerk van vrienden en familie.
Er zijn geen omstandigheden aan te wijzen die mogelijk van invloed zijn geweest op het bewezen verklaarde anders dan het alcoholgebruik. Dat verdachte kennelijk zonder direct aanwijsbare oorzaak tot het plegen van een ernstig feit als het onderhavige komt, ziet de rechtbank als zorgelijk.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van het feit enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Bij de bepaling van de hoogte daarvan heeft zij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht als uitgangspunt genomen. Voor een verkrachting wordt als strafmaat genoemd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De rechtbank heeft daarnaast gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij overweegt de rechtbank wel dat het bewezenverklaarde feit zich moeilijk laat vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elke verkrachting een aantal specifieke elementen in zich draagt. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat sprake is van een aantal strafverhogende omstandigheden, te weten dat verdachte heeft opgemerkt dat het slachtoffer behoorlijk onder invloed was van alcoholhoudende drank, waardoor zij kwetsbaar was, het feit dat zij onbekend was op het eiland en het feit dat hij op grove misbruik van het vertrouwen van het slachtoffer heeft gemaakt door de indruk te wekken dat hij haar veilig naar de camping zou brengen.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt € 15.000,00 ter vergoeding van immateriële schade en
een bedrag van € 11.514,15 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, totaal een bedrag van € 26.514,15.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, behoudens de gevorderde materiële schade met betrekking tot onvoorziene kosten/schade in verband met mogelijk hoger beroep, de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd. Gevorderd is de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 26.414,15,
vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de door hem bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat die vordering zich niet leent voor behandeling in het strafproces.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de gevorderde immateriële schade niet ontvankelijk te verklaren, omdat de onderbouwing van deze schade niet deugdelijk is. Deze vordering is niet eenvoudig van aard en aanhouding van de strafzaak zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
De benadeelde partij moet met betrekking tot de materiële schade ten aanzien van de medische kosten en de studievertraging niet ontvankelijk worden verklaard, nu deze kosten deels betrekking hebben op de toekomst en daarom van rechtstreekse schade geen sprake is. Ook de gevorderde schade met betrekking tot het verlies van verdienvermogen betreft geen rechtstreekse schade, zodat de benadeelde partij ook met betrekking tot dit onderdeel van de gevorderde materiële schade in de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard.
Tot slot moet de benadeelde partij ook in de post overige materiële schade, bestaande uit telefoonschade, fietsschade, kledingschade en onvoorziene kosten/schade in verband met mogelijk hoger beroep, niet ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de immateriële schade
De rechtbank vindt voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van het handelen van verdachte. De gevorderde schade moet naar het oordeel van de rechtbank wel worden gematigd. De rechtbank heeft daarbij als uitgangspunt genomen de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 juli 2019. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat het letsel van de benadeelde partij valt in de in die letsellijst genoemde categorie 3.
Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 5.000,00.
De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019, en voor het overige deel afwijzen.
Met betrekking tot de materiële schade
Reiskosten.
De vordering van € 216,70 met betrekking tot de reiskosten, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019.
Medische kosten.
De rechtbank acht de vordering van € 770,00 ten aanzien van de medische kosten voldoende onderbouwd. Door de benadeelde partij is voldoende aannemelijk gemaakt dat de kosten voor het eigen risico in 2020 ook zullen worden gemaakt, omdat de behandeling van de benadeelde partij ook in 2020 nog zal plaatsvinden.
Dit onderdeel van de gevorderde materiële schade zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019.
Arbeidsvermogen.
Dit deel van de vordering ten bedrage van € 1.500,00 zal eveneens worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019. De rechtbank acht deze schade voldoende onderbouwd en de hoogte ervan is door verdachte onvoldoende betwist.
Studievertraging.
Ook dit deel van de vordering ten bedrage van € 8.587,50 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019. De rechtbank is van oordeel dat deze schade rechtstreeks in verband staat met het bewezen verklaarde en door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd.
De rechtbank heeft gezien dat benadeelde partij in september 2019, derhalve na het bewezenverklaarde, is begonnen met deze studie en overweegt hierbij dat het aanvankelijk de bedoeling was dat de strafzaak tegen verdachte op 10 september 2019 inhoudelijk zou worden behandeld. In verband met een door de verdediging gedaan en door de rechtbank toegewezen verzoek om -onder meer- getuigen te horen, heeft er toen geen inhoudelijke behandeling plaatsgevonden.
Op 6 december 2019 is de strafzaak tegen verdachte nog pro-forma behandeld omdat voornoemde getuigen nog niet waren gehoord. De getuigenverhoren hebben op 18 december 2019 plaatsgevonden. Met de ter zitting overgelegde stukken en de mondelinge toelichting door de benadeelde partij dat deze vertraging in de behandeling van de strafzaak er toe heeft geleid dat zij studievertraging heeft opgelopen, is de dit deel van de vordering voldoende onderbouwd.
Telefoonschade, fietsschade en kledingschade.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de telefoonschade, fietsschade en kledingschade als volgt. Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij die schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Onvoorziene kosten/schade in verband met mogelijk hoger beroep.
Tot slot zal de rechtbank de post ten aanzien van de onvoorziene kosten/schade in verband met mogelijk hoger beroep afwijzen, omdat de rechtbank van oordeel is dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij schade heeft geleden.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde en artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 16.074,20 (zegge: zestienduizend vierenzeventig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] met betrekking tot de overige gevorderde immateriële schade af.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] met betrekking tot de gevorderde materiële schade ten aanzien van de telefoonschade, fietsschade en kledingschade niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] met betrekking tot de gevorderde materiële schade ten aanzien van de onvoorziene kosten/schade in verband met mogelijk hoger beroep af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 16.074,20 (zegge: zestienduizend vierenzeventig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 mei 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 115 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 11.074,20 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. A. Nieuwenhuis, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2020.