ECLI:NL:RBNNE:2020:5208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 20/147
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht

Op 29 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer LEE 20/147, waarin eiser, wonende te [woonplaats], in beroep ging tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het beroep was ingesteld naar aanleiding van een besluit van 15 november 2019, waarbij de uitkering van eiser over de periode van 22 januari 2018 tot en met 31 december 2018 definitief was berekend. Eiser had op 9 januari 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 20 november 2019.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat eiser griffierecht moest betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:41 van de Awb. Het griffierecht voor deze zaak bedroeg € 48,00. De griffier had eiser per aangetekende brief op 18 januari 2020 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en hem meegedeeld dat dit binnen twee weken moest worden voldaan.

Echter, uit de financiële administratie van de rechtbank bleek dat het griffierecht niet op tijd was betaald. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het griffierecht niet of niet tijdig was voldaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.R. Mooi-Sikkema, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 20/147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats] , eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiser over de periode van 22 januari 2018 tot en met 31 december 2018 definitief berekend.
AWB20147
Eiser heeft op 9 januari 2020 beroep in gesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar van 20 november 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 48,00. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat van samenhang als bedoeld in artikel 8:41 van se Algemene wet bestuursrecht de onderhavige zaken met de beroepen met registratie nummers LEE 19/3507, 19/3923 en 20/24 geen sprake is, zodat het griffierecht als hierboven genoemd, verschuldigd is.
3. Bij aangetekende verzonden brief van 18 januari 2020 heeft de griffier eiser gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en hem meegedeeld dat dit binnen twee weken moet zijn voldaan.
4. Uit de financiële administratie van de rechtbank blijkt dat het verschuldigde griffierecht ondanks de mededeling in voormelde brief niet op de rekening van de rechtbank is bijgeschreven of contant ter griffie van de rechtbank is betaald.
5. Het griffierecht is niet op tijd betaald.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A.R. Mooi-Sikkema, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd deze De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.