Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Verzoeken
4.Beoordeling
5.Beslissing
19 november 2020;
woensdag 21 oktober 2020in tegenwoordigheid van de griffier.
Arnhem-Leeuwarden
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak verzoekt de man de rechtbank om de beëindiging van zijn partneralimentatieverplichting aan de vrouw, omdat zij samenleeft met een ander als ware zij gehuwd. De man stelt dat de vrouw sinds 4 september 2017 samenwoont met haar neef, [man 2], en dat er sprake is van een affectieve relatie. De rechtbank heeft de zaak op 17 september 2020 mondeling behandeld, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren. De man heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder WhatsApp-berichten en bankafschriften, waaruit zou blijken dat de vrouw financieel afhankelijk is van [man 2]. De vrouw betwist de stellingen van de man en stelt dat er geen sprake is van een affectieve relatie, maar enkel van een vriendschappelijke band. De rechtbank overweegt dat voor de beëindiging van de alimentatieverplichting op grond van artikel 1:160 BW vereist is dat er een duurzame affectieve relatie bestaat tussen de samenwonenden. De rechtbank concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de vrouw en [man 2] een gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging hebben. De rechtbank staat de vrouw toe om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de man dat er sprake is van samenwoning als bedoeld in artikel 1:160 BW. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.