10.3.Op grond van artikel 9.4.1, eerste lid onder a van de Verordening Romte kan een ruimtelijk plan in het landelijk gebied slechts voorzien in een opstelling voor zonne-energie: aansluitend op bestaand stedelijk gebied van een stad of dorp of als onderdeel van een uitbreidingslocatie, of nabij bestaand stedelijk gebied, mits het zonnepark een redelijke aansluiting heeft of krijgt op het stedelijk weefsel van stad of dorp.
Op grond van het zesde lid worden, bij toepassing van het eerste lid, onder a, het tweede, derde en vierde lid de locatie van de opstelling en de omvang daarvan in de plantoelichting onderbouwd op grond van:
a. de gemeentelijke ambitie inzake zonne-energie;
b. de daaraan verbonden analyse van en visie op mogelijkheden binnen en buiten bestaand bebouwd gebied;
c. de energiebehoefte van een kern, of van enkele samenwerkende kernen en de mogelijkheid van participatie van bewoners, en
d. aard en schaal van een kern.
10.4.1.De rechtbank stelt voorop dat, zoals ook blijkt uit vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld uit de uitspraak van de AbRS van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1746, verweerder dient te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het project, zoals daarvoor vergunning is aangevraagd. Indien een project op zichzelf aanvaardbaar is, kan een bestuursorgaan bij het bestaan van alternatieven alleen medewerking weigeren, als vooraf duidelijk is dat die tot een gelijkwaardig resultaat zullen leiden en voor derden minder bezwaren opleveren. 10.4.2.In het “ Beleid zonnepaneelvelden gemeente Ooststellingwerff” heeft verweerder onder andere het volgende overwogen: “ Wij zijn echter van mening dat het opvangen van de energie van de zon in zonnepaneelvelden in beginsel een meer stedelijke activiteit is. De energievraag in onze gemeente komt ook vooral uit het stedelijk gebied. Op basis hiervan kiezen wij er voor om ons beleid te richten op het opvangen van zonne-energie in het stedelijk gebied. Wij willen in het stedelijk gebied dan ook ruimte bieden voor het opvangen van zonne-energie op een andere manier dan op daken.” en “ Een belangrijke voorwaarde daarbij blijft het waarborgen van een goede tot aanvaardbare woon- en leefomgeving. De mogelijkheden om binnen het stedelijk gebied zonne-energie op een andere manier dan op daken op te vangen zijn moeilijk in te schatten. Dit hangt sterk af van de keuze van de eigenaar van de ruimte. Maar wij verwachten ook dat er hiermee onvoldoende opvang van zonne-energie zal plaatsvinden om in 2030 een voldoende aanbod te waarborgen. Het opvangen van zonne-energie in aansluiting op het stedelijk gebied of in het landelijk gebied zal (vooralsnog) dan ook nodig zijn.”
10.4.3.De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het onderhavige plan voldoet aan het vereiste uit artikel 9.4.1, eerste lid onder a van de Verordening. Voorts is in de ruimtelijke onderbouwing opgenomen dat zonne-energie om ruimte vraagt en dat deze deels kan worden gevonden door bestaande bouwwerken te benutten en door extra functies aan een ruimte toe te voegen, maar dat dan nog veel extra ruimte nodig is. Dit is overeenstemming met de analyse van verweerder die is neergelegd in bovenstaand beleid. De stelling dat naar aanleiding van deze aanvraag nader onderzoek zou moeten worden gedaan naar alternatieve locaties kan de rechtbank, gelet op de aangehaalde jurisprudentie en het feit dat in de Verordening gesproken wordt van “ de daaraan verbonden analyse” niet volgen. Er is derhalve geen grond voor het oordeel dat de aanvraag niet voldoet aan de vereisten die volgen uit artikel 9.1.4 van de Verordening.
11.1.Eiseres is voorts van mening dat het plan geen invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde structuren van provinciaal belang, zoals vereist op grond van de Verordening Romte. Eiseres heeft rapportages van landschapsarchitect Mariska Pemmelaar-Groot van 4 december 2019 en 20 januari 2020 ingebracht om haar standpunt te onderbouwen.
11.2.Verweerder betoogt dat in de ruimtelijke onderbouwing uitvoerig aandacht is besteed aan de keuze voor en de geschiktheid van de locatie van het projectgebied en de landelijke inpassing. Verweerder verwijst naar rapportages van Lindemans Landschapsarchitecten van 29 november 2018, 3 en 4 december 2019 en 23 januari 2020.
11.3.De rechtbank verstaat het aangevoerde aldus dat eiseres betoogt dat het plan in strijd met artikel 2, lid 2.1.1, onder 1, aanhef en onder b, van de Verordening Romte Fryslân 2014 (hierna: de Verordening) is vastgesteld. Ingevolge dit artikelonderdeel omvat de plantoelichting van een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte (Grutsk).
In de toelichting is hierover het volgende opgenomen: Het eerste lid van artikel 2.1.1 bepaalt dat het plan rekening houdt met de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang. Dat is een procesvereiste. Dat houdt in dat bij het opstellen van een ruimtelijk plan een analyse heeft plaatsgevonden van de aanwezige waarden. Dat geldt in het bijzonder voor genoemde landschappelijke en cultuurhistorische structuren. De gemeente weegt af en dient te motiveren op welke wijze in het plan rekening is gehouden met die waarden en structuren. De verordening stuurt dus niet zelf op basis van normering en objectieve instructies. Kwaliteit vergt naar zijn aard lokaal maatwerk. Dat past ook in ons uitgangspunt van samenwerking met gemeenten. Grutsk moet bij voorkeur inspirerend en stimulerend werken. De verordening is echter op dit punt niet vrijblijvend: van de gemeente verwachten wij een zorgvuldige analyse en motivering.
11.4.De locatie waar de ontwikkeling is geprojecteerd is gekenmerkt als “beekdallandschap”. Op grond van Grutsk is voor het deelgebied Zuidelijke Wouden het volgende provinciaal belang opgenomen: “ De beekdalen van de Lende, de Tsjonger en het Âlddjip; elk beekdal met eigen karakteristieken die zowel uiting zijn van de natuurlijke oorsprong van de beek, de basis voor de ontginningen, als van de latere kanalisatie met cultuurtechnische ingrepen.”
Voor dit beekdallandschap wordt geadviseerd per beekdal de eigen identiteit te behouden, ontwikkelen en versterken en de verschillen in boven-, midden- en benedenloop:
- Het behouden en indien mogelijk herstellen van de huidige open karakter van de beekdalen, waarbij de openheid vooral in boven- en middenloop aanwezig dient te zijn. Dit betekent geen toevoeging van bebouwing en bos. In de overgangen naar de benedenloop (zoals naar het laagveengebied) draagt natuurlijke bosvorming (moerasstruwel) bij aan de herkenbaarheid van het beekdal.
Zowel de restanten van de natuurlijke loop van de beek respecteren, als de gekanaliseerde delen (en erbij horende kunstwerken), omdat ze beide, in samenhang met elkaar, getuigenissen zijn van een eeuwenlange economische en technische ontwikkeling.
11.5.Naar het oordeel van de rechtbank is in het voorliggende project voldoende rekening gehouden met Grutsk en de daarin opgenomen adviezen voor wat betreft het beekdallandschap. Zoals blijkt uit de adviezen van Lindemans Landschapsarchitecten blijft de openheid van het landschap gewaarborgd door zonnepanelen te plaatsen die 1.80 meter hoog zijn en op grotere afstand van de N381 worden geplaatst. Hierdoor kan een staand persoon vanaf verschillende locaties over de zonnepanelen heen kijken, en wordt de openheid ervaren. Bos of andere hoge vegatatie wordt niet toegevoegd. De gekanaliseerde beekloop van het Klein Diep blijft gehandhaafd, naar het oordeel van de rechtbank is dit in overeenstemming met het advies in Grutsk, immers “ Zowel de restanten van de natuurlijke loop van de beek respecteren, als de gekanaliseerde delen (en erbij horende kunstwerken), omdat ze beide, in samenhang met elkaar, getuigenissen zijn van een eeuwenlange economische en technische ontwikkeling” . De meanderende beekloop waar Pemmelaar op doelt ligt buiten het plangebied en het ontbreekt aan concrete plannen voor herstel van deze bovenloop, zodat daarbij niet kan worden aangesloten. Het betoog van eiseres faalt derhalve.
12. Ten aanzien van de stelling dat het zonnepark zal leiden tot overbelasting van het energienetwerk is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt onredelijk laat en derhalve in strijd met de goede procesorde is ingebracht. De rechtbank laat de stelling daarom onbesproken.
13. Gelet op bovenstaande overwegingen is het beroep gegrond, maar dienen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te blijven. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart dient verweerder het griffierecht aan eiseres te vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze proceskosten stelt de rechtbank vast op in totaal € 1.067,29 (op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1 en € 17,29 reiskosten).