ECLI:NL:RBNNE:2020:531

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
11 februari 2020
Zaaknummer
18/850032-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mensenhandel, mishandeling, wapenbezit en witwassen

Op 11 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 34-jarige man uit Elburg, die werd beschuldigd van mensenhandel, mishandeling, wapenbezit en witwassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De man heeft zijn ex-vriendin gedwongen in de prostitutie te werken en haar verdiensten afgenomen. Daarnaast heeft hij haar mishandeld en een vuurwapen in zijn bezit gehad. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van dwangmiddelen zoals geweld en bedreiging, waardoor er sprake was van uitbuiting. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van geld dat afkomstig was uit de mensenhandel. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de ex-vriendin, tot schadevergoeding toegewezen voor een bedrag van € 3.350,71, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en deelname aan een agressieregulatietraining.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/850032-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Kieft, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeente(n) Súdwest-Fryslân, Lelystad, Elburg, Epe, Dronten, Meerssen en/of Amersfoort en/of/althans (elders) in Nederland,
A)
een ander of anderen, te weten [slachtoffer] en (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of
ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon (te weten [slachtoffer] ) te verkrijgen die zeggenschap over die [slachtoffer] had,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het
oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten
van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en)
enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs
moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst
van haar, [slachtoffer] , seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°)
en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting
van die/een ander of anderen, te weten naam [slachtoffer] (sub 6°)
bestaande hierin dat verdachte (telkens)
- nadat hij, verdachte, de vriendschap en/of vertrouwen van die [slachtoffer] had
weten te winnen/verkrijgen, en/of wist dat die [slachtoffer] schuld(en) had, en/of
- die [slachtoffer] heeft overgehaald en/of onder druk heeft gezet en/of ervan
heeft overtuigd en/of heeft bedreigd door een pistool te laten zien en/of te
slaan/stompen en/of aan de haren te trekken en/of (vervolgens/daarbij) met
haar hoofd tegen een muur/de grond te slaan en/of in de gelegenheid gesteld
om (tegen betaling) seks te hebben met en/of seksuele handelingen ter
verrichten bij een of meer mannen en/of vrouwen en/of met paren en/of
trio's, en/of (vervolgens) heeft tewerkgesteld als prostituee en/of
- ( daartoe) (pikante) foto('s) van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of laten
maken en/of (vervolgens) advertentie(s) heeft gemaakt/vervaardigd en/of
geplaatst op internetsite(s) (o.a. website(s) " [website 1] " en/of " [website 2] ")
waarin die [slachtoffer] (onder de naam " [naam 1] / [naam 2] ") werd aangeboden als
prostituee, en/of
- ( vervolgens) afspraken heeft gemaakt en/of laten maken met een of meer
(potentiële) klanten en/of klant(en) heeft geregeld en/of (daartoe) die C
[slachtoffer] heeft tewerkgesteld als prostituee in vakantiehuisje(s), hotelkamer(s),
(bij klanten) thuis, in seksclub en/of
- een (werk)kamer/plek en/of (werk)telefoon(s) voor die [slachtoffer] heeft
geregeld en/of laten regelen en/of ter beschikking gesteld, en/of die [slachtoffer]
heeft vervoerd en/of laten vervoeren naar en/of van een
(werk)adres/plek, en/of
- zorg heeft gedragen voor controle en/of begeleiding en/of toezicht op de
prostitutiewerkzaamheden en/of verdiensten en/of afspraken over de
uitbetaling van de verdiensten van die [slachtoffer] (onder de naam (website)
" [naam 1] / [naam 2] " en/of (seksclub) " [naam 3] / [naam 4] ", en/of
- die [slachtoffer] (een gedeelte van) de verdiensten of opbrengsten uit haar
prostitutie heeft laten afstaan en/of heeft geïncasseerd;
2.
hij in of omstreeks [geboortedatum] 2016 tot en met 8 april 2019 in de gemeente(n)
Elburg en/of Lelystad een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens
en munitie, te weten een (geladen) pistool, van het merk Zastava, nr ET 830676,
kaliber 6.35 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of
pistool, en/of een (losse) patroonhouden met 5 patronen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017,
in de gemeente(n) Lelystad, Elburg, Epe, Dronten, Meerssen en/of Amersfoort
en/of/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) [slachtoffer]
heeft mishandeld door haar tegen hoofd en/of lichaam te slaan en/of stompen en/of
aan de haren te trekken en/of (vervolgens/daarbij) met haar hoofd tegen een
muur/de grond te slaan;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017,
in de gemeente(n) Súdwest-Fryslân, Lelystad, Elburg, Epe, Dronten, Meerssen
en/of Amersfoort en/of/althans (elders) in Nederland, een voorwerp, te weten een
of meer geldbedragen (totaal 16.230 euro), heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een of meer
geldbedragen (totaal 16.230 euro) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017,
in de gemeente(n) Súdwest-Fryslân, Lelystad, Elburg, Epe, Dronten, Meerssen
en/of Amersfoort en/of/althans (elders) in Nederland, een voorwerp, te weten een
of meer geldbedragen (totaal 16.230 euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft
gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat
voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 en 4 primair.
Met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel gepleegd ten opzichte van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft de officier van justitie aangevoerd dat de sub-onderdelen 4 en 9 bewezen kunnen worden. Volgens de officier van justitie heeft verdachte gebruik gemaakt van de dwangmiddelen geweld, bedreiging met geweld en misbruik van een kwetsbare positie. Sub-onderdeel 1 (kort gezegd aanwerven, vervoeren en huisvesten) en 6 kunnen niet bewezen worden omdat verdachte geen oogmerk van uitbuiting had.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 4.
Zij heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat verdachte geen oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer] had. Hij had een relatie met haar en er was geen sprake van gedwongen prostitutie of gedwongen afstaan van verdiensten. Er was weliswaar sprake van een “rumoerige en explosieve relatie” met verbaal en fysiek geweld, maar dit hield geen verband met de prostitutie. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat ten aanzien van feit 1 dient te worden uitgegaan van een kortere pleegperiode, namelijk een periode van maximaal zes maanden.
Ten aanzien van feit 4 - en in samenhang met de bepleite vrijspraak van feit 1 - heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig was. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 komt, stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat het geldbedrag afkomstig is van de uitbuiting van [slachtoffer] . Verdachte heeft altijd legaal inkomen gehad.
De contante geldstortingen op zijn rekeningen zijn te verklaren doordat hij altijd geld opneemt, om vervolgens terug te storten wat hij overhoudt.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1: mensenhandel
Op basis van de verklaringen van [slachtoffer] en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte staat vast dat [slachtoffer] tijdens haar relatie met verdachte in de prostitutie werkte, dat sprake was van een soort samenwerking en dat verdachte (wel eens) verdiensten van haar ontving. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of daarbij sprake was van mensenhandel ex artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
De rechtbank overweegt met betrekking tot artikel 273f (oud) Sr dat uit de totstandkomingsgeschiedenis en de jurisprudentie volgt dat mensenhandel is gericht op uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid. De in dit artikel opgenomen verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze en afhankelijkheid komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen van artikel 273f Sr, waarbij deze gedragingen alleen bestraft kunnen worden als ze zijn begaan onder omstandigheden waarbij (oogmerk van) uitbuiting kan worden verondersteld.
Het (oogmerk van) uitbuiting is in de wet niet gedefinieerd, anders dan in het tweede lid door de opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. In het geval van prostitutiewerkzaamheden zal er - gelet op de aard van het werk en de forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer - in het geval van gebruik van enig dwangmiddel en enig financieel gewin bij de verdachte al snel sprake zijn van uitbuiting. Wanneer gebruik is gemaakt van enig dwangmiddel, is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant.
Aan verdachte zijn sub-onderdelen 1, 4, 6 en 9 van lid 1 van artikel 273f Sr ten laste gelegd. Uit de wettekst van de sub-onderdelen 1 en 6 volgt dat voor bewezenverklaring van deze sub-onderdelen is vereist dat sprake is van (oogmerk van) uitbuiting. Uit de jurisprudentie volgt dat de in sub-onderdeel (3,) 4 en 9 omschreven gedragingen eveneens alleen strafbaar zijn indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Uitbuiting moet dan ook worden aangemerkt als een impliciet bestanddeel van deze sub-onderdelen.
De rechtbank leidt in de onderhavige zaak uit de hierna op te nemen bewijsmiddelen - kort gezegd - de volgende gang van zaken af. [slachtoffer] werkte als prostituee in een seksclub waar ze verdachte ontmoette. Ze werd verliefd op hem en er ontstond een relatie tussen beiden. Verdachte trok na enkele maanden bij [slachtoffer] in. Verdachte stelde voor dat [slachtoffer] zou stoppen met het werk in de seksclub en met hem in de prostitutie zou gaan samenwerken, hetgeen gebeurde. [slachtoffer] ging via advertenties prostitutiewerkzaamheden doen, onder andere bij klanten thuis, in hotels en vakantieparken. Verdachte vervoerde haar indien nodig. [slachtoffer] mocht zelf niet langer bepalen welke klanten ze aannam. [slachtoffer] deed haar verdiensten in een potje. Verdachte nam geld uit dat potje en zijn rekeningen werden met de verdiensten van [slachtoffer] betaald. Verdachte mishandelde [slachtoffer] met enige regelmaat, dreigde met geweld - onder meer met een vuurwapen - en kleineerde en commandeerde [slachtoffer] . Toen de relatie stukliep in september 2016, bleef verdachte in het huis van [slachtoffer] wonen. [slachtoffer] was haar eigen huis uit gevlucht en woonde (deels) elders. Ze vreesde voor haar leven en sprak - voor haar eigen veiligheid - met verdachte af dat hij uit haar huis zou gaan zodra [slachtoffer] hem
€ 2.000,00 had betaald. Dat geld moest verdiend worden met prostitutieafspraken. Via WhatsApp-berichten beval hij haar om te gaan werken en liet hij haar weten dat hij zijn geld wilde, ook al gaf [slachtoffer] aan dat ze ongesteld was en naar een borrel van haar zus wilde. Op een gegeven moment zag [slachtoffer] geen andere uitweg uit de situatie dan iemand te vragen om verdachte te laten vermoorden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gebruik heeft gemaakt van de dwangmiddelen geweld, bedreiging met geweld en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voorvloeiend overwicht. Uit het dossier - zelfs alleen al uit de WhatsApp-berichten - volgt ontegenzeggelijk dat sprake was van een ongelijke verhouding tussen [slachtoffer] en verdachte. Doordat [slachtoffer] door verdachte (fors) werd mishandeld, bedreigd, gekleineerd en gecommandeerd, werd zij gaandeweg in de relatie volledig ondergeschikt gemaakt aan de wil van verdachte. Er was geen sprake van een situatie van een “gemiddelde mondige prostituee in Nederland”, die zelf bepaalt waar, wanneer en met wie zij werkt en die zelf de beschikking over haar verdiensten heeft.
Het verweer van de raadsvrouw inhoudend dat het geweld binnen de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] losstond van de prostitutiewerkzaamheden wordt verworpen, nu de rechtbank het door verdachte gebruikte geweld ziet in het licht van het aan zijn wil onderwerpen van [slachtoffer] en daarom ook in verband met prostitutiewerkzaamheden wat onder meer blijkt uit de hierboven aangehaalde WhatsApp-berichten.
Nu verdachte [slachtoffer] met gebruikmaking van de genoemde dwangmiddelen heeft gedwongen prostitutiewerkzaamheden te (blijven) doen en hem van haar verdiensten te laten (blijven) profiteren dan wel haar verdiensten op te eisen, was naar het oordeel van de rechtbank sprake van uitbuiting.
Ten aanzien van het oogmerk van uitbuiting overweegt de rechtbank dat hiervoor is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door
hem gewild gevolg meebracht dat de ander werd of zou kunnen worden uitgebuit. [1]
Uit hetgeen reeds is overwogen ten aanzien van de door verdachte toegepaste dwangmiddelen en de door hem gecreëerde uitbuitingssituatie vloeit naar het oordeel van de rechtbank voort dat verdachte handelde met het oogmerk van uitbuiting.
De rechtbank is op grond van vorenstaande in combinatie met de bewijsmiddelen van oordeel dat - kort gezegd - het vervoeren (sub-onderdeel 1), dwingen tot prostitutie (sub-onderdeel 4), dwingen te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen (sub-onderdeel 9) en het voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer] (sub-onderdeel 6) bewezen kunnen worden. De rechtbank zal de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel derhalve op alle sub-onderdelen bewezen verklaren.

Feit 2 en 3

Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is geen verweer gevoerd. De rechtbank acht deze feiten op grond van de hierna op te nemen bewijsmiddelen - waaronder de bekennende verklaring van verdachte - wettig en overtuigend bewezen.

Feit 4: witwassen

Zoals hiervoor is vastgesteld en uit de bewijsmiddelen blijkt heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, onder meer inhoudende dat hij [slachtoffer] heeft gedwongen hem te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen en voordeel getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich tevens schuldig heeft gemaakt aan witwassen zoals tenlastegelegd als feit 4. [slachtoffer] heeft over de financiën kort samengevat het volgende verklaard. Het geld dat zij verdiende werd in een potje gedaan. Verdachte beheerde het geld. Hij nam geld uit het potje om schulden te betalen, om boodschappen te doen en hij kocht er ook zijn hasj van. Verdachte heeft een aantal keren stortingen gedaan van het geld uit het potje. [slachtoffer] keek op een gegeven moment niet meer in het potje, want elke keer dat ze keek was het leeg. In het begin hield ze bij hoeveel ze verdiende en zat ze op 5000 euro. Na twee maanden is ze gestopt met het bijhouden van de verdiensten want het had toch geen zin (bewijsmiddel 4).
De rechtbank ziet ondersteuning voor deze verklaringen van [slachtoffer] in de in de bewijsmiddelen opgenomen appgesprekken, de gegevens over de financiële situatie van verdachte, de door hem gedane contante geldstortingen, alsmede zijn eigen verklaring dat hij ter terechtzitting dat hij verdiensten van [slachtoffer] heeft gekregen.
Het inkomen dat verdachte uit loondienst verdiende in 2016 bedroeg minder dan € 1.000,00 netto per maand en vanaf 2017 iets meer dan € 1.000,00 netto per maand (bewijsmiddel 9). Verdachte en [slachtoffer] hebben verklaard dat verdachte schulden had. Uit het dossier blijkt echter dat in de ten laste gelegde periode met regelmaat contante geldstortingen op de bankrekening van verdachte werden gedaan. Het gaat om een totaalbedrag van € 3.250,00 (bewijsmiddel 10).
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de contante stortingen afkomstig waren van een zogeheten ‘oprotpremie’ van Post NL, waar verdachte werkzaam is geweest, uit januari 2015 en dat hij geld uit zijn eigen onderneming had. Als hij wat verdiende, zette hij geld opzij wat hij apart hield in zijn portemonnee. Ter terechtzitting verklaarde verdachte dat hij de oprotpremie op een zakelijke rekening gestort kreeg en dat hij dit deels heeft overgemaakt naar zijn privérekening, deels heeft gebruikt om schulden af te lossen en deels thuis heeft bewaard voor incidentele uitgaven. Met betrekking tot de contante stortingen verklaarde hij dat hij altijd geld opnam van zijn rekening - om beter zicht op zijn financiën te hebben - en dat hij daarmee dan boodschappen en rekeningen betaalde. Als hij geld over had, stortte hij het geld weer terug.
De rechtbank acht de door verdachte gegeven uitleg over de contante stortingen niet aannemelijk en ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van [slachtoffer] die ondersteuning vinden in overige bewijsmiddelen. De rechtbank is - alle genoemde omstandigheden in aanmerking genomen - van oordeel dat vastgesteld kan worden dat verdachte geldbedragen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en van geldbedragen gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist dat die onmiddellijk afkomstig waren van enig misdrijf, te weten de door hem gepleegde mensenhandel. De rechtbank zal het onder 4 primair ten laste gelegde witwassen dan ook bewezen verklaren.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1, 2, 3 en 4 primair redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb vanaf februari 2016 een relatie gehad met [slachtoffer] . Ik woonde eerst in Elburg en trok in juni bij [slachtoffer] in. De relatie eindigde in september 2016. Ik bleef toen nog wel bij haar wonen. We hadden een korte, turbulente en heftige haat-liefde verhouding. De ruzies waren heftig en hebben klappen tot gevolg gehad. Ik ben kortlontig. Het is niet zo dat ik er altijd direct op los beuk, maar in de situatie waarin wij zaten, gebeurde het wel eens. Het is een paar keer echt geëscaleerd. [slachtoffer] heeft een kale plek en blauwe plekken opgelopen. Ook is er een stukje van haar tand afgebroken tijdens een ruzie. Ik heb haar ook geschopt.
[slachtoffer] werkte in de prostitutie. Ik kon haar daarbij ondersteunen door haar bijvoorbeeld te beveiligen en chauffeur te zijn. Ik heb wel verdiensten van [slachtoffer] gekregen. Ik wist dat [slachtoffer] eind 2016 wilde stoppen met de prostitutie.
De keren dat ik op WhatsApp het woord daten gebruikte, doelde ik op prostitutieafspraken.
Ik had een wapen. Ik heb al langere tijd schulden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juli 2018, opgenomen op pagina 524 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018157400 d.d. 31 juli 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In 2016, februari, heb ik mijn ex heb leren kennen. Dit is een relatie geweest met flink huiselijk geweld.
V: Sinds wanneer werk jij in de prostitutie?
A: Dat is eind 2015 geweest.
V: Dat was vrijwillig en voor jouzelf. Wanneer werd dat anders?
A: Dat is begonnen met mijn ex [verdachte] . We hadden eigenlijk de afspraak omdat we allebei bekend waren met die wereld om samen te werken. Hij mij bescherming bieden en ruimte om te werken en eventueel als vervoermiddel. Dan zou hij een deel van het geld krijgen daarvoor. Maar hij nam alles. Ik heb uiteindelijk ook wel weer wat geld teruggekregen.
Ik had geen keuze meer met wie ik het deed. Hij koos het uit en iedereen die kwam, dat moest dan maar gebeuren en eerder had ik zelf de keuze daarin.
V: Waar werkte je toen?
A: Toen werkten we samen via websites. Of in hotels en parken. Hij beheerde het geld zoals hij dat zei. Ik heb daar dan ook wel weer wat van terug gehad, maar hij heeft daar ook een heleboel rekeningen voor zich zelf van betaald dat ik zoiets had van: dat was niet jouw geld.
V: Maar wanneer is hij dan komen inwonen bij jou?
A: Juni 2016, in Lelystad.
V: Je had het over huiselijk geweld. Maar wat was de reden om jou te slaan?
A: Hij zag mij echt als zijn bezit. En ik moest een soort van afgericht worden. Dus als ik een grote mond gaf of als ik gedrag vertoonde wat niet wenselijk was in zijn ogen moest dat gestraft worden. En ja, later was het zo dat als ik hem maar een vuile blik gaf, dat was al een reden om te gaan meppen. Het kon van alles zijn.
V: Wanneer heb je de eerste klap gekregen?
A: Dat is in mei 2016 geweest, net voordat hij bij me kwam wonen. In het begin kreeg ik één keer in de maand een keer een klap en verder was het heel veel verbaal geweld. Gekleineerd, uitschelden en dat je seksueel gepusht wordt dingen te doen die je niet wilt doen. Dat ging op een gegeven moment tot juli/augustus door en toen ben ik in augustus/september uit huis gegaan. Op een gegeven moment heeft hij een andere meid leren kennen en die heeft hij mee naar huis genomen. Zij moest bij mij in huis komen wonen. Dat accepteerde ik niet. Toen begonnen de klappen weer, want ik had een grote waffel. Toen ben ik een paar keer zo erg in elkaar geslagen dat ik het echt niet meer wist hoe ik het had. De bedreiging was: als je weggaat maak ik je af. Alleen ik was nu al zo in elkaar gemept dat het niet eens meer uitmaakte of ik bleef of wegging. Hij maakte me toch al af. Ik begon ook echt terug te vechten en ja, dan krijg je nog meer klappen. Behalve bij de dokter ben ik ook bij de tandarts geweest die mijn voortand heeft gerestaureerd. Dat was ook naar aanleiding van een klap van [verdachte] .
V: Zijn er ook advertenties gemaakt en onder welke naam?
A: Ja. In ieder geval onder " [naam 1] of [naam 2] ". Mijn werknaam in de club ([naam club] in Sneek) was [naam 3] . En [naam 4] .
V: De periode van die advertenties, wanneer was dat?
A: Maart/april 2016 denk ik, tot februari/maart 2017 sowieso, misschien april/mei ook nog.
Sekssites [website 1] en [website 2] .
V: Controleerde hij jou ook?
A: Ja. Ik moest mij constant melden, dus als ik naar mijn werk toe ging, dat ik aangekomen
was. Of dan zat ik op mijn werk en dan ging de telefoon en als ik niet snel genoeg opnam, dan had ik ruzie.
A: De eerste klap is in mei 2016 gevallen en tot augustus 2016 heb ik incidenteel klappen
gekregen. Dat was dan elke keer een tik, of aan de haren trekken en dan ook echt kale plekken op mijn hoofd. En toen ben ik in september weer terug gekomen en dat is tot december is het heel goed gegaan. Toen kwam die andere meid erbij. Toen kregen we alleen maar ruzie ook daarom. Toen werden de mishandelingen veel erger, toen sloeg hij me echt met mijn hoofd tegen de kast aan, tegen de grond. Hij had echt een kale plek gemaakt van zeker 5 centimeter doordat hij mij aan het haar bij de trap op had getrokken. En ook aan mijn haren tegen de grond aan te slaan en tegen de kastdeur. Zodat ik echt geen licht meer in mijn ogen had. En dat is in maart voor het laatst geweest.
Ik heb ook nog tegen [naam 6] gezegd: [verdachte] beheerde mijn geld, dus zolang hij nog thuis was kon ik ook niet betalen. Terwijl [verdachte] wil dat ik het geld dat ik verdien aan hem geef. Dus ik had niks, ik dacht ik leef niet lang meer. Ik ben nog nooit zo bang geweest.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 oktober 2018, opgenomen op pagina 573 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In september 2016 ben ik weggegaan omdat we erge ruzie hadden in de slaapkamer. Ik rende weg richting de trap. Hij (
de rechtbank begrijpt: verdachte) pakte mij vast en ik heb mij laten vallen van de trap. Ik dacht, nu zal hij wel medelijden hebben dat ik van de trap was gevallen, maar hij kwam me achterna en schopte mij hard tegen mijn lichaam terwijl ik nog onderaan de trap lag.
V: Je vertelde dat het werken in de prostitutie op een gegeven moment anders werd. Jij en je ex zouden het samen doen. Waar bestond het samenwerken uit?
A: Ook dat hij chauffeur van mij was op escort, bodyguard op het moment dat we ontvingen.
V: Je werkte eerst voor jezelf. Hoe is het gekomen dat je ging samenwerken?
A: [verdachte] vond het eigenlijk belachelijk dat ik voor de club werkte want dan kreeg de eigenaresse daar 40% van en toen had hij zoiets van: ja, dan kunnen we dat beter met zijn tweeën doen. Toen hebben we samen een advertentie opgezet en toen bleek zijn werkwijze niet echt bij mij te passen zeg maar. Maar sowieso kwam daar toen al agressie bij en toen had ik al zoiets van: dat wil ik niet.
V: Wat hield jou tegen om hem erbij te hebben?
A: Omdat ik gewoon onderweg naar de klant toe ook geslagen werd. Dat ik zoiets had van, ik ga er liever alleen naar toe, dan heb ik gewoon de rust.
V: Wat voor reden had hij dan om jou te slaan?
A: Dan gaf ik hem een "grote" mond of ik keek hem boos aan. Nou ja grote mond, wat hij dan een grote mond vond. Ik moest een soort van afgericht worden.
V: Wie heeft de advertenties gemaakt?
A: Ik. Hij zei tegen mij wat er in moest staan en dan ging ie dat tot 100 keer toe nog weer
verbeteren. Ik was dat aan het typen en heb dat erop gezet. Hij heeft ook foto's van mij gemaakt.
Ik ben in september 2016 een aantal weken weg geweest. Ik had ook contact met Veilig Thuis. Die vertelden me van: je moet dit tegen hem zeggen of dat! Nou ja, dat durfde ik niet tegen hem te zeggen want dan had ik allang klappen te verduren gehad. Rond november / kerst leek het erop dat we de relatie weer gingen voortzetten en toen in één keer kwam hij met die Poolse (
de rechtbank begrijpt: [naam 5]) op de proppen. Daar ben ik zo tegen in het verweer gegaan en toen begon hij echt met gigantische klappen. Ik was bekrompen en dat moest ik maar accepteren. Toen heb ik echt stoelen op mij gehad. Hij gaf me een duw dat ik van mijn stoel af viel. Hij pakte die stoel op en ramde hem zo op mijn hoofd.
V: Was die Poolse daar ook bij?
A: Nee, ze was in de slaapkamer. Dat was in een huisje.
V: Wie huurde dat huisje dan?
A: Deze keer was dat Poolse vrouwtje dat. Die had dat huisje voor twee weken gehuurd. Het was de bedoeling om daar te werken. Klanten te ontvangen.
O: Jullie hebben vaker in huisjes gezeten. Was dat altijd met de bedoeling om te werken?
A: Ja.
V: Weet je ook waar jullie hebben gezeten.
A: In ieder geval van [bedrijf 1] . Eén keer in Biddinghuizen en twee keer in dat andere park.
V: In hoeverre heeft er een huisje op jou naam gestaan?
A: Alles behalve die laatste met die Poolse. Hij heeft één keer een kamer gehuurd bij een [bedrijf 2] in Amersfoort, bij de Mac Donalds.
V: Wie betaalde de huur?
A: Ik. Ik betaalde alles.
V: Hoe ging dat met de betalingen van de klanten?
A: Ik nam het aan. Ik ging dan even de kamer uit en dan gaf ik het geld aan hem.
V: Hoeveel klanten heb jij zelf gehad in die parken?
A: Ik denk per park gemiddeld 5 of 6.
V: Om welke bedragen gingen het zoal per klant?
A: Dat was altijd 150 euro voor een uur. Nou ja, tussen de 100 en 150 euro want hij wilde op een gegeven moment naar de 100 euro.
V: Wat droeg [verdachte] financieel bij?
A: Helemaal niks. Toen hij bij mij kwam wonen had hij allemaal schulden.
V: Je hebt ook verteld dat [verdachte] een wapen in je huis had. Hoe zit dat?
A: Nadat ik uit huis was in september 2016 was het in oktober van dat jaar dat ie weer zo'n gekke bui had. Dat ie helemaal doordraaide. Hij pakte toen uit zijn tasje een klein voorwerp en die plaatste hij op mijn slaap. Hij zei toen tegen mij:" En nu ga je opschrijven je familieleden en waag het niet om een verkeerd adres op te schrijven want dan zwaait er wat!
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 juni 2019 2018, opgenomen op pagina 607 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: De financiën, hoe is dat gegaan in die periode dat je met [verdachte] was?
A: Hij nam het geld van de klanten aan en stopte dat in een potje voor ons. En ja, ondertussen betaalde ik nog steeds alles terwijl hij zijn boodschappen daarvan deed. Eigenlijk, hij deed het beheer van het geld. Ik betaalde eigenlijk alles en ondertussen ging het geld van de klanten, dat ging dan in dat potje.. Het kwam binnen en het ging ook weer weg. Hij kocht er ook zijn stuff van, zijn hasj en zo.
V: Heeft hij stortingen gedaan van jouw geld?
A: Ja. Een aantal keer. Hij zei: ik haal nu geld uit het potje. Ik keek niet meer in het
potje, want elke keer dat ik keek was het leeg. Op een gegeven moment boeide mij dat potje ook niet meer want ik had er geen zeggenschap over, ik kon er niets mee, als ik erin keek was het leeg.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2019, opgenomen op pagina 367 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Wij hebben een gesprek gehad met [naam 5] , geboren te [geboorteplaats] (Polen). Wij brachten haar op de hoogte waarover wij haar wilden horen, namelijk over [slachtoffer] en [verdachte] . Zij gaf aan dat [verdachte] gek is en dat zij bang voor hem is. Zij wenste absoluut geen verklaring af te leggen. Kort samengevat gaf zij aan dat:
- [verdachte] gek was en agressief
- Zij foto's van [slachtoffer] heeft gezien waarop te zien was dat [slachtoffer] letsel had door
mishandelingen
- [verdachte] op een keer [slachtoffer] aan haar haren had meegesleept naar haar slaapkamer.
- Zij ook samen met [slachtoffer] en [verdachte] in een huisje van [bedrijf 3] heeft gezeten. Dat [slachtoffer] toen wel prostitutie werkzaamheden heeft gedaan.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een journaal van een huisarts met betrekking tot [slachtoffer] , opgenomen op pagina 410 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
10.01.2017 trauma begin december (maand geleden) doos opgevangen met hoofd. hematoom rond li oogkas en zwelling hoofd, gebruikt geen pijnstilling. mogelijk even weg geweest, daarna door knieën gezakt.
oogbewegingen: geen dubbelzien, iets meer zwelling rond li oog dan re, ossaal intact
occipitaal: drukpijn links en ook bij bewegen van nek: meer pijn links dan rechts
spanningshoofdpijn links na klap op hoofd, wazig zien lateraal links na klap rond oog (met hematoom) en lichtflitsen
23.05.2017 Logeert nu bij een vriendin. Huiselijk geweld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 22 mei 2019, opgenomen op pagina 418 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Wapenomschrijving:
Object Vuurwapen (Pistool)
Kleur Chroomkleurig
Kaliber 6,35 mm Browning
Het inbeslaggenomen voorwerp is een pistool geschikt om projectielen door een loop af
te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige
ontploffing of een andere scheikundige reactie. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid l categorie III onder l van de Wet wapens en
munitie.
Bij het wapen werd de volgende munitie aangeleverd :
- 8 stuks kogelpatronen van het merk Sellier & Bellot (S&B), kaliber 6,35 millimeter Browning, type Full Metal Jacket (FMJ),
- 3 stuks kogelpatronen van het merk Geco, kaliber 6,35 millimeter Browning, type Full Metal Jacket.
Deze patronen zijn geschikt om een projectiel door middel van een vuurwapen, onder andere
het hier beschreven pistool, af te schieten. Dit is munitie in de zin van artikel l onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Conclusie: Gezien het vorenstaande werd door de verdachte, [verdachte] , een vuurwapen en munitie voorhanden gehouden als bedoeld in artikel 26 lid l in verband met artikel 55 lid l en 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2019, opgenomen op pagina 445 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
In een telefoon is een geheugenkaart aangetroffen met daarop een groot aantal opgenomen gesprekken. Het gesprek onder nummer Recording_80.m4a is zoveel mogelijk woordelijk hieronder uitgewerkt. Het gaat hierbij om een gesprek tussen een man en een vrouw.
Hierbij is: v = een vrouw en m = een man. Door het onderzoeksteam werden de stemmen herkend, als zijnde van die van binnen het onderzoek bekende man als verdachte [naam 6] vrouw als aangeefster [slachtoffer] .
m: Maar ik moet sowieso wel wat hebben voordat er wat gebeurt. Snap je? Ik kan niet zeggen, kom we gaan en 1000 euro op de pof en we zien later wel of ze het doet of niet
v: Ja maar het punt is, ik kan niet verdienen op het moment dat ik onder hem zit. Dat is het hele probleem. Dan duurt het nog een halfjaar voordat ik überhaupt die € 500 heb, want ik moet alles inleveren.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2019, opgenomen op pagina 467 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Aangetroffen advertentietitels op www. [website 1] :
o [naam 7]
o Im waitingforyou... Now 1 hour100 !!
Voor het eerst op internet is aangetroffen op: 5 maart 2017 omstreeks 15:14:62 uur
Werknaam: [naam 7]
Geadverteerd op de locatie: Epe
Advertentietekst:
Hey i am a slender woman of 28 years and have a passion for eroticism. I love sports and am in good shape. l also love watch movies;) so we can have fun together. I am very fond of cleanliness and i expect that from you to. With me you will not waste your time for sure, because I'll enjoy massage and pamper. You can take me as you like only l do not do anal.
Want to spend some time with me or relax with a happy end ing? Just call me!
For things like finish in mouth/face,plassex etc. i ask 20 euro extra! No P/P sex!
Aangetroffen op de URL's: http://www. [website 1] - [naam 7]
http://www. [website 1]
In totaal zijn er 50 afbeeldingen aangetroffen welke bij de [website 1] zijn
gevoegd. Op de afbeeldingen werden twee verschillende dames aangetroffen. Leden van het
onderzoeksteam herkennen één van de dames als aangeefster [slachtoffer] .
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2019, opgenomen op pagina 452 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
De items op een SD-kaart zijn onderzocht, waarna het gesprek onder AUD-20170407-WAOOOO.m4a hieronder zoveel mogelijk woordelijk is uitgewerkt. Het gaat hierbij om een gesprek tussen twee mannen en een vrouw. Door het onderzoeksteam werden twee van de drie stemmen herkend. Eén van de twee mannenstemmen, M1, als zijnde van [naam 6] en de vrouw als aangeefster [slachtoffer] .
V: yeah, because officially I am his girlfriend and he already told me if I leave him, he is going to kill me. If I am going to do something else, he is going to kill me, so yeah it is like, I am sitting in something and just he is
M1: and then you are free
V: yeah, because he told me when somethings happens with him, like he is going to jail or
something because of me, he is going to come after me.
M2: He, he, beat you up, or what? What did he do to you?
V: he beat me up, he put a gun on my head, he did whow everything what you can imagine, he made me work, yeah (zucht).
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 520 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
Bankrekening [rekeningnummer] is in de periode van 1 januari 2016 tot en met april 2019 actief gebruikt. [verdachte] ontving in de jaren 2016 tot en met zijn aanhouding in 2019 inkomen uit loondienst. Zijn inkomen bedroeg in 2016 minder dan € 1.000 netto per maand en vanaf 2017 ontving hij iets meer dan € 1.000 netto per maand. [verdachte] heeft verklaard dat hij schulden en betalingsregelingen heeft.
12. Schriftelijke bescheiden, te weten stortingsbewijzen, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Rekeningnummer: [rekeningnummer]
Adres: Lelystad
Datum: 29 juli 2016 Gestort bedrag: € 900
Datum: 29 april 2016 Gestort bedrag: € 500
Datum: 29 juni 2016 Gestort bedrag: € 350
Datum: 6 feb. 2017 Gestort bedrag: € 1.500,00
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juni 2019, opgenomen op pagina 812 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant(en):
In dit proces-verbaal worden WhatsApp-gesprekken tussen [verdachte] en [slachtoffer] nader uitgewerkt.
19-8-2016:
[verdachte] Ik zeg je beter ga je komen!! Vieze Achterbakse Kankerhoer! Bahh NnUUU OPSCHIETENBNN Vuileee KANKERHOERRR
Altijd DE PROBLEEM MANIER! FOKKIN DEBIEL MOGOOL DAT JE BENT!! En dan zo MET MIJ OMGAAN
Vieze vuile smerige kanker hoer!
Nu ga je wéér alweeerr onnodig de fout in
Kankerhoerrr Stop mij niettt Vuile Asbakrasss Brengg Niemandd Met Mij In Contacttt Hooor Schaaaamm Me doodddd VOOR Jouuuuu OPKANKEREN
29-8-’16:
[verdachte] En ik heb geld nodig om te kunnen bewegen wegwezen
[verdachte] 2000 euro kan ik verder kijken dus dat heb ik nodig
Kom zodat ik deze dinge kan oplossen en afspraken kunnen maken want je wilt me meenemen in je slumppp
[verdachte] Doe wat je moet doen ik wil me oprotpremie zodat ik verder kan
Ik wil ingeschreven blijven totdat ik klaar ven met alles afhandelen/betalen!! Ben niet op problemenn met jou!!! DUS LATEN WE DIT OPLOSSEN WANT IK BEN KLAAR MET DIT ZIELIG KINDERACHTIG GEDOE!
[verdachte] Ik heb geen vervoer dus geen machtsmisbruik spelletjes komen spelen
Als je beste voor hebt dan OPLOSSEN
Begin mij met rust te LATEN JE BENT NU OP PRPBLEEM TOERR
Alweerrrrrr
IKZEG JOUUU
FOK nietttt met mijjjj
Laten we het goed afsluiten
[slachtoffer] Hoezo machtsmisbruik? Ik ben me huis en auto kwijt. Heb de auto nodig!!!
Ik ben al zo vriendelijk geweest dat ik een alternatief heb gezocht en een leenauto reed!! Wat verwacht je nu? Dat ik em cadeau doe?! Heb em nodig om doekoe te maken toch?! Geld wat jij opeist!!!!
En waar hangt t vanaf dan wanneer je vertrekt?! Je hebt al flink geld van me. Dus kan je al heel wat af betalen!! Ik weet niet of je t door hebt. Maar jij word hier alleen maar beter van. Van begin tot eind. Zometeen ben jij schulden vrij en zit ik er in! En jij zit er lekker warmpjes bij nu. En leeft lekker je leven. Ik ben meer dan coulant met je!!! En hoe ik t aanpak zou ik ook normaal nooit doen. Maar ik kies voor me veiligheid.
31-10-'16:
[slachtoffer] Ben onlangs ziek thuis geweest. Dus weer ziek melden wordt niet op prijs gesteld. Plus er moet geld komen.
[verdachte] ja via daten babe
[verdachte] woensdag naar werk
[verdachte] Je hebt ongeluk gehad en lichte hersenschudding door blauwe oog
[verdachte] Werkze!
[verdachte] Of moeten mensen zien oohh ik heb blauw oog
[slachtoffer] je kent me echt niet!!! Tis goed geschminkt. Grotere bril op en ik ben in n hoek gaan zitten. Niemand heeft nog wat gezien of gevraagd.
[slachtoffer] Ik zorg gewoon dat t geld er ZSM is. Hoe dan ook. Kunnen we allebei verder
9-11-'16:
[slachtoffer] We hebben afspraken gemaakt toen ik teugkwam.
- je zou me niet meer slaan
- we zouden elkaar met rust laten
- ik zou 2.000,- regelen en verder het huishouden soepel laten verlopen
Ik wil je nu vragen me los te laten. Ik zal er ALLES aan doen om ZSM die 2000,- voor je te hebben.
[verdachte] je houdt a tijden de boel voor de gek. Of je nou wilt of ie, jij komt mij niet in een positie zetten dat je mij tekort doet (doe je al) dus kort ik wil me geld zien!! Hoe en wat kan me niet schelen!! JIJ KOMT MIJ NIET CLAIMEN, DOOR ALLEEN TE DOEN WAT JIJ WILT (..) IK WIL ME GELD EN BESPAAR ME JE GEZEIK EN JE EGOÏSME!! HOE SNELLER IK WEG BEN DES TE EERDER JE JE TOKKIE LEVEN KUNT OPPAKKEN!!
16-11-'16:
[slachtoffer] Is alleen n klein probleempje bij gekomen, ben gister ongesteld geworden. Alleen beetje stom. Heb zaterdag met [naam 8] (
de rechtbank begrijpt: een prostitutieklant). Alleen dan is ook de borrel van me zus. Dus ik kan niet naar [naam 8] zaterdag.
[verdachte] Luister FOK borrel met zus. Ga die dinge regelen. Zijn sponsje te koop.
Kom niet met onzin aan!! De vibe is positief dus hou het zo!!
Begin niet weer met mij!! Ik ben cool!!! Laat me cool!
12-12-'16
[verdachte] Ik ben vandaagggggg Over de mijn grensssss Gegaannn
[slachtoffer] Ik gun je niks slecht. Maar kan je nagaan hoe hard je op me hoofd en
rug en benen geschopt hebt. Ik kan nauwelijks bewegen.
[verdachte] Hoe is het met de pijn?
[slachtoffer] Gaat niet lekker. Gister deed alles n beetje pijn. Nu bepaalde plekken
heel erg. Heb ook op t werk niet echt een plek dat ik lekker kan zitten. En tegenwoordig moet ik met een sprinter in plaats van intercity. Die stoelen zijn zooo hard. Ben halverwege gaan staan. Was minder pijnlijk.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017, in de gemeenten Súdwest-Fryslân, Lelystad, Elburg, Epe en Amersfoort,
A)
een ander, te weten [slachtoffer] telkens door geweld, door dreiging met geweld en door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,
- heeft vervoerd met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] (sub 1°) en
- heeft gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en
- heeft gedwongen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [slachtoffer] , seksuele handelingen met een derde (sub 9°)
en
B)
telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die ander, te weten [slachtoffer] (sub 6°)
bestaande hierin dat verdachte
- nadat hij, verdachte, de vriendschap en vertrouwen van die [slachtoffer] had weten te winnen, en
- die [slachtoffer] heeft overgehaald en onder druk heeft gezet en ervan heeft overtuigd en heeft bedreigd door een pistool te laten zien en te slaan en aan de haren te trekken en met
haar hoofd tegen een muur en de grond te slaan en in de gelegenheid gesteld om tegen betaling seks te hebben en heeft tewerkgesteld als prostituee en
- daartoe pikante foto's van die [slachtoffer] heeft gemaakt en vervolgens advertenties heeft gemaakt en geplaatst op internetsites, o.a. websites " [website 1] " en " [website 2] " waarin die [slachtoffer] werd aangeboden als prostituee, en
- vervolgens afspraken heeft laten maken met klanten en daartoe die [slachtoffer] heeft tewerkgesteld als prostituee in vakantiehuisjes, hotelkamers, bij klanten thuis, in een seksclub en
- [slachtoffer] heeft vervoerd naar en van een werkadres en
- zorg heeft gedragen voor controle en of toezicht op de prostitutiewerkzaamheden en verdiensten en afspraken over de uitbetaling van de verdiensten van die [slachtoffer] op de website en bij de seksclub, en
- die [slachtoffer] een gedeelte van de verdiensten of opbrengsten uit haar prostitutie heeft laten afstaan of heeft geïncasseerd;
2.
hij in de periode [geboortedatum] 2016 tot en met 8 april 2019 in de gemeenten Elburg en Lelystad een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, kaliber 6.35, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en een losse patroonhouder met 5 patronen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017 in de gemeenten Lelystad, Elburg, Epe, en Amersfoort meermalen [slachtoffer] heeft mishandeld door haar tegen hoofd en/of lichaam te slaan en/of stompen en/of aan de haren te trekken en/of met haar hoofd tegen een muur en/of de grond te slaan;
4. primair
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 augustus 2017 in de gemeenten Lelystad en Elburg meerdere geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en van meerdere geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Feit 4
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot witwassen bestaande in het "verwerven" of "voorhanden hebben" van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, dient uit de motivering van de kwalificatie te kunnen worden afgeleid dat de gedragingen van de verdachte ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. (Vgl. HR 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842.) Aangezien naast “verwerven” en “voorhanden hebben” ook bewezenverklaard is “gebruik maken van” is de rechtbank van oordeel dat deze jurisprudentie met betrekking tot de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet van toepassing is en het bewezenverklaarde in alle onderdelen gekwalificeerd kan worden als witwassen zoals primair tenlastegelegd.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mensenhandel, meermalen gepleegd;
2. Handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
3. Mishandeling, meermalen gepleegd;
4. primair Witwassen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2, 3 en 4 primair wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld een agressieregulatietraining en een contactverbod met [slachtoffer] . Daarbij dient de dadelijke uitvoerbaarheid te worden uitgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de bepaling van de hoogte van de straf rekening te houden met het feit dat het gaat om feiten van drie jaar geleden, alsmede met de door de reclassering geconstateerde zorgen omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De door de reclassering voorgestelde voorwaarden kunnen worden gekoppeld aan een
een voorwaardelijke strafdeel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapportages van 12 en 18 juli 2019 en 15 april 2019, het trajectconsult van 2 oktober 2019 en het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 januari 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, mishandeling, wapenbezit en witwassen. Het slachtoffer van de mensenhandel en de mishandelingen was de toenmalige vriendin van verdachte. Zij werkte als prostituee in een seksclub toen zij verdachte leerde kennen en kreeg een relatie met hem. Verdachte heeft haar - onder meer door haar regelmatig (fors) te mishandelen - totaal ondergeschikt aan hem gemaakt en ervoor gezorgd dat zij ‘met’ hem ging werken en haar verdiensten aan hem afstond. Het slachtoffer was al enkele malen uit haar eigen huis - waar verdachte bij haar in was getrokken - gevlucht en op een gegeven moment was zij zo bang voor verdachte dat zij geen andere uitweg uit haar situatie meer zag dan iemand te benaderen om verdachte van het leven te beroven.
Verdachte heeft het leven van het slachtoffer ongeveer anderhalf jaar gedomineerd en heeft op een vernederende wijze misbruik gemaakt van haar (aanvankelijke) verliefdheid en later (ook) de ondergeschiktheid van het slachtoffer, om er zelf beter van te worden.
Mensenhandel waarbij iemand in de prostitutie wordt uitgebuit, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt worden gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting voor een slachtoffer zijn, zo is algemeen bekend, groot. De rechtbank leidt onder meer uit de slachtofferverklaring af dat de gevolgen voor het slachtoffer in de onderhavige zaak ook groot zijn. Zij heeft PTSS opgelopen en is onder behandeling bij een psycholoog.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor uiteenlopende delicten, waaronder mishandeling.
De reclassering signaleert problemen op diverse gebieden, waaronder de financiën, het sociale netwerk en de agressieregulatie van verdachte. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden aan hem op te leggen een meldplicht bij reclassering, een gedragsinterventie agressiebeheersing, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan dagbesteding en een contactverbod met het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is bij de mensenhandel zoals bewezenverklaard. De rechtbank houdt bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in het onderhavige geval rekening met het feit dat het gaat om seksuele uitbuiting van de (ex-)partner gedurende een lange periode van zo’n anderhalf jaar, waarbij het leven van het slachtoffer compleet werd gedomineerd door verdachte en waarbij gebruik van geweld niet werd geschuwd. Tevens neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wapenbezit, mishandelingen en witwassen.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend en zal deze straf aan verdachte opleggen. Aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.
De rechtbank ziet geen meerwaarde in het dadelijke uitvoerbaar verklaren van de bijzonder voorwaarden, gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een pistool (Zastava) met vijf patronen, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het feit met behulp van deze voorwerpen is begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 20.079,57 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende kostenposten:
Afgesloten lening 5.000,00
Nieuwe meubels en verhuiskosten 2.703,79
Tandarts 436,53
Huisrenovatie 599,20
Verblijfskosten eerste keer uit huis gevlucht 60,00
Kosten voor sekswerk 914,18
Diverse kosten 9.780,22
Rente voor afgesloten lening Freo (hoofdelijk) 585,65
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de post afgesloten leningen niet dient te worden toegewezen, nu dit geen rechtstreekse schade voortvloeiend uit het ten laste gelegde en bewezenverklaarde is. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat in het geval van een bewezenverklaring de vordering dient te worden gematigd. De lening en de diverse kosten houden geen rechtstreeks verband met het ten laste gelegde. De posten nieuwe meubels en verhuiskosten, huisrenovatie en verblijfskosten voor het uit huis vluchten zijn onvoldoende onderbouwd. De post kosten sekswerk kan worden toegewezen indien de rechtbank feit 1 bewezen acht.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de posten lening en rente van de lening causaal verband houden met de onder 1 en/of 3 bewezenverklaarde feiten. Ten aanzien van de posten nieuwe meubels en verhuiskosten, huisrenovatie, verblijfskosten voor het uit huis vluchten en diverse kosten is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij op deze punten dan ook niet-ontvankelijk in haar vordering verklaren.
De vordering is ten aanzien van de tandartskosten en de kosten voor sekswerk niet of onvoldoende door of namens verdachte betwist en zal daarom op deze punten worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 3 bewezen verklaarde. De rechtbank zal derhalve een bedrag van (436,53 + 914,18 =) € 1.350,71 aan materiële schade toewijzen.
De vordering ten aanzien van immateriële schade is niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de vordering op dit punt goed is onderbouwd. Het is bovendien evident dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij vanwege het onder 1 (en 3) bewezenverklaarde is aangetast.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36f, 57, 273f, 300 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot acht maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk vijf dagen na zijn detentie meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren onder behandeling zal stellen van de forensische psychiatrie of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten een Exodushuis of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren, zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een agressieregulatietraining, instelling nader te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren, zal meewerken aan schuldhulpverlening, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren, zal meewerken aan middelencontrole, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren, zal meewerken aan dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
8. dat de veroordeelde de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1984, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen pistool (Zastava) en 5 stuks munitie.
Ten aanzien van 18/850032-19, feit 1 en 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
3.350,71(zegge: drieduizenddriehonderdvijftig euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 3.350,71 (zegge: drieduizenddriehonderdvijftig euro en eenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 43 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1.350,71 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2020.
Mrs. Nolta en De Wit zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099 (Chinese Horeca).