ECLI:NL:RBNNE:2020:5176

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
C/18/200711 PR RK 20-253
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens misbruik van recht in bestuursrechtelijke procedures

Op 2 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. Verzoeker had op 28 mei 2018 schriftelijk verzocht om de wraking van mr. H.J. de Groot, rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke zaak. De rechter had op 3 september 2020 laten weten niet in de wraking te berusten. De rechtbank oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoeker was van mening dat de rechter partijdig was omdat deze eerder uitspraken had gedaan in zaken van verzoeker. De rechtbank stelde vast dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is voor het beoordelen van de inhoudelijke juistheid van eerdere uitspraken, maar enkel voor de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigden, en wees het verzoek daarom af. Bovendien oordeelde de rechtbank dat verzoeker misbruik maakte van het recht om wrakingsverzoeken in te dienen, aangezien hij herhaaldelijk verzoeken indiende op basis van dezelfde gronden, die telkens werden afgewezen. De rechtbank besloot dat toekomstige wrakingsverzoeken van verzoeker niet in behandeling zouden worden genomen, tenzij deze specifieke gronden en namen van rechters bevatten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/200711 PR RK 20-253
Beslissing van 2 oktober 2020
op het verzoek op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gedaan door:
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker, strekkende tot de wraking van
mr. H.J. de Groot, rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 28 mei 2018 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer LEE 20/435.
1.2.
De rechter heeft bij brief van 3 september 2020 kenbaar gemaakt dat hij niet in de wraking berust.

2.De beoordeling

2.1
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
De rechtbank begrijpt het wrakingsverzoek aldus, dat de rechter wordt gewraakt omdat hij in eerdere gerechtelijke procedures van verzoeker uitspraak heeft gedaan. Verzoeker is het niet eens met deze uitspraken en de wijze waarop de rechter die eerdere zaken heeft behandeld.
2.3.
De rechtbank stelt voorop dat een rechter alleen gewraakt kan worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed
onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.4.
De rechtbank overweegt dat de wrakingsprocedure niet bestemd is voor een beoordeling van de wijze van behandeling van eerdere zaken en de inhoudelijke juistheid van die uitspraken. Voor een dergelijke beoordeling bestaat het rechtsmiddel van hoger beroep. Bij een wrakingsprocedure gaat het, zoals hiervoor uiteengezet, uitsluitend over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. De enkele omstandigheid dat verzoeker het niet eens is met de inhoud van de voorgaande besluiten is onvoldoende om vooringenomenheid te moeten aannemen. Door verzoeker zijn verder geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die de vrees rechtvaardigen dat, in afwijking van bedoeld uitgangspunt, de rechter in deze zaak niet meer tot het geven van een onbevangen oordeel in staat zou zijn. De rechtbank acht het verzoek daarom kennelijk ongegrond. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kan om die reden achterwege blijven.
3.1.
In artikel 8:18 van de Awb is bepaald dat in geval van misbruik de meervoudige kamer kan bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker door herhaaldelijk wrakingsverzoeken in te dienen tegen verschillende rechters, welke verzoeken telkens zijn gebaseerd op dezelfde wrakingsgronden, en welke verzoeken door de diverse wrakingskamers gemotiveerd zijn afgewezen, misbruik maakt van het recht om wrakingsverzoeken in te dienen. Daarbij betrekt de rechtbank dat verzoeker nadat een door hem ingediend wrakingsverzoek door de wrakingskamer was afgewezen, onmiddellijk een nieuw wrakingsverzoek heeft ingediend, gebaseerd op dezelfde gronden als het wrakingsverzoek dat even daarvoor was afgewezen. Daarnaast worden de (bodem)-procedures waarin door verzoeker herhaaldelijk wrakingsverzoeken worden ingediend hierdoor onaanvaardbaar opgehouden.
3.3.
Gelet op dit door verzoeker gemaakte misbruik zal de rechtbank bepalen dat volgende wrakingsverzoeken van verzoeker in alle thans lopende zaken alsmede in eventueel nieuwe zaken niet in behandeling zullen worden genomen, wanneer daarin niet de naam of namen van de te wraken rechters worden genoemd en/of daarin geen specifieke wrakingsgronden worden aangevoerd dan wel dezelfde algemene gronden worden aangevoerd die nu en in zijn eerdere wrakingsverzoeken door verzoeker ten grondslag zijn gelegd.

4.De beslissing

De rechtbank:
 wijst het verzoek tot wraking van de rechter af;
 beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker en de rechter een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek;
 bepaalt dat volgende wrakingsverzoeken van verzoeker niet in behandeling zullen worden genomen in alle thans lopende zaken alsmede in eventueel nieuwe zaken, wanneer daarin niet de naam of namen van de te wraken rechters worden genoemd en/of daarin geen specifieke wrakingsgronden worden aangevoerd dan wel dezelfde algemene gronden worden aangevoerd die nu en in zijn eerdere wrakingsverzoeken door verzoeker aan zijn wrakingsverzoeken ten grondslag zijn gelegd.
Deze beslissing is gegeven door de mr. Th.A. Wiersma, voorzitter en mr. L.T. de Jonge en mr. S. Zwarts, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Veenstra, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesprokenop 2 oktober 2020.
de griffier de voorzitter
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.