Op 6 februari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 2 januari 2018 te Sappemeer, waar de verdachte, na een reeks bedreigingen van het slachtoffer, met een mes in de arm van het slachtoffer stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar achtte de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wel bewezen. De verdachte had het feit bekend, en de rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaring van de verdachte en de bevindingen van de politie en forensisch artsen. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, omdat de bedreigingen van het slachtoffer niet als een onmiddellijke aanranding konden worden beschouwd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 dagen en een taakstraf van 60 uren, met vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De vordering van de benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.