ECLI:NL:RBNNE:2020:5202

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
7589489 CV 19-2022
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding in het kader van een overeenkomst van opdracht

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 28 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], een eenmanszaak actief in financieel economische advisering, en de besloten vennootschap Athenos Adviesgroep B.V., die zich richt op bedrijfskundige advisering bij letsel- en inkomensschade. De zaak betreft een vordering van [eiser] tot betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding wegens wanprestatie door Athenos. De overeenkomst van opdracht tussen partijen, die op 1 december 2017 inging en op 1 januari 2019 eindigde, bevatte bepalingen over geheimhouding, relatiebedingen en boetebedingen. [eiser] vorderde een totaalbedrag van € 6.982,89 aan onbetaalde facturen, € 724,14 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 15.000,00 aan schadevergoeding wegens omzetschade. Athenos voerde verweer en stelde dat [eiser] tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, onder andere door budgetoverschrijdingen en schending van het relatiebeding. De kantonrechter oordeelde dat Athenos toerekenbaar tekortgeschoten was door [eiser] de toegang tot de systemen te ontzeggen, maar wees de vordering tot schadevergoeding af omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De vordering tot betaling van de facturen werd gedeeltelijk toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten. Athenos werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

ECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 7589489 CV EXPL 19-2022
Vonnis van de kantonrechter van 28 april 2020
inzake
[eiser],
wonende en zaakdoende te [plaatsnaam 1] ,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie, hierna [eiser] te noemen,
gemachtigde mr. M. Smits,
tegen
de besloten vennootschap
ATHENOS ADVIESGROEP B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna Athenos te noemen,
gemachtigde mr. R.G. Jengibarjan.

1.Het procesverloop

1.1.
De procesgang blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding met producties, ingekomen ter griffie op 7 maart 2019;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie met producties, ingekomen ter griffie op 7 mei 2019;
- de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie met producties, ingekomen ter griffie op 1 augustus 2019;
1.2.
Bij tussenvonnis van 14 mei 2019 is een comparitie na antwoord gelast. Deze heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2019. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Smits.
[naam 1] en [naam 2] zijn verschenen namens Athenos, bijgestaan door mr. R.G. Jengibarjan en mr. P.P.R. Hoekstra. Van hetgeen ter zitting is verklaard is een proces-verbaal opgemaakt, welke op 19 november 2019 aan partijen is toegestuurd.
1.3.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie met producties, ingekomen ter griffie op 18 september 2019;
- de conclusie van dupliek in reconventie met producties, ingekomen ter griffie op 13 november 2019;
- de akte uitlating producties aan de zijde van Athenos, ingekomen ter griffie op 17 december 2019.
1.4.
Tot slot is vonnis bepaald. De uitspraak daarvan is vastgesteld op heden.

2.De feiten

in conventie en reconventie
2.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist.
2.2.
[eiser] voert een eenmanszaak ( [handelsnaam] ) en is werkzaam op het gebied van financieel economische advisering.
2.3.
Athenos is een besloten vennootschap en is werkzaam op het gebied van bedrijfskundige advisering bij letsel- en inkomensschade van ondernemers, waarbij zij hoofdzakelijk werkt in opdracht van verzekeringsmaatschappijen en belangenbehartigers. Athenos schakelt ZZP'ers (specialisten op het gebied van advisering en begeleiding van ondernemers bij letsel- en inkomensschade) in om haar opdrachten uit te voeren.
2.4.
Op 14 maart 2016 is er tussen Athenos en [eiser] een overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd tot stand gekomen, op grond waarvan [eiser] als zelfstandige werkzaamheden voor Athenos is gaan verrichten op het gebied van letsel- en inkomensschade.
2.5.
Op 14 juni 2016 heeft [eiser] een integriteitsverklaring getekend.
2.6.
Vanwege een uitbreiding van de werkzaamheden is er op 1 december 2017 een nieuwe overeenkomst van opdracht tot stand gekomen tussen Athenos en [eiser] . In artikel 3.1 van deze overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst aanvangt op 1 december 2017 en eindigt op 1 januari 2019.
2.7.
In artikel 2.5 van de overeenkomst van 1 december 2017 is het volgende bepaald:
'Opdrachtnemer is zelf verantwoordelijk voor de bewaking van het budget. Indien Opdrachtnemer constateert dat zijn budget zoals toegekend door de Klant te laag is, zal hij hierover tijdig overleg plegen met de Klant en beargumenteren waarom additionele werkzaamheden nodig zijn.'
2.8.
In artikel 5.1 van de overeenkomst van 1 december 2017 hebben partijen het volgende bepaald:
'Partijen kunnen beiden deze overeenkomst en de bijbehorende deelopdrachten te allen tijde opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden. In afwijking van het in de voorgaande regel van dit artikel gestelde kan (,..) de overeenkomst (…) door beide partijen afzonderlijk zonder inachtneming van een opzegtermijn worden opgezegd in geval van een ernstig toerekenbare tekortkoming van de wederpartij.'
In artikel 5.2 zijn er een aantal gronden genoemd wanneer partijen nog meer bevoegd zijn om zonder inachtneming van een opzegtermijn de overeenkomst op te zeggen.
2.9.
In artikel 6.1 van de overeenkomst van 1 december 2017 zijn partijen het volgende overeengekomen:
"Opdrachtgever betaalt Opdrachtnemer op basis van facturering door Opdrachtnemer aan Opdrachtgever uitsluitend de overeengekomen werkzaamheden en uitsluitend de werkzaamheden die Opdrachtgever op haar beurt ook daadwerkelijk aan de Klant in rekening kan brengen. De vergoeding voor Opdrachtnemer bedraagt 50% van hetgeen Opdrachtgever aan de Klant in rekening brengt. (…)'
2.10.
In artikel 8. 1 en 8.2 van de overeenkomst van 1 december 2017 zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:
'8.1 Opdrachtnemer verplicht zich om zowel voor, tijdens, als na afloop van deze Overeenkomst geheimhouding te betrachten ten aanzien van:
(…)
III. alle andere feiten en informatie waarvan Opdrachtnemer heeft kennisgenomen in verband met zijn werkzaamheden waarvan het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs kan worden vermoed.;
(onderdelen (I) - (III) gezamenlijk de " Vertrouwelijke Informatie") en hij zal deze Vertrouwelijke Informatie niet voor enig ander doel gebruiken dan nodig is in verband met de vervulling van zijn werkzaamheden.
8.2.
Vertrouwelijke informatie waarover Opdrachtnemer beschikt dient, voor zover mogelijk, op eerste verzoek van Opdrachtgever maar uiterlijk op de laatste dag van de duur van deze Overeenkomst aan opdrachtgever ter hand te worden gesteld.'
2.11.
In artikel 10 van de overeenkomst van 1 december 2017 zijn partijen in het kader van een relatiebeding het volgende overeengekomen:
10.1
Opdrachtnemer verbindt zich ertoe, dat hij noch rechtstreeks, noch indirect, voor eigen rekening noch ten behoeve van derden, gedurende de looptijd van deze Overeenkomst alsmede gedurende 1 jaar na beëindiging van deze Overeenkomst:
I. Klanten van Opdrachtgever, die als zodanig geregistreerd en voor iedereen zichtbaar staan in het ERP-systeem van Opdrachtgever op het moment van beëindiging van deze Overeenkomst, zal benaderen of aantrekken of trachten te benaderen of aan te trekken, of opdrachten zal aanvaarden van dergelijke personen of entiteiten op het gebied van bedrijfskundige advisering bij letsel- en inkomensschade van ondernemers, (…)'
2.12.
In artikel 11 van de overeenkomst van 1 december 2017 is een boetebeding opgenomen waarin - onder meer - het volgende is bepaald:
'
11.1 Ingeval de Opdrachtnemer toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van zijn verplichting uit hoofde van de artikelen 8, 9 en 10 van deze overeenkomst, zal Opdrachtgever - binnen een redelijke termijn nadat hij op de hoogte is geraakt van dit tekort schieten - Opdrachtnemer per aangetekend schrijven verzoeken de verplichtingen voortvloeiend uit deze overeenkomst na te komen en de tekortkoming te herstellen c.q. ongedaan te maken op een door Opdrachtgever aangegeven redelijke wijze (hierna te noemen: het Verzoek).
11.2
Indien Opdrachtnemer de toerekenbare tekortkoming binnen één week na ontvangst van het Verzoek herstelt c.q. ongedaan maakt conform het verzoek, is Opdrachtnemer geen boete verschuldigd als bedoeld in artikel 11.3. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor Opdrachtgever om verlies of schade die hij heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Opdrachtnemer in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de artikelen 8, 9 en 10 van deze overeenkomst, te vorderen van Opdrachtnemer.
'11.3 Opdrachtnemer is, zonder dat enige verdere actie of formaliteit is vereist, jegens Opdrachtgever een onmiddellijk opeisbare boete verbeurd van € 25.000,- voor ieder zulks toerekenbaar tekortschieten alsmede een onmiddellijk opeisbare boete van € 250,- voor iedere dag dat dat zo een toerekenbaar tekortschieten voortduurt, indien:
- herstel of ongedaanmaking van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen niet mogelijk is. Opdrachtgever zal Opdrachtnemer hiervan in kennis stellen binnen een redelijke termijn nadat hij op de hoogte is geraakt van dit toerekenbaar tekortschieten, vanaf deze melding wordt de boete in ieder geval niet meer verhoogd met
€ 250,- per dag of;
- herstel of ongedaanmaking van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen door of namens Opdrachtnemer niet plaats heeft gevonden conform de door Opdrachtgever in het Verzoek aangewezen redelijke wijze, of;
- Opdrachtnemer niet binnen één week na ontvangst van het Verzoek tot herstel of ongedaanmaking van de toerekenbare tekortkoming is overgegaan;
dit alles zonder dat Opdrachtgever enig verlies of schade hoeft te bewijzen en onverminderd het recht van Opdrachtgever om in plaats van de boete schade vergoeding te claimen.'
2.13.
Op 8 november 2018 heeft er tussen [naam 1] (hierna: [naam 1] ) van Athenos enerzijds en [eiser] anderzijds in [plaatsnaam 2] een gesprek plaatsgevonden, waarin onder andere de doorlooptijden van en de nog te verrichten taken in de lopende dossiers van [eiser] zijn besproken.
2.14.
Naar aanleiding van dit gesprek heeft [naam 1] op 9 november 2018 de volgende
e-mail naar [eiser] gestuurd:
'(…) Constructief dat we een aantal zaken met elkaar afgestemd hebben. Ik heb zowel voor jouw en mijn gemak als voor [naam 2] kort en bondig de afspraak per dossier vastgelegd, dan kan [naam 2] hier, waar dat mogelijk is, ook meteen nee aan de slag (…).
Succes met de opschoning . (…)'
2.15.
[naam 1] heeft [eiser] op 29 november 2018 nogmaals een e-mail gestuurd, met de volgende inhoud:
'Hierbij de caseload + afspraken retour, ik heb tijdens het skypen er hier en daar wat bij gezet.
Ik wil graag schoon het jaar uit, dus ik ga er dan vanuit dat we op 13 december een hele korte lijst hebben met alleen de nog echt actieve dossiers, ik zal [naam 2] vragen dit na te lopen i.v.m. facturering in Afas en zij zal jou ook wel een actueel lijstje sturen met de budgetten, maar dat kan best na het weekend worden, succes!'
2.16.
Op 30 november 2018 heeft [eiser] een factuur met kenmerk 1541 naar Athenos gestuurd ter hoogte van € 3.331,05 (incl. BTW). Deze factuur betreft de door [eiser] verrichte werkzaamheden in de maand november 2018.
2.17.
Begin december 2018 hebben partijen via de e-mail over en weer gecorrespondeerd. Bij e-mails van respectievelijk 6 en 8 december 2018 heeft [eiser] zijn grieven met betrekking tot het functioneren van Athenos kenbaar gemaakt aan [naam 1] . [naam 1] heeft hier bij e-mail van 7 december 2018 op gereageerd.
2.18.
Athenos heeft [eiser] op 13 december 2018 - voor zover van belang - als volgt aangeschreven:
'(…)
Ik bevestig hierbij - zoals ik je op 7 december jl. al schreef - dat ik de met jou gesloten Overeenkomst van Opdracht, die eindigt per 31 december a.s. niet ga verlengen. Dit betekent dat jouw werkzaamheden per 1 januari dienen te eindigen. (…)
Op grond van de Overeenkomst van Opdracht die wij hebben gesloten, ben jij gehouden om de werkzaamheden op de juiste wijze uit te voeren (artikel 2.1). De verantwoordelijkheid daartoe rust bij jou. Ik constateer dat jij niet aan deze verplichting hebt voldaan. Ik wijs op het niet nakomen van werkafspraken, op de vervuilde bestanden in Afas en het ontbreken van onder andere tal van gespreksverslagen. Jij hebt mij hiervan niet zelf op de hoogte gehouden, ondanks dat de overeenkomst (artikel 4.1) jou verplicht om mij hierover onmiddellijk informeren. In principe ben je gehouden om - zo lang de overeenkomst loopt - de gebreken te herstellen en lopende werkzaamheden af te ronden. Ik realiseer mij echter dat jij nu met vakantie gaat en pas na de jaarwisseling terugbent. Dat betekent dat voor zover jij de verplichtingen niet bent nagekomen, ik dat vanaf 1 januari zelf zal gaan doen c.q. zal laten doen door een andere adviseur.
Verder rust op jou de verplichting om zelf het budget te bewaken (artikel 2.5). Ook aan deze verplichting heb jij niet voldaan. Ik constateer meerdere budgetoverschrijdingen en in het bijzonder de overschrijding op het dossier [dossiernaam 1] van Aegon . (…) Athenos heeft dus c.q. zal mogelijk schade lijden, doordat jij jouw verplichtingen niet nakomt c.q. bent nagekomen.
Ik behoud mij het recht voor om jou op grond van artikel 7 aansprakelijk te stellen voor schade (…)
Jouw toegang tot Afas, Dropbox, en het emailadres van Athenos is per ultimo 14 december afgesloten. (…)
Het staat jou vrij om na 1 januari 2019 (…) te blijven werken bij ondernemers c.q. voor opdrachtgevers dienietgerelateerd zijn aan "letsel- dan wel inkomensschade" (…). Ik vermeld dat i.v.m. artikel 10.1 II uit onze overeenkomst. (…)'
2.19.
[eiser] heeft - zoals Athenos ook in haar schrijven als voornoemd heeft aangekondigd - vanaf 14 december 2018 geen toegang meer tot de systemen van Athenos gehad.
2.20.
Op 31 december 2018 heeft [eiser] een factuur naar Athenos gestuurd met kenmerk 1549 ter hoogte van € 3.651,84 (incl. BTW). Deze factuur betreft de door [eiser] verrichte werkzaamheden in de maand december 2018.
2.21.
Ondanks aanmaning cq. sommatie door de gemachtigde van [eiser] op respectievelijk 22 december 2018, 4 januari 2019 en 4 februari 2019 is Athenos niet tot betaling van facturen 1541 en 1549 overgegaan.
2.22.
Bij brief van 21 januari 2019 heeft Athenos [eiser] verzocht om binnen een week de contacten met en/of werkzaamheden voor opdrachtgevers van Athenos te staken en in de betreffende contacten met opdrachtgevers van Athenos hen per e-mail (met bcc naar Athenos) te laten weten dat [eiser] niet meer beschikbaar is. Daarnaast schrijft Athenos dat - indien [eiser] dit nalaat - de rechtsgevolgen van artikel 11 in werking zullen treden.
2.23.
Bij brief van 1 februari 2019 heeft Athenos aan [eiser] - samengevat weergegeven -kenbaar gemaakt welke werkzaamheden van de maanden november en december 2018 volgens haar voor vergoeding in aanmerking komen en wat er volgens haar per cliënt is misgegaan. Athenos schrijft dat zij bereid is om de factuur van november 2018 te betalen en dat [eiser] voor de door hem in december 2018 verrichte werkzaamheden in totaal nog een bedrag van € 1.109,95 kan factureren. Daarnaast schrijft Athenos dat [eiser] in strijd heeft gehandeld met het relatiebeding en dat - nu [eiser] geen gehoor heeft gegeven aan de brief van 21 januari 2018 om deze overtreding te staken - hij een boete verschuldigd is van
€ 25.000,00, vermeerderd met € 250,00 per dag op grond van artikel 11.3.
2.24.
Bij brief van 4 februari 2019 - waarin [eiser] heeft aangekondigd tot dagvaarding over te gaan - schrijft de gemachtigde van [eiser] onder meer:
"
Voorts betwist ik dat mijn cliënt in strijd heeft gehandeld met het relatiebeding. Mijn cliënt is dan ook geen enkele boete in dit kader verschuldigd. Het staat cliënt namelijk vrij om zaken te doen met wie hij zou willen behalve hetgeen is overeengekomen is conform de overeenkomst van opdracht."
2.25.
Op 6 februari 2019 heeft Athenos een e-mail ontvangen van Aegon waarin Aegon aangeeft dat zij in het dossier [dossiernaam 1] maximaal € 10.000,00 zal vergoeden, omdat in dat dossier een aantal zaken niet volgens afspraak zijn gegaan. De nota's van [eiser] in het dossier [dossiernaam 1] bedroegen in totaal € 23.000,00. Athenos heeft op verzoek van Aegon de overschrijding van het budget, zijnde € 14.253,63 (inclusief BTW) aan Aegon terugbetaald op 7 februari 2019.
2.26.
Omdat Athenos de facturen zoals genoemd onder 2.16 en 2.20 onbetaald liet en partijen er onderling niet uitkwamen, is [eiser] onderhavige procedure gestart.

3.De vorderingen en de verweren

in conventie
3.1.
[eiser] vordert - na vermeerdering en wijziging van eis - om Athenos uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen:
I. tot betaling van een bedrag van € 6.982,89, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat het verzuim is ingetreden tot de dag waarop dit bedrag inclusief rente volledig is voldaan;
II. tot betaling van € 724,14 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum vonnis tot de dag waarop dit bedrag inclusief rente volledig is voldaan;
III. in de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente over de proces- en de nakosten.
V. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen een bedrag € 15.000,00 met betrekking tot de geleden (omzet-)schade vanwege het doorlopen van de overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering onder I ten grondslag dat Athenos is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst door factuur 1541 en factuur 1549 onbetaald te laten. Derhalve vordert [eiser] betaling hiervan. Omdat Athenos in verzuim verkeert met betaling, vordert [eiser] eveneens buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Aan de vordering onder V legt [eiser] ten grondslag dat hij omzetschade heeft geleden, doordat Athenos aanvankelijk de overeenkomst wilde voortzetten na de einddatum. [eiser] stelt dat hij hierdoor geen tijd had om een nieuwe opdracht te vinden. Hij stelt dat hij hierdoor schade heeft geleden van 60 declarabele uren, in totaal € 10.000,00. Bij conclusie van dupliek in reconventie heeft [eiser] de geleden schade vermeerderd naar
€ 15.000,00.
3.3.
Athenos heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] , althans afwijzing van de vorderingen, met de veroordeling van [eiser] in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en de wettelijke rente. Athenos voert als verweer dat slechts die bedragen kunnen worden toegewezen die zien op werkzaamheden die ook aan klanten c.q. opdrachtgevers van Athenos konden worden doorbelast. Athenos doet een beroep op verrekening met haar vordering in reconventie. De door [eiser] gevorderde schadevergoeding moet in zijn geheel worden afgewezen, zo stelt Athenos. Daarnaast stelt Athenos zich op het standpunt dat de kantonrechter in deze onbevoegd is, nu de vordering in reconventie (zoals hierna zal worden weergegeven) het drempelbedrag voor kantonzaken ruimschoot overschrijdt.
in reconventie
3.4.
Athenos vordert in reconventie - na wijziging van eis - om uitvoerbaar bij voorraad:
A. voor recht te verklaren dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van opdracht d.d. 1 december 2017 en aansprakelijk is voor de schade die Athenos daardoor heeft geleden;
B. [eiser] te veroordelen tot betaling aan Athenos van een bedrag van:
I. € 14.253,63 voor de overschrijding van het budget bij Aegon inzake het dossier [dossiernaam 1] , te vermeerderen met de wettelijke (handels) rente vanaf 7 februari 2019;
II. € 25.000,00, vermeerderd met € 250,00 per dag gerekend vanaf 21 januari 2019 (tot en met 15 september 2019 zijnde een totaalbedrag van € 84.250,00 + p.m.) voor het inzake het dossier [naam 6] bij [dossiernaam 2] , schenden van het tussen partijen overeengekomen relatiebeding in artikel 10 juncto artikel 11 van de overeenkomst van opdracht d.d. 1 december 2017, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 21 januari 2019;
III. € 1.995,00, exclusief BTW voor het mislopen van de opdracht van [dossiernaam 2] , te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 21 januari 2019;
IV. € 25.000,00, vermeerderd met € 250,00 per dag gerekend vanaf 21 december 2018 (tot en met 15 september 2019 zijnde een totaalbedrag van € 78.000,- + p.m.) inzake het dossier [dossiernaam 2] , voor het schenden van het tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsbeding in artikel 8 jo artikel 11 van de overeenkomst van opdracht d.d. 1 december 2017, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 21 december 2018;
V. € 25.000,00, vermeerderd met € 250,00 per dag gerekend vanaf 15 februari 2019 (tot en met 15 september 2019 zijnde een totaalbedrag van € 78.000,00 + p.m.) inzake het dossier [dossiernaam 4] , voor het schenden van artikel 8.2 jo. artikel 11 van de overeenkomst van opdracht d.d. 1 december 2017, door de financiële gegevens niet aan Athenos te verstrekken, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 15 februari 2019;
VI. € 25.000,00, vermeerderd met € 250,00 per dag gerekend vanaf 1 januari 2019 (tot en met 15 september 2019 zijnde een totaalbedrag van € 89.500,00 + p.m.) wegens schending artikel 8.2 juncto artikel 8.3 juncto artikel 11 van de overeenkomst van opdracht d.d. 1 december 2017 en de Algemene Verordening Gegevensbescherming door op oneigenlijke wijze over vertrouwelijke informatie te blijven beschikken en niet aan Athenos ter hand te stellen uiterlijk op de laatste dag van de duur van de overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 1 januari 2019;
VII. € 3.502,48 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf 23 februari 2019, althans vanaf de dag van de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie d.d. 7 mei 2019.
Tot slot vordert Athenos om [eiser] te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
3.5.
Athenos legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht d.d. 1 december 2017, door:
- in strijd met artikel 2.1 van de overeenkomst zonder overleg het budget inzake het dossier [dossiernaam 1] fors te overschrijden;
- het geheimhoudingsbeding zoals opgenomen in artikel 8.2 en 83 van de overeenkomst te schenden;
- het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 10 van de overeenkomst te schenden.
Athenos stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden en dat [eiser] op grond van artikel 7 van de overeenkomst aansprakelijk is voor deze schade. Daarnaast stelt Athenos dat [eiser] in verband met de schending van het geheimhoudings- en relatiebeding, op grond van artikel 8 en 10 jo. artikel 11 van de overeenkomst boetes verschuldigd is.
3.6.
[eiser] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
in conventie en in reconventie
3.7.
De kantonrechter zal hierna, voor zover van belang voor de uitkomst van deze zaak,
nader ingaan op hetgeen partijen (overigens) ter onderbouwing van hun stellingen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
bevoegdheid kantonrechter
4.1.
Athenos doet allereerst een beroep op de onbevoegdheid van de kantonrechter, nu de vordering in reconventie het drempelbedrag ruimschoots overschrijdt en de zaken in conventie en in reconventie nauw met elkaar verbonden zijn. [eiser] stelt zich daarentegen op het standpunt dat de kantonrechter bevoegd is. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
4.2.
Op grond van artikel 93 sub b van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de kantonrechter bevoegd om over de vorderingen in conventie te oordelen, nu deze vorderingen tezamen niet boven de bevoegdheidsgrens van € 25.000,00 uitkomen. Nu de vorderingen in reconventie bij elkaar opgeteld meer bedragen dan € 25.000,00 is de vraag of er sprake is van een samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie die zich tegen een afzonderlijke behandeling verzetten. In dat geval is de kantonrechter namelijk op grond van artikel 97 Rv ook bevoegd om te oordelen over de reconventie. De kantonrechter is van oordeel dat er in het onderhavige geval sprake is van voldoende samenhang om te oordelen over zowel de conventie als de reconventie. Daartoe is redengevend dat Athenos in conventie één van de nota’s van [eiser] gedeeltelijk heeft betwist omdat [eiser] tekortgeschoten is in de juiste nakoming van de overeenkomst, dan wel omdat Athenos gefactureerde werkzaamheden niet (meer) bij haar opdrachtgevers in rekening kan brengen. De vorderingen van Athenos in reconventie zijn eveneens gebaseerd op het tekortschieten van [eiser] .
4.3.
Ten aanzien van de eisvermeerdering in conventie (een vermeerdering van de gevorderde schade van € 10.000,00 naar € 15.000,00), door [eiser] genomen bij conclusie van dupliek in reconventie, oordeelt de kantonrechter als volgt. Artikel 130 lid 1 Rv bepaalt dat eiser bevoegd is zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen totdat er eindvonnis is gewezen. Dat deze in de conclusie van dupliek in reconventie wordt genomen maakt naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat de eisvermeerdering niet is toegestaan. De kantonrechter ziet echter aanleiding om de door [eiser] bij conclusie van dupliek in reconventie gedane eiswijziging buiten beschouwing te laten op grond van de goede procesorde. Athenos heeft ook niet op de eisvermeerdering kunnen reageren. De - overigens niet gemotiveerde - vermeerdering/wijziging van de eis in conventie zal dan ook niet meer bij de beoordeling worden betrokken.
4.4.
De kantonrechter stelt - alvorens inhoudelijk in te gaan op het gevorderde in conventie - vast dat randnummers 1 t/m 116 van de conclusie van dupliek in reconventie feitelijk zien op de conventie en zal daarom dit deel van de conclusie buiten beschouwing laten. Hetzelfde geldt voor de daarbij behorende producties (24 t/m 29).
in conventie
4.5.
[eiser] vordert betaling van de facturen van november en december 2018 welke in totaal € 6.982,89 (inclusief BTW) bedragen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Athenos is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht door deze facturen onbetaald te laten. Athenos erkent dat [eiser] recht heeft op een bedrag van € 4.674,07 (inclusief BTW) - betreffende de factuur van november 2018 en een deel van de factuur van december 2018 - maar betwist het meer gevorderde. Daartoe voert Athenos - samengevat weergegeven - aan dat [eiser] op grond van artikel 6 van de overeenkomst enkel 50% van de overeengekomen werkzaamheden vergoed kan krijgen die Athenos op haar beurt daadwerkelijk bij de klant in rekening kan brengen. Partijen hebben gedebatteerd over de werkzaamheden van [eiser] in meerdere dossiers (onderdelen van de factuur). De geschilpunten zullen hieronder per dossier worden besproken.
4.6.
In algemene zin oordeelt de kantonrechter nog dat Athenos heeft onderbouwd dat er werkafspraken waren waar [eiser] zich aan diende te houden. Dat blijkt onder meer uit de integriteitsverklaring d.d. 14 juni 2016 (productie 10 dupliek in conventie), de werkafspraken (productie 11 bij die conclusie) en een e-mail van [naam 2] aan onder meer [eiser] (productie 13 conclusie van dupliek in conventie). [eiser] heeft de ontvangst van deze laatste e-mail niet (voldoende) betwist, zodat er vanuit gegaan moet worden dat hij van het bestaan van werkafspraken op de hoogte is geweest. Het voorgaande betekent ook dat het door [eiser] gevoerde subsidiaire verweer niet slaagt.
[dossiernaam 5]
4.7.
In dit dossier is tussen partijen in geschil of [eiser] recht heeft op uitbetaling van de uren die hij heeft besteed aan het verwerken van stukken in AFAS. De kantonrechter is van oordeel dat deze uren declarabel zijn, ook al zijn die werkzaamheden (pas) verricht bij overdracht van het dossier. Athenos heeft onvoldoende onderbouwd waarom die uren niet aan haar cliënt in rekening kunnen worden gebracht. De door [eiser] in rekening gebrachte uren kunnen dan ook worden toegewezen.
[dossiernaam 6]
4.8.
[eiser] vordert in dit dossier betaling van 14,5 uur. Athenos heeft als verweer gevoerd dat in dit dossier niet meer dan vijf uren in rekening mogen worden gebracht. De kantonrechter volgt dit verweer, nu vaststaat dat [eiser] - om welke reden dan ook - niet heeft gerapporteerd. De twee uren die [eiser] daarnaast nog in rekening heeft gebracht wegens reiskosten komen overigens wel voor vergoeding in aanmerking, omdat Athenos niet heeft betwist dat deze gemaakt zijn. In totaal komen derhalve in dit dossier nog 7 uur voor vergoeding in aanmerking.
[dossiernaam 7]
4.9.
Athenos heeft aangevoerd dat het dossier te lang heeft stilgelegen en dat de ondernemer geen contact meer met [eiser] wilde. De kantonrechter is van oordeel dat uit de door [eiser] overgelegde e-mail van 11 december 2018 blijkt dat zijn bemoeienis niet meer nodig was. [eiser] heeft niet betwist dat de in rekening gebrachte uren niet meer bij de klant in rekening konden worden gebracht. De bezwaren van Athenos zijn dus terecht. Dit onderdeel van de vordering (betreffende: 1 uur) zal worden afgewezen.
[dossiernaam 8]
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [eiser] in dit dossier toewijsbaar is. Daartoe is redengevend dat Athenos onvoldoende heeft betwist dat [eiser] de door hem in rekening gebrachte werkzaamheden heeft verricht.
[dossiernaam 9]
4.11.
De vordering van [eiser] inzake het dossier [dossiernaam 9] zal worden toegewezen zoals door [eiser] is gevorderd. Athenos heeft gesteld maar niet onderbouwd dat het verslag van het eindgesprek qua inhoud of grootte niet aan de te stellen eisen heeft voldaan.
[dossiernaam 10]
4.12.
De beslissing op dit punt luidt dat de uren die [eiser] heeft gedeclareerd zullen worden toegewezen. Athenos heeft niet betwist dat [eiser] het dossier heeft afgesloten en dat hij een gespreksverslag heeft gemaakt. Dit zijn uren die Athenos aan de cliënt in rekening had kunnen brengen.
[dossiernaam 11]
4.13.
Dit onderdeel van de vordering wordt toegewezen, omdat [eiser] zijn werkzaamheden (financiële analyse, vragen daarover aan ASR (productie 17 conclusie van repliek in conventie) heeft onderbouwd en Athenos dit niet heeft betwist.
[dossiernaam 12]
4.14.
[eiser] vordert in dit dossier 9,5 uur. De kantonrechter oordeelt dat het door Athenos gevoerde verweer dat er een correctie van 0,5 uur moet komen, slaagt. In de van toepassing zijnde werkafspraken AOV 2016 (productie 11 dupliek in conventie) staat dat voor adviesgesprekken “normaal gesproken” drie uur kan worden gedeclareerd. [eiser] heeft niet onderbouwd welke bijzondere omstandigheden er zijn geweest om een langere gespreksduur te kunnen declareren. Er zal daarom een correctie van 0,5 uur worden toegepast.
[dossiernaam 13]
4.15.
De kantonrechter oordeelt dat de gedeclareerde uren zullen worden toegewezen, omdat vaststaat dat [eiser] een gespreksverslag heeft opgesteld en omdat Athenos niet heeft onderbouwd dat [eiser] twee gespreksverslagen heeft gedeclareerd. Een nacalculatie is niet overgelegd, zodat niet nagegaan kan worden of en wanneer [eiser] al eerder de kosten van het maken van een gespreksverslag vergoed heeft gekregen. Athenos heeft dus niet aan haar stelplicht voldaan. De door Athenos voorgestelde correctie wordt niet toegelaten.
[dossiernaam 4]
4.16.
[eiser] heeft in dit dossier een correctie van € 61,50 op het tarief toegepast. Athenos heeft deze correctie erkend. Het door [eiser] gevorderde in het dossier [dossiernaam 4] zal daarom volledig worden toegewezen.
[dossiernaam 14]
4.17.
Athenos heeft de vordering erkend zodat de gevorderde uren kunnen worden toegewezen.
[dossiernaam 1]
4.18.
Athenos voert als verweer dat er op de door [eiser] gevorderde uren een creditering van 2,5 uur moet plaatsvinden. De kantonrechter volgt Athenos niet in haar verweer, omdat Athenos onvoldoende heeft onderbouwd waarom die uren niet aan Aegon kunnen worden doorberekend. Athenos heeft deze uren in oktober 2018 aan [eiser] betaald. Van strijd met het budgetbeheer is niet gebleken, omdat Athenos niet heeft weersproken dat de budgetoverschrijding al vanaf het voorjaar van 2018 bij Aegon en bij Athenos bekend was. Daar is toen geen nadere actie op gevolgd, hoewel er volgens [eiser] wel een afspraak was gemaakt (die niet is doorgegaan) om dat door te praten. Athenos heeft niet betwist dat [eiser] toen met toestemming van [naam 4] is doorgegaan met de begeleiding van de cliënt. Als Athenos en Aegon bezwaren tegen de verdere begeleiding door [eiser] hadden gehad, zouden zij dat aan [eiser] kenbaar hebben moeten maken. De kantonrechter zal daarom de door Athenos voorgestelde correctie niet volgen.
Resumé
4.19.
Voornoemde leidt tot de slotsom dat de vordering in conventie onder 1 zal worden toegewezen tot een bedrag van € 6.118,14 (€ 3.331,05 nota november 2018 + € 2.787,09 nota december 2018 (€ 3.651,84 minus € 742,50 inzake [dossiernaam 6] 9 uur x € 82,50; minus € 82,50 inzake [dossiernaam 7] 1 uur ad € 82,50; minus € 39,75 inzake [dossiernaam 12] 0,5 uur x € 79,50)
Schadevergoeding
4.20.
Daarnaast vordert [eiser] een bedrag van € 10,000,00 aan schadevergoeding. Hierboven is onder 4.3.(slot) van de rechtsoverwegingen al overwogen dat de vermeerdering van eis tot € 15.000,00 niet wordt toegelaten.
[eiser] stelt dat hij omzetschade heeft geleden, doordat Athenos aanvankelijk de overeenkomst na de einddatum wilde voortzetten. [eiser] stelt dat hij hierdoor geen tijd meer had om een nieuwe opdracht te vinden, waardoor hij schade heeft geleden ter hoogte van 60 declarabele uren, hetgeen neerkomt - zo stelt [eiser] - op een bedrag van € 10.000,00.
4.21.
Athenos betwist dat zij voornemens was om de overeenkomst voort te zetten na
1 januari 2019. Er was sprake van een overeenkomst voor bepaalde tijd die van rechtswege eindigde op 1 januari 2019. De overeenkomst is niet tussentijds opgezegd, maar is niet verlengd. Daarnaast betwist Athenos de hoogte van het gevorderde bedrag.
4.22.
De kantonrechter oordeelt dat de gevorderde schadevergoeding van € 10.000,00 wordt afgewezen omdat [eiser] de gestelde schade niet heeft onderbouwd. De overeenkomst die tussen partijen van kracht was, is aangegaan op 1 december 2017, gold voor bepaalde tijd en eindigde op 1 januari 2019.
Het standpunt van [eiser] dat de eerste overeenkomst van opdracht d.d. 14 maart 2016, die voor onbepaalde tijd gold, in december 2018 nog steeds van kracht was, kan niet worden gevolgd. In de eerste plaats is hierboven in r.o. 4.4 al geoordeeld dat de stellingen van [eiser] die zijn opgenomen in de conclusie van dupliek in reconventie, en die betrekking hebben op de conventie, buiten beschouwing moeten blijven omdat deze in strijd zijn met de goede procesorde. [eiser] kon alleen maar in reconventie concluderen. Hij kon dan ook niet voor het eerst in die conclusie in reconventie alsnog het standpunt innemen dat de eerste overeenkomst van 14 maart 2016 (eigenlijk) nog steeds van kracht was. Dat is gewoonweg te laat.
Maar los daarvan is dat standpunt ook niet juist, omdat deze overeenkomst van 14 maart 2016 kennelijk met wederzijds goedvinden is geëindigd en is vervangen door die van 1 december 2017. [eiser] heeft in de dagvaarding ook zelf alleen maar gewag gemaakt van een tussen partijen geldende overeenkomst van opdracht van 1 december 2017 die aan de vordering ten grondslag lag. Bij repliek in conventie heeft [eiser] ook niets gezegd over twee parallel lopende overeenkomsten. Wel heeft hij toen (onder punt 25) gesproken over een opzegtermijn van twee maanden en dat “de overeenkomst” (enkelvoud) een duur kent tot 1 januari 2019. Daarnaast valt op dat de tweede overeenkomst veel uitgebreider is en de relatie tussen partijen beter beschrijft. Verder heeft [eiser] niet, althans onvoldoende, betwist dat partijen het belangrijk vonden dat de nieuwe overeenkomst “DBA-proof” zou zijn.
Wat hier verder ook van zij, de overeenkomst voor bepaalde tijd is niet opgezegd maar is enkel niet verlengd.
4.23.
Wel is er sprake van een toerekenbaar tekort schieten door Athenos doordat zij medio december 2018 aan [eiser] de toegang tot alle systemen heeft ontzegd zodat deze niet meer in de gelegenheid was om de overeenkomst van zijn kant na te komen. Dat hij daardoor schade heeft geleden is weliswaar gesteld, maar in het geheel niet onderbouwd.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.24.
[eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 680,91, hetgeen in overeenstemming is met de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
Rente
4.25.
Tegen de vordering tot vergoeding van wettelijke rente is door Athenos niet op zelfstandige gronden verweer gevoerd, zodat deze kan worden toegewezen vanaf de verschillende verzuimdata, respectievelijk 20 december 2018 voor de factuur van november 2018 en 14 januari 2019 voor (het toe te wijzen bedrag van) de factuur van december 2018.
proceskosten conventie
4.26.
Omdat de vordering grotendeels wordt toegewezen, zal Athenos in de proceskosten worden veroordeeld. De nakosten en de wettelijke rente over de proces- en de nakosten zullen worden toegewezen zoals in het dictum omschreven.
in reconventie
4.27.
Hiervoor is in r.o. 4.22. al overwogen dat op de relatie van partijen één overeenkomst van kracht was, namelijk de overeenkomst voor bepaalde tijd van 1 december 2017. Deze is op 31 december 2018 door het verstrijken van de duur waarvoor zij was aangegaan geëindigd. Verder is daar beslist dat Athenos toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming door [eiser] de toegang tot alle systemen te ontzeggen.
4.28.
Volgens [eiser] is door het verzuim van Athenos artikel 5.2. van toepassing. [eiser] stelt dat hij door dit tekortschieten van Athenos niet langer zijn dossiers kon beheren en dat hij daardoor niet aansprakelijk is voor de schade. Athenos betwist - samengevat weergegeven - dat artikel 5.2. in het onderhavige geval van toepassing is.
4.29.
De kantonrechter is van oordeel dat artikel 5.2. van de overeenkomst toepassing mist, omdat dit artikel ziet op ontbinding van de overeenkomst. Daar is in dit geval geen sprake van geweest. De overeenkomst is niet ontbonden, zij is niet verlengd.
4.30.
De kantonrechter zal hierna achtereenvolgend ingaan op de verschillende vorderingen.
overschrijding budget Aegon ad € 14.252,63
4.31.
Athenos legt aan deze vordering ten grondslag dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst door in strijd met artikel 2.1 van de overeenkomst zonder overleg het budget inzake het dossier [dossiernaam 1] fors te overschrijden. Athenos vordert daarom terugbetaling van het bedrag waarmee [eiser] het budget heeft overschreden. [eiser] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt dat zowel Athenos als Aegon van deze overschrijding op de hoogte was. De kantonrechter oordeelt ten aanzien van dit geschilpunt als volgt.
4.32.
[eiser] heeft met de e-mail van 30 oktober 2018 aan [naam 5] van Athenos (prod. 19) onderbouwd dat er sprake was van budgetoverschrijding en dat hij daarover op
1 maart 2018 zou spreken met Aegon. Die afspraak is niet doorgegaan. [eiser] heeft ook gewezen op een e-mail van 12 november 2018 die in dezelfde productie is overgelegd aan [bedrijfsnaam] schade waarin hij één en ander heeft uitgelegd en zijn excuses heeft aangeboden voor het niet aanvragen van aanvullende budgetten.
Uit voornoemde e-mails blijkt dat Athenos eind oktober 2018 al op de hoogte was dat er problemen waren met het budget. Athenos heeft [eiser] na het ontzeggen van toegang tot de bedrijfssystemen niet meer in de gelegenheid gesteld om de budgetkwestie met Aegon en Athenos op te lossen. Niet gesteld of gebleken is dat Athenos en/of Aegon na het einde van de overeenkomst Athenos- [eiser] op 1 januari 2019 [eiser] op enigerlei wijze hebben betrokken bij (overleg over) de financiële afwikkeling van het dossier [dossiernaam 1] , wat wel voor de hand had gelegen gezien het eerdere voornemen om al op 1 maart 2018 de budgetkwestie te zullen bespreken. Athenos heeft ondanks de uitvoerige schriftelijke uitleg van [eiser] over de problematiek inzake [dossiernaam 1] onmiddellijk het door Aegon gevorderde bedrag betaald. Athenos heeft [eiser] daar niet over geraadpleegd. Door nu dit bedrag van [eiser] te vorderen handelt Athenos in strijd met de overeenkomst van opdracht. Zij had [eiser] vanaf 31 oktober 2018 op zijn minst in de gelegenheid moeten stellen om een en ander jegens haar en jegens Aegon recht te zetten. Door dit na te laten is Athenos in verzuim gekomen en heeft zij geen recht op schadevergoeding.
schending relatiebeding inzake [dossiernaam 2]
4.33.
De kantonrechter is van oordeel dat het relatiebeding van artikel 10 van de overeenkomst ziet op klanten van Athenos die als zodanig geregistreerd staan in het ERP-systeem van Athenos. Uit de stukken blijkt dat [eiser] contact heeft gehad met de [naam 6] , de verzekerde van [dossiernaam 2] . [eiser] heeft ook erkend dat hij door [naam 6] is benaderd. De verzekerde van [dossiernaam 2] is geen klant van Athenos, dat is zoals [eiser] terecht heeft gesteld, [dossiernaam 2] . Contact met deze verzekerde, die kennelijk niet tevreden was over Athenos, levert geen overtreding van het relatiebeding op. Athenos heeft niet onderbouwd dat [eiser] in de maand december 2018 of daarna een opdracht van [dossiernaam 2] heeft aanvaard en heeft daarmee niet aan haar stelplicht voldaan. Zij zal dan ook niet tot bewijslevering worden toegelaten.
Zelfs wanneer de verzekerde [naam 6] onder het wellicht ruimere begrip “dergelijke personen of entiteiten” zou kunnen worden geschaard, levert het contact met hem geen schending van het relatiebeding op. [naam 6] heeft schriftelijk verklaard dat hijzelf contact met [eiser] heeft opgenomen maar dat deze niets wilde doen omdat er een relatiebeding gold. De schriftelijke verklaring van Van de Kamer (productie 40 conclusie van dupliek in conventie) vermeldt weliswaar dat [naam 6] zou hebben gezegd dat hij door [eiser] is benaderd, maar leidt niet tot een ander oordeel, omdat uit die verklaring ook volgt dat er geen opdracht van [naam 6] is geweest.
De vordering wordt dan ook afgewezen.
Gemiste omzet opdracht [dossiernaam 2] (€ 1.995,-)
4.34.
De vordering die ziet op schade die Athenos zou hebben geleden doordat het dossier [naam 6] van [dossiernaam 2] door toedoen van [eiser] niet aan Athenos is gegeven wordt eveneens afgewezen omdat Athenos niet met stukken heeft onderbouwd dat [dossiernaam 2] door toedoen van [eiser] geen opdracht aan Athenos heeft gegeven. Uit de door Athenos overgelegde verklaring van Van de Kamer, die hierboven is aangehaald, kan worden opgemaakt dat [naam 6] zelf niet met een andere begeleider dan [eiser] in zee wilde gaan.
[dossiernaam 2]
4.35.
De kantonrechter oordeelt dat Athenos haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Uit niets blijkt dat de cliënt door toedoen van [eiser] op de hoogte is gekomen van de tarifering die tussen Athenos en [eiser] was afgesproken, en hoe en of wanneer dat zou zijn geschied. Dat hij kennis van de tarifering heeft gekregen kan evengoed uit een andere bron komen, bijvoorbeeld van [naam 7] , met wie de cliënt ook contact heeft gehad. De stelling van Athenos is zonder nadere onderbouwing meer een veronderstelling. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
[dossiernaam 4]
4.36.
De beslissing op dit onderdeel van de reconventie luidt dat de vordering faalt. Nog afgezien van de vraag of [eiser] werkelijk artikel 8.2 van de overeenkomst heeft geschonden door geen gegevens in het dossier [dossiernaam 4] af te geven, kan de vordering niet slagen omdat Athenos heeft nagelaten om [eiser] (conform artikel 11 van de overeenkomst) per aangetekende brief te verzoeken om zijn verplichtingen na te komen en de tekortkoming te herstellen of ongedaan te maken. Athenos heeft weliswaar verwezen naar een brief van haar advocaat van 15 februari 2019, maar deze zit niet in het dossier. Athenos heeft niets aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat herstel of nakoming van de tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen niet (meer) mogelijk was en dat daarom de boete op basis van artikel 11.3 van de overeenkomst zonder verdere actie of formaliteit verschuldigd is.
Vertrouwelijke informatie
4.37.
De vordering betreft de schending van artikel 8.2 jo. artikel 8.3 van de overeenkomst.
Een redelijke uitleg van artikel 8.2 van de overeenkomst brengt mee dat op [eiser] een inspanningsverplichting rustte om de “vertrouwelijke informatie” waarover hij beschikte in de zaken die hij in opdracht van Athenos heeft gedaan, aan het einde van de overeenkomst aan Athenos ter hand te stellen. Athenos heeft haar eis vermeerderd, omdat zij [eiser] verwijt dat hij (vertrouwelijke) gegevens in zaken die in deze procedure aan de orde zijn, gebruikt heeft om zijn stellingen te onderbouwen of toe te lichten. Artikel 8.2 ziet op het ter hand stellen van gegevens. Er dient vanuit te worden gegaan dat [eiser] alle gegevens die hij had, aan Athenos heeft afgegeven. Hij heeft de gegevens immers in Afas geplaatst. Inzake [dossiernaam 4] heeft [eiser] dat weliswaar niet gedaan, maar daar heeft hij een verklaring voor gegeven. Zoals hiervoor al is overwogen, had Athenos hem in de gelegenheid moeten stellen zijn verplichtingen na te komen, daarom faalde in dat geval het beroep op het boetebeding.
De bedoeling van artikel 8.2 is kennelijk dat [eiser] aan het einde van de overeenkomst de vertrouwelijke informatie waarover hij beschikte aan Athenos moest afgeven opdat deze over een compleet dossier zou beschikken. Het artikel bevat geen verbod om gegevens die [eiser] nog in zijn bezit had, te gebruiken
in de relatie met Athenos. Uiteraard mag hij gegevens nooit tegenover derden gebruiken, daar ziet artikel 8.1 op. Op dit artikel heeft Athenos echter geen beroep gedaan.
Artikel 8.3 ziet evenmin op gebruik van gegevens in deze procedure. Het artikel omschrijft in de eerste plaats de verplichting dat [eiser] de privacyregelgeving in acht diende te nemen en dat hij daarvoor passende technische en organisatorische maatregelen moest nemen. Verder geeft het artikel een aantal verplichtingen wanneer zich een data-lek zou voordoen en wat er moet gebeuren indien de cliënt nadere eisen stelt aan de bewerker. Dit laatste artikel van de overeenkomst verbiedt niet het gebruik van dossiergegevens ten opzichte van Athenos, die deze gegevens veelal reeds in haar bezit heeft.
Het beroep op schending van de artikelen 8.2 jo. 8.3 van de overeenkomst faalt dan ook. De vordering wordt afgewezen.
4.38.
De slotsom is dat er geen sprake is van een tekortschieten van [eiser] . Daarom en gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat de vorderingen in reconventie worden afgewezen.
4.39.
Athenos zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt Athenos om tegen kwijting aan [eiser] te betalen € 6.118,14 (hoofdsom) alsmede € 680,91 (buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.331,05 vanaf 20 december 2018 en over € 2.787,09 vanaf 14 januari 2019, tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
5.2.
veroordeelt Athenos tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 231,00 aan griffierecht, € 81,83 aan explootkosten en
€ 900,00 voor salaris van de gemachtigde, alsmede € 120,00 aan nakosten, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis, bij gebreke waarvan voornoemde proces- en nakosten worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van Athenos af;
5.5.
veroordeelt Athenos tevens in de kosten van het geding in reconventie, aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 2.883,00 voor salaris van de gemachtigde,
in conventie en in reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordelingen onder 5.1, 5.2 en 5.5 betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van den Noort, kantonrechter, en op 28 april 2020 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 30101