ECLI:NL:RBNNE:2020:498

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
18/830223-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal met geweld in vereniging en meerdere diefstallen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 6 februari 2020, is de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal met geweld in vereniging en verschillende diefstallen. De zaak betreft een incident op 16 oktober 2019 op de Vismarkt in Groningen, waar de verdachte samen met een mededader een straatroof heeft gepleegd. De verdachte heeft een mes getoond aan het slachtoffer en heeft geprobeerd geld af te nemen. Daarnaast zijn er verschillende andere diefstallen ten laste gelegd, waaronder de diefstal van een telefoon en een rugzak. Tijdens de zitting op 23 januari 2020 heeft de verdachte bekend, maar de rechtbank heeft in enkele gevallen vrijspraak uitgesproken wegens gebrek aan bewijs. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en toezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830223-19
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/184900-19, 18/214025-19, 18/226042-19, 18/227062-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 februari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden, te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Laatsman, advocaat te Oss. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/830223-19 ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Groningen, op de Vismarkt, althans op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag en/of (andere) goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen met zijn mededader, althans alleen:
- die [slachtoffer 1] (na/bij het pinnen bij een geldautomaat) (dreigend/intimiderend) heeft benaderd en/of
- ( intimiderend) dichtbij die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of zich aan die [slachtoffer 1] heeft opgedrongen en/of
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of
- die [slachtoffer 1] (dreigend) heeft toegevoegd de woorden "Ik wil je geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- met een hand heeft gevoeld in een broekzak en/of de kleding van die [slachtoffer 1] , althans met een hand een broekzak en/of de kleding van die [slachtoffer 1] heeft afgetast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Groningen, op de Vismarkt, althans op de openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of (andere) goederen van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, tezamen met zijn mededader, althans alleen:
- die [slachtoffer 1] (na/bij het pinnen bij een geldautomaat) (dreigend/intimiderend) heeft benaderd en/of
- ( intimiderend) dichtbij die [slachtoffer 1] is gaan staan en/of zich aan die [slachtoffer 1] heeft opgedrongen en/of
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en/of
- die [slachtoffer 1] (dreigend) heeft toegevoegd de woorden "Ik wil je geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- met een hand heeft gevoeld in een broekzak en/of de kleding van die [slachtoffer 1] , althans met een hand een broekzak en/of de kleding van die [slachtoffer 1] heeft afgetast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/184900-19 ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 juli 2019 in de gemeente Groningen een telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op een of meer tijdstippen gelegen op of omstreeks 1 juni 2018 in de gemeente Groningen een geldbedrag (van in totaal 46,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door contactloos te betalen met een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, bankpas van die [slachtoffer 3] ;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/214025-19 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2019, te Groningen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of (elders) tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of een knietje tegen het lichaam te geven en/of meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/226042-19 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2019 te Groningen, een rugzak (Eastpak, zwart), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Aan verdachte is in de zaak met parketnummer 18/227062-19 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 september 2019, te Groningen in/uit een winkelpand (gevestigd aan of bij de Westerhaven) een televisietoestel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/184900-19 voor feit 2 vrijspraak gevorderd nu een proces-verbaal over dit feit ontbreekt.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/830223-19 primair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/184900-19 onder 1 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/226042-19 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/227062-19 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/214025-19 ten laste gelegde.
Ten aanzien van laatstgenoemde zaak heeft de officier van justitie aangevoerd dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte aangever terugslaat en hem een knietje geeft. Hij acht het feit wettig en overtuigend bewezen. Er is geen sprake van een noodweersituatie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/184900-19 onder 2 ten laste gelegde vanwege een gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Verdachte moet voorts worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/214025-19 ten laste gelegde. Volgens aangever is hij door enkele personen mishandeld. Uit zijn verklaring volgt nadrukkelijk niet dat verdachte hem zou hebben geslagen. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van de camerabeelden zouden er drie personen zichtbaar zijn en is persoon 2 verdachte. Volgens verbalisant blijkt uit de camerabeelden dat verdachte een duw heeft gekregen van aangever, waarna verdachte aangever een schop heeft gegeven. Verdachte heeft hierover verklaard dat aangever zijn armen pakte, waarna hij aangever op afstand hield via een kniebeweging. Hij heeft aangever niet geraakt. Dat blijkt ook uit de beelden. Het feit kan niet wettig en overtuigend bewezen worden.
Voor de overige ten laste gelegde feiten refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/18400-19 ten laste gelegde feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/214025-19 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij een kniebeweging heeft gemaakt naar aangever, maar hem niet heeft geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de camerabeelden niet duidelijk naar voren of verdachte aangever met zijn been heeft geraakt. De aangifte geeft hieromtrent ook geen duidelijkheid. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat verdachte aangever heeft geschopt. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt voorts niet dat verdachte heeft geslagen.
De rechtbank past in de zaak met parketnummer 18/830223-19 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019274922 d.d. 24 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op woensdag 16 oktober 2019, omstreeks 03:34 uur, stond ik aan de Vismarkt naast de Xenos winkel bij de geld automaten van Geld Maat. Ik heb mijn ABN-AMRO bankpas in de
automaat gestopt en heb voor 50 euro gepind. Op het moment dat ik aan het wachten was op
mijn geld, hoorde ik recht achter mij een mannen stem. De persoon zei:" he jongen of "he gast". Ik draaide mij om. Ik hield mijn hand op de klep waar het geld uit kwam. Ik heb het biljet van 50 euro in mijn rechter broekzak aan de voorkant van mijn broek gestopt achter mijn telefoon. Ik kan hem als volgt beschrijven:
- man
- blank
- ongeveer 40 jaar
- droeg iets op zijn hoofd
- geel/bruin trainingspak
- langere blauwe jas met capuchon
De man hield een mes uit de binnenzak van zijn jas.
- donker handvat
- lengte ongeveer 30 centimeter.
- type keuken mes
- metaal kleurig.
De man hield het mes onderhands stevig vast. Naast de man stond ook een vrouw. Deze vrouw hoorde bij de man. Alles wees erop dat ze bij elkaar hoorden. De vrouw vertelde dat zij volgende week pas hun uitkering zouden krijgen. De man heeft ongeveer 10 seconden het mes aan mij laten zien. Hierna borg hij het mes op in zijn jas. Hij zei: "ik wil je geld". De vrouw ging tussen mij en de man in staan. De vrouw duwde ons wat uit elkaar. Ik voelde dat er iets met aan mijn broekzak zat. Dit bleek de hand van de vrouw te zijn. Ik heb de man een nieuw pakje Marlboro gegeven. Ik heb geen geld afgegeven en er is ook geen geld van mij ontvreemd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d.16 oktober 2019, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
We kwamen bij de ABN op de Vismarkt. Toen ik naar de geldautomaat liep zag ik een jongen daar staan. De man die bij mij was al voor mij. Hij sprak de jongen aan die bij de geldautomaat stond. Ik hoorde dat hij geld wilde van die jongen. Die student gaf de man nog sigaretten.
V: Wat voor sigaretten?
A: Marlboro
V: Heb jij nog een voorwerp gezien in de man zijn hand?
A: Een dolk.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op de beelden is te zien dat er een man, kennelijk aangever [slachtoffer 1] aan het pinnen is op 16 oktober 2019 omstreeks 03.36 uur. Er komt een man achter hem staan voorzien van een blauwe baseballpet, donkere jas en een geelachtig gekleurde broek. Te zien is dat de man een dolk/ mes uit zijn binnenzak pakt en dit toont aan aangever. Vervolgens komt er een tweede persoon bij, vermoedelijk een vrouw zoals aangever verklaarde. Er wordt kennelijk enige tijd gesproken. Er is te zien dat de man het mes terug stopt. De vrouw pakt aangever bij de schouder. Er komt op dat moment een man aangelopen die vervolgens gaat pinnen bij een van de automaten. De man met de pet praat tegen aangever en wijst met zijn vinger naar hem. Te zien is dat de vrouw dicht tegen de aangever aanstaat. Aangever die een kop groter is kijkt over haar heen naar de man met de pet. Terwijl aangever met de man met de pet spreekt kijkt de vrouw naar de kleding, vermoedelijk de broek, van de aangever. Te zien is dat de vrouw met haar linkerhand bij de rechterbroekzak van aangever zit. Kennelijk schrikt aangever, de vrouw trekt haar hand terug en beiden spreiden hun armen. Kort hierna verdwijnen ze uit beeld.
4. Een naar wettelijke voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 16 oktober 2019 kregen wij de melding dat op de Vismarkt te Groningen een diefstal met geweld had plaats gevonden. Wij hoorden dat de centralist het volgende signalement van de daders op noemde:
- Blanke man, geel/bruine kleding, lange donkere blauwe jas
- Blanke vrouw, donker blauwe kleding en een rugzak.
Wij zagen twee personen lopen die aan dit signalement voldeden. Van een afstand zagen wij dat de man een gele broek droeg met daarboven een donkere jas. Wij hielden de man staande en vroegen hem om zijn zakken leeg te halen . Op dat moment zagen wij dat de man een gele trainingsjas onder zijn jas droeg. Wij zagen dat hij een afgebroken metalen fietsenstandaard van ongeveer 30 centimeter en een pakje Marlboro uit zijn jaszak haalde. Wij zagen dat de man een plastic tas en een blauwe rugzak bij zich droeg. Toen de man zijn tassen op de grond gooide viel daaruit een dolk van ongeveer 30 centimeter. Nadat wij de identiteitskaart van de man in ontvangst hadden genomen zagen wij dat de man [verdachte] betrof.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2019, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 16 oktober 2019 zijn diverse goederen in beslaggenomen bij verdachte [verdachte] .
Dolk
Dit blanke wapen heeft een lemmet met meer dan één snijkant en valt onder categorie IV wapen onder 1 genoemd in Wet Wapens en Munitie. Het lemmet is ongeveer 20 centimeter lang.
Marlboro
Een pakje sigaretten van het merk Marlboro. Van de twintig sigaretten zitten er nog achttien in.
De rechtbank acht de feiten in onderstaande zaken wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
in de zaak met parketnummer 18/184900-19, feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlage, d.d. 30 juli 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019202969 d.d. 2 augustus 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
in de zaak met parketnummer 18/226042-19
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, met bijlage, d.d. 19 september 2019, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019250196 d.d. 25 oktober 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .
in de zaak met parketnummer 18/227062-19
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2020;
2. een landelijk aangifte formulier winkeldiefstal d.d. 21 september 2019, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019251982 d.d. 23 september 2019, inhoudend de verklaring van [getuige] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/830223-19 primair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/184900-19 onder 1 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/226042-19 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/227062-19 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/830223-19
Primair
hij op 16 oktober 2019 te Groningen op de Vismarkt ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, tezamen met zijn mededader:
- die [slachtoffer 1] na het pinnen bij een geldautomaat dreigend heeft benaderd en
- intimiderend dichtbij die [slachtoffer 1] is gaan staan en zich aan die [slachtoffer 1]
heeft opgedrongen en
- die [slachtoffer 1] een mes heeft getoond en
- die [slachtoffer 1] dreigend heeft toegevoegd de woorden "Ik wil je geld" en
- met een hand een broekzak van die [slachtoffer 1] heeft afgetast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18/184900-19:
1
hij op 29 juli 2019 in de gemeente Groningen een telefoon die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/226042-19:
hij op 19 september 2019 te Groningen, een rugzak (Eastpak, zwart), die toebehoorde aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 18/227062-19:
hij op 21 september 2019, te Groningen in/uit een winkelpand gevestigd aan de Westerhaven een televisietoestel dat toebehoorde aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/830223-19:
primair Poging tot diefstal met geweld in vereniging
parketnummer 18/184900-19:
1. Diefstal
parketnummer 18/226042-19
Diefstal
parketnummer 18/227062-19
Diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarde meldplicht zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de geëiste gevangenisstraf te fors is. Voorts verzoekt hij er rekening mee te houden dat met een te lang voorwaardelijk strafdeel verdachte bij een eventuele tenuitvoerlegging daarvan zijn woning, die hij dan wellicht heeft, weer kan verliezen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsrapportage van Verslavingszorg Noord Nederland als ook de toelichting hierop ter zitting van de deskundige, de heer Zwierstra, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van straatroof samen met een ander en een drietal diefstallen. Met name de straatroof is een ernstig feit dat de angstgevoelens in de samenleving aanwakkert. Voorts heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De reclassering noemt in haar rapportage de problematische relatie van verdachte met justitie en het veelvuldig verblijf van verdachte in detentie. Al sinds zijn vroege jeugd verbleef verdachte in internaten en jeugddetenties. De rechtbank zou aan verdachte voor een derde keer de ISD-maatregel kunnen opleggen. Verdachte kan echter door zijn tbs-verleden moeilijk worden geplaatst waardoor eerdere ISD-maatregelen zijn beëindigd zonder plan of plaats waar verdachte zich kon vestigen en hij vervolgens weer met justitie in aanraking kwam. Er is veel geprobeerd om iets aan het gedrag van verdachte te veranderen, maar dat is vrijwel zonder resultaat gebleken. Verdachte heeft aangegeven dat de reclassering in zijn geval te sturend is geweest, aangezien hij de neiging heeft de hakken in het zand te zetten zodra hij ergens toe gedwongen wordt en er gedreigd wordt met een tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf. Tegelijk heeft verdachte aangegeven dat hij zich buiten niet alleen kan redden in de maatschappij en heeft hij gevraagd om concrete hulp bij huisvesting, het verwerven van een legaal inkomen en het vormgeven van zijn leven.
De reclassering adviseert doorbreking van de vicieuze cirkel door een voorwaardelijk strafdeel van korte duur op te leggen dat de reclassering een kader biedt voor hulp aan verdachte. Verdachte krijgt dan de kans om een samenwerking aan te gaan zonder noemenswaardige drang. Deze hulp zal dan vooral van praktische aard moeten zijn. De rechtbank zal deze adviezen volgen omdat het naar het oordeel van de rechtbank wellicht de enige manier is om verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze kans moet krijgen, maar is ook van oordeel dat het verdachte zelf is die deze kans moet pakken.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Kijkend naar deze oriëntatiepunten acht de rechtbank voor de bewezenverklaarde feiten tezamen, gelet op de veelvuldige recidive van verdachte, een gevangenisstraf van 12 maanden, zoals de officier heeft gevorderd, passend en geboden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een beperkt deel van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk aan hem opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 323,99 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de aankoopbon van de bril, waaruit blijkt dat de bril dateert uit 2016. Een bril is dan aan vervanging toe, zodat de dagwaarde onmogelijk zo hoog kan zijn. Het gevorderde bedrag dient te worden verminderd. Voor de overige goederen zijn geen aankoopbonnen toegevoegd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/226042-19 bewezen verklaarde. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij bij de begroting van de door hem geleden schade ten onrechte niet is uitgegaan van de dagwaarde van de gestolen goederen en geen rekening heeft gehouden met afschrijvingen. De rechtbank zal daarom, gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, de hoogte van de schade schatten en vaststellen op € 125,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 september 2019. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, zoals deze luiden per 1 januari 2020 en de artikelen 36f, 45, 57, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/184900-19 onder 2 is ten laste gelegd en hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/214025-19 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/830223-19 primair ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/184900-19 onder 1 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/226042-19 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/227062-19 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 1 maandniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
veroordeelde zich meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland aan de Canadalaan 1 te Groningen of een andere door voornoemde reclasseringsinstelling aan te wijzen reclasseringsinstelling. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/226042-19:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 125,00(zegge: honderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2019.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 125,00 (zegge: honderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. R.R. van der Heide, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2020.