ECLI:NL:RBNNE:2020:5020

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2020
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
C/18/199893 PR RK 20-208 en C/18/200107 PR RK 20/219
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter na einduitspraak in bestuursrechtelijke zaak

Op 29 juli 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker, die zijn verzoek op 13 juli 2020 had ingediend en op 23 juli 2020 had aangevuld. Het verzoek was gericht tegen mr. C.H. de Groot, de rechter die betrokken was bij een eerdere zaak (LEE 20/1105) waarin op 23 april 2020 een einduitspraak was gedaan. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was, omdat de wet geen mogelijkheid biedt tot wraking nadat er een einduitspraak is gedaan. De rechtbank benadrukte dat het recht op een mondelinge behandeling in dit geval niet van toepassing was, aangezien er geen gegrondheid voor het verzoek was. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. R.B.M. Keurentjes, en de leden mrs. F. de Jong en T.M.L. Veen, in aanwezigheid van griffier mr. B.E. Oosterhout. De rechtbank heeft de verzoeker en de betrokken rechter onmiddellijk op de hoogte gesteld van deze beslissing.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
Zaaknummers: C/18/199893 / PR RK 20-208 en C/18/200107 / PR RK 20/219
Beslissing van 29 juli 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.H. de Groot,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Op 13 juli 2020 heeft verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking gedaan van de rechter in de zaak met nummer LEE 20/1105. Verzoeker heeft dit verzoek aangevuld op 23 juli 2020.
1.2
De rechter heeft in een schriftelijke reactie op 23 juli 2020 te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.

2.De beoordeling

2.1
De rechtbank stelt vast dat het verzoek is gedaan nadat de rechter op 23 april 2020 einduitspraak heeft gedaan. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat einduitspraak is gedaan in de zaak van verzoeker. Om die reden kan verzoeker niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
- beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker en aan
mr. C.H. de Groot.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, en mrs. F. de Jong en T.M.L. Veen, leden, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. B.E. Oosterhout, en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2020.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.