ECLI:NL:RBNNE:2020:5104

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
4 april 2021
Zaaknummer
C/18/194411 / HA RK 19-59
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht in medische aansprakelijkheidszaak

In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is op 24 februari 2020 een verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht toegewezen. Verzoekster, wonende te Veelerveen en vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Oosterhagen, heeft verweerster, de Ommelander Ziekenhuis Groep B.V., aansprakelijk gesteld voor schade die zij heeft geleden na een auto-ongeluk in 2009 en de daaropvolgende medische behandeling. Verzoekster stelt dat de zorg van een goed hulpverlener niet in acht is genomen, zoals vereist door artikel 7:453 BW. Verweerster betwist deze claim en heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek om een deskundigenbericht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van de deskundige, dr. [naam deskundige 1]. De rechtbank heeft de deskundige opgedragen om onderzoek te verrichten naar de medische behandeling van verzoekster, inclusief de orthopedische behandeling in het Ommelander Ziekenhuis en de daaropvolgende behandelingen in andere ziekenhuizen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het voorschot op de kosten van de deskundige ten laste van 's Rijks kas zal worden betaald, gezien het feit dat verzoekster met een toevoeging procedeert.

De rechtbank heeft verder aangegeven dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige en dat de deskundige de opgestelde vragen moet beantwoorden. De beslissing benadrukt het belang van de deskundige in het vaststellen van de medische zorgstandaard en de gevolgen van eventuele tekortkomingen in de zorgverlening. De rechtbank heeft de deskundige ook instructies gegeven over de rapportage en de communicatie met partijen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rekestnummer: C/18/194411 / HA RK 19-59
Beschikking van 24 februari 2020
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te Veelerveen,
verzoekster,
advocaat mr. H.J. Oosterhagen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
OMMELANDER ZIEKENHUIS GROEP B.V.,
gevestigd te Scheemda,
verweerster,
advocaat mr. M.S.E. van Beurden te Zoetermeer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift
  • de brieven van de zijde van verzoekster van 13 januari, 16 januari en 3 februari 2020
  • de brieven van de zijde van verweerster van 16 januari en 3 februari 2020.
1.2.
Aanvankelijk was het verzoek tevens gericht tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Academisch Ziekenhuis Groningen, gevestigd te Groningen ('UMCG'). Na ontvangst van het verweerschrift van het UMCG, waarin niet om een veroordeling in de proceskosten is gevraagd, heeft verzoekster te kennen gegeven dat haar verzoeken jegens het UMCG als ingetrokken dienen te worden beschouwd.
1.3.
In deze procedure heeft, op eensluidend verzoek van partijen, geen mondelinge behandeling plaats gevonden.

2.De beoordeling

2.1.
Verzoekster is in 2009 betrokken geraakt bij een auto-ongeluk. Verzoekster heeft zich nadien gemeld bij verweerster (althans aan haar verbonden artsen) in verband met schouderklachten, waarna onderzoek en behandeling heeft plaatsgevonden. Op 16 november 2012 is verzoekster geopereerd, het operatieverslag maakt melding van een "resectie proximale deel clavicula". De klachten van verzoekster zijn nadien niet verminderd.
2.2.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat gedurende dit behandelingstraject niet de zorg van een goed hulpverlener in acht is genomen, als bedoeld in artikel 7:453 BW, en heeft onder meer verweerster aansprakelijk gesteld voor de dientengevolge door haar geleden schade. Verweerster betwist de juistheid van deze stelling.
2.3.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen, een en ander als bedoeld in artikel 202 Rv, teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de (rechts)positie van verzoekster.
2.4.
Gelet op de omstandigheid dat een eventuele hoofdzaak tussen partijen vermoedelijk aanhangig zal moeten worden gemaakt bij deze rechtbank acht de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (afdeling Privaatrecht) zich bevoegd om kennis te nemen van het verzoek zoals dat is gedaan.
2.5.
Verweerster verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoek als zodanig. Het verzoek, dat op de wet is gegrond, kan daarom als onweersproken worden toegewezen.
2.6.
Partijen hebben onderling overeenstemming bereikt over de persoon van de te benoemen deskundige en verzoeken dr. [naam deskundige 1] als zodanig te benoemen. De rechtbank heeft de heer [naam deskundige 1] inmiddels bereid en in staat gevonden om het voorlopig deskundigenonderzoek te verrichten, en desgevraagd heeft hij verklaard ook [verzoekster] te staan ten opzichte van partijen. De rechtbank zal dr. [naam deskundige 1] dan ook benoemen als deskundige.
2.7.
Partijen hebben ten aanzien van de aan de deskundige te stellen vragen voor het overgrote deel overeenstemming bereikt, maar verschillen op enkele punten nog van mening. Verzoekster vraagt de rechtbank de deskundige op te dragen om, als onderdeel van zijn onderzoek, specifieke (met name genoemde) artsen te 'horen', althans gemotiveerd aan te geven waarom de deskundige daarvan afziet. Verweerster maakt hier bezwaar tegen, met name waar het artsen betreft die niet aan haar eigen ziekenhuis zijn verbonden. De rechtbank wijst erop dat het aan de deskundige zelf is om te besluiten hoe hij zijn onderzoek inricht. De rechtbank is daarom van oordeel dat het ook aan de deskundige is om te bepalen of hij het voor een goede beantwoording van de aan hem te stellen vragen nodig acht om contact op te nemen met (een of meerdere) artsen die in het verleden bij de behandeling van verzoekster betrokken zijn geweest. Dat kunnen overigens ook artsen zijn die niet aan het ziekenhuis van verweerster verbonden zijn (geweest).
2.8.
Partijen hebben als (eerste) vraag voorgesteld de deskundige te vragen of hij over de gegevens beschikt die nodig zijn om zijn onderzoek uit te kunnen voeren. Het spreekt voor zich dat de deskundige, indien dat niet het geval zou zijn, zich tot partijen dient te wenden om (voor zover mogelijk) aanvulling te vragen. De rechtbank ziet tegen die achtergrond bezien geen aanleiding op dit punt een aparte vraag te formuleren.
2.9.
De rechtbank zal voor het overige hieronder bij haar beslissing de door partijen gezamenlijk voorgestelde vragen overnemen, op een enkele herformulering na.
2.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd. Omdat verzoekster met een toevoeging procedeert, zal echter aan haar geen voorschot worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat het voorschot van het onderzoek zal worden betaald aan de deskundige ten laste van 's Rijks kas, en hangende de procedure in debet zal worden gesteld.
2.11.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.12.
Hoewel partijen zich daarover niet hebben uitgelaten, gaat de rechtbank er gelet op de aard van de zaak vanuit dat het inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW van toepassing is op de verzochte rapportage. De rechtbank wijst de deskundige er dan ook op dat hij de op dit punt in de 'Leidraad deskundigen in Civiele zaken' (pagina 31-34) opgenomen procedure in acht dient te nemen alvorens hij zijn concept-rapportage aan partijen verstrekt.
2.13.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kunt u een beschrijving geven van het medisch beloop, de orthopedische behandeling van betrokkene in het Ommelander Ziekenhuis, het resultaat van de behandeling en de prognose?
2. Kunt u een beschrijving geven van het medisch beloop van betrokkene na behandeling in het Ommelander Ziekenhuis, waaronder de medische behandelingen in Leiden Universitair Medisch Centrum en Universitair Ziekenhuis te Gent?
3. Is naar uw mening bij de behandeling van betrokkene in het Ommelander Ziekenhuis in de periode tussen december 2009 tot en met februari 2010 en de behandeling rondom de operatie van 16 november 2012 gehandeld in overeenstemming met de op dat moment geldende professionele standaard? Zo nee, waarom niet? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren, waar mogelijk onder verwijzing naar literatuur, protocollen en richtlijnen?
4. Indien u tot het oordeel komt dat niet is gehandeld in overeenstemming met de professionele standaard, kunt u dan aangeven hoe er wel gehandeld had moeten worden? Wilt u uw antwoord zoveel als mogelijk motiveren, waar mogelijk onder verwijzing naar literatuur, protocollen en richtlijnen?
5. Indien u tot het oordeel komt dat niet is gehandeld in overeenstemming met de professionele standaard, kunt u dan aangeven of en zo ja, in welke zin het beloop voor betrokkene anders zou zijn geweest indien dit wel het geval zou zijn geweest?
6. Heeft u naar aanleiding van uw onderzoek nog andere opmerkingen die u voor de rechtbank van belang acht?
3.2.
benoemt tot deskundige:
dr. [naam deskundige 1](orthopedisch chirurg)
adres: [adres 1]
telefoon: [telefoonnummer 1]
het voorschot
3.3.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
  • de deskundige dient
  • de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
  • partijen kunnen desgewenst
  • indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
  • indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
3.4.
legt aan verzoekster geen voorschot op, bepaalt dat het voorschot van het onderzoek zal worden betaald aan de deskundige ten laste van ’s Rijks kas en bepaalt dat dit bedrag hangende de procedure in debet zal worden gesteld,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat verzoekster haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na deze beslissing
een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S. Huizinga en in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 825