ECLI:NL:RBNNE:2020:4836

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
174264
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) met betrekking tot diagnose schizofrenie en andere psychische stoornissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 augustus 2020 een zorgmachtiging verleend op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor een betrokkene die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder schizofrenie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische verklaring afkomstig is van een onafhankelijke psychiater, ondanks dat er twee psychiaters met dezelfde achternaam werkzaam zijn in de kliniek. Het verzoek om aanhouding in afwachting van een second opinion is afgewezen, omdat de diagnose voldoende onderbouwd is in het dossier.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek beoordeeld en vastgesteld dat voldaan is aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een zorgmachtiging. De betrokkene betwist de diagnose schizofrenie, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de diagnose en dat de betrokkene lijdt aan andere psychische stoornissen die ook ernstig nadeel veroorzaken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van twaalf maanden, waarbij verschillende maatregelen zijn toegestaan, zoals het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het insluiten van de betrokkene indien nodig. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/174264 / BZ RK 20-717
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 27 augustus 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende bij de GGZ Friesland, [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. T.W. Delhaye, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 6 augustus 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 28 juli 2020;
  • de zorgkaart met bijlagen;
  • het zorgplan met bijlagen d.d. 24 juli 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15 Wvggz en het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 lid 4 Wvggz d.d. 5 augustus 2020;
  • gegevens over eerder voor betrokkene afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling en gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van Wet Bopz;
  • gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
  • politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
  • strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
  • een verklaring van de griffie dat het curatele- en bewind register ten aanzien van betrokkene geen gegevens bevat.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 25 augustus 2020. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door T.W. Delhaye;
  • [naam] , psychiater en zorgverantwoordelijke.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om door de rechtbank telefonisch gehoord te worden.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 25 augustus 2020 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord. De rechtbank is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

2.De beoordeling

Ontvankelijkheid
2.1.
Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling tot afgifte van de zorgmachtiging zoals genoemd in hoofdstuk 6 van de Wvggz, dient te worden getoetst of is voldaan aan de wettelijke vereisten die zijn gekoppeld aan de voorbereiding en de inhoud van een zorgmachtiging, zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de Wvggz.
Door de advocaat van betrokkene is aangevoerd dat dit niet het geval is nu de medische verklaring is opgesteld in strijd met artikel 5:7 sub d Wvggz. Dit artikel stelt de wettelijke verplichting dat de psychiater die de medische verklaring ter voorbereiding van de zorgmachtiging opstelt in elk geval één jaar geen zorg heeft verleend aan betrokkene. De medische verklaring is opgesteld door de heer [psychiater 1] . Betrokkene stelt zich op het standpunt dat deze psychiater dit jaar nog een zogenoemd zorg afstemmingsgesprek (ZAG) met betrokkene heeft gehad toen hij verbleef bij het Jelgerhuis in Leeuwarden. De advocaat voert hiertoe aan dat blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad d.d. 5 juni 2020 met ECLI:2020:1012 is geconcludeerd dat de heer [psychiater 1] in dit geval niet de medische verklaring heeft kunnen afgeven.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Uit de toelichting op de mondelinge behandeling en onderliggende stukken is gebleken dat betrokkene eerder dit jaar is opgenomen bij de GGZ Friesland. Betrokkene was destijds opgenomen in het Jelgerhuis te Leeuwarden alwaar de heer [psychiater 2] de behandeld psychiater en zorgverantwoordelijke van betrokkene was. Op de mondelinge behandeling is door de psychiater aangegeven dat er twee psychiaters met dezelfde achternaam in dienst zijn van de GGZ. Dit betreft de heer [psychiater 1] en de heer [psychiater 2] . Eerstgenoemde psychiater heeft betrokkene in het kader van deze zorgmachtiging op 28 juli 2020 beoordeeld en daartoe een medische verklaring opgesteld. Voorts is door de psychiater aangeven dat de heer [psychiater 1] wegens pensioen niet meer werkzaam is als psychiater in één van de klinieken van de GGZ Friesland en dit het afgelopen jaar ook niet is geweest. Dit maakt dat het naar oordeel van de rechtbank dan ook niet mogelijk is dat de heer [psychiater 1] betrokkene het afgelopen jaar zorg heeft verleend zoals bedoeld in artikel 5:7 sub d Wvggz dan wel aanwezig is geweest bij het zorg afstemmingsgesprek. Dat is de heer [psychiater 2] geweest. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de heer [psychiater 1] zijn onafhankelijk in de medische verklaring heeft bevestigd en beschreven, zodat de rechtbank geen reden ziet om hieraan te twijfelen.
Inhoudelijke beoordeling
2.2.
Voorts kan de rechter slechts op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.3.
Betrokkene betwist dat er sprake is van de diagnose schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Door en namens betrokkene is verzocht om aanhouding van het verzoek tot zorgmachtiging om zo betrokkene de mogelijkheid te geven om een second opinion uit te (laten) voeren bij Mentaal Beter te Leeuwarden ten aanzien van deze diagnose. Na uitvoering van de second opinion kan worden besloten of het verzoek tot zorgmachtiging wordt toegewezen dan wel afgewezen. Voor het overige is door en namens betrokkene aangegeven dat hij wel last heeft van de andere vastgestelde persoonlijkheidsstoornissen, maar daarvoor geen behandeling hoeft te ontvangen zoals hij die nu krijgt.
De rechtbank ziet geen aanleiding, om zoals door en namens betrokkene is verzocht, over te gaan tot afwijzing van het verzoek dan wel over te gaan tot het laten uitvoeren van een second opinion. De rechtbank is namelijk anders dan betrokkene van oordeel dat uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, genoegzaam is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis: niet alleen in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, maar ook in de vorm van disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, middel gerelateerde en verslavingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen.
Het staat betrokkene vrij staat om een second opinion uit te voeren ten aanzien van de diagnose schizofrenie- en andere psychotische stoornissen, maar de eventuele andersluidende uitkomst van deze second opinion ten aanzien van de diagnose schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen heeft onvoldoende invloed op de boordeling van het verzoek. Voor het afgeven van de zorgmachtiging wordt blijkens artikel 3:3 Wvggz de voorwaarde gesteld dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornissen leidt tot ernstig nadeel. Nu de overige psychische stoornissen in de vorm van disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, middel gerelateerde en verslavingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen niet door betrokkene worden betwist en ook door de rechtbank zijn aangenomen en eveneens leiden tot ernstig nadeel, is dit - los van de uitkomst van de second opinion - voldoende om aan de overige beoordeling van het verzoek te komen.
Ten aanzien van de betwiste psychische stoornis in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen neemt de rechtbank het volgende in overweging. Uit de behandelgeschiedenis van betrokkene blijkt dat hij meerdere malen (gedwongen) is opgenomen met een paranoïde psychotische toestandsbeeld. Betrokkene is hierdoor al langere tijd bekend bij de GGZ en zowel klinisch als ambulant door meerdere psychiaters onderzocht en begeleid waarbij telkens een paranoïde psychotische toestandsbeeld werd geconstateerd. Ook tijdens de huidige klinische opname is vanuit de observaties en gedragingen van betrokkene door meerdere psychiaters en behandelaren geconcludeerd dan wel bevestigd dat er sprake is van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld in combinatie met een autisme spectrum stoornis en anti sociale persoonlijkheidsstoornis, mogelijk geluxeerd door cannabisgebruik. Daarbij overweegt de rechtbank dat is gebleken dat betrokkene enige tijd goed en stabiel heeft gefunctioneerd ten tijde van het nemen van antipsychotica. Nadat betrokkene tegen advies en op eigen inzicht is gestopt met het nemen van deze medicatie is er in toenemende mate sprake van paranoïde gedrag en grootheidsuitspraken met uiteindelijk een psychotische decompensatie als gevolg. Het gegeven dat de medicatie helpend is en dat betrokkene redelijk snel psychotisch decompenseert nadat hij zijn medicatiegebruik staakt bevestigen dan ook het vermoeden van deze diagnose.
Een eventuele andersluidende diagnose ten aanzien van de diagnose schizofrenie- en andere psychotische stoornissen in een second opinion kan betrokkene altijd delen met de behandelaars en de geneesheer-directeur zodat de invulling van de behandeling mogelijk aangepast kan worden.
2.4.
Deze psychische stoornissen leidden tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige materiële schade;
  • ernstige financiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Vanwege het huidig psychotisch toestandsbeeld is er sprake van achterdocht, paranoïde gedrag en grootheidsuitspraken. Zo zou betrokkene de hyperloop en magnetische treinen hebben uitgevonden en praat hij met de God Jahweh. Wanneer betrokkene het idee heeft dat iemand hieraan twijfelt wordt hij in toenemende mate snel geïrriteerd en boos. Door het gebrek aan ziektebesef- en inzicht, alsmede het gevoel dat hem onrecht is aangedaan en daar ook naar handelt, roept betrokkene agressie van derden over zich af. Betrokkene ziet zijn eigen aandeel niet en is er geen of nauwelijks een dialoog met betrokkene mogelijk ten aanzien van zijn zorg en behandeling. Betrokkene voelt zich snel aangevallen en kan zich dan verbaal agressief en dreigend opstellen naar anderen. Vanwege dit gedrag komt betrokkene voortdurend in conflict met anderen. Door de psychiater is aangegeven dat dit beeld ook wordt gezien bij de huidige opname waarbij betrokkene continu de behandeling ter discussie stelt. Hierdoor lopen de spanningen soms hoog op met als gevolg dat betrokkene kwaad weg loopt of last heeft van woede uitbarstingen. Door deze houding gaat betrokkene zonder hulp en structuur maatschappelijk teloor. Zo is betrokkene door zijn gedrag in het verleden meerdere keren zijn woning kwijtgeraakt en recentelijk nog uit de begeleid woonvorm gezet. Daarbij heeft betrokkene in het verleden verbale en fysieke agressie getoond naar willekeurige omstanders en hulpverleners en is betrokkene een keer dakloos en onderkoelt op straat aangetroffen.
2.5.
Om dit ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Door en namens betrokkene is aangegeven dat hij erkent zorg nodig te hebben om dit ernstig nadeel weg te nemen, maar dat deze behandeling moet zijn gericht op de vastgestelde ADHD in combinatie met de ziekte van Asperger. Dit maakt dat betrokkene voor zijn gevoel onterecht in een instelling van de GGZ verblijft en daarmee niet de juiste zorg en behandeling krijgt. Betrokkene is het dan ook niet eens met de voorgeschreven medicatie in de vorm van antipsychotica. Voorts is door en namens betrokkene aangevoerd dat hij vrijwillig wil meewerken voor zover het ziet op zorg en behandeling ten aanzien van zijn ADHD en ziekte van Asperger zodat een zorgmachtiging niet nodig is.
2.7.
Anders dan betrokkene is de rechtbank van oordeel dat betrokkene voor alle aangenomen vormen van een psychische stoornis zorg nodig heeft. Door de psychiater is aangegeven dat juist de combinatie van de problematiek (waaronder het psychotisch toestandsbeeld) maakt dat betrokkene op dit moment nog niet klaar is om op een veilige manier terug te keren in de maatschappij. Daarbij speelt onder andere dat het huidige psychotisch toestandsbeeld nog onvoldoende is behandeld. Er is een voorzichtig stijgende lijn te zien voor wat betreft de psychotische decompensatie, maar dit herstel gaat volgens de psychiater tot nu toe traag. De verwachting is dan ook dat betrokkene een langdurige klinisch behandeling nodig heeft om tot rust te komen dan wel te herstellen. Gelet op de houding van betrokkene ziet de rechtbank geen mogelijkheden om de noodzakelijke en passende zorg te verlenen in het vrijwillig traject. Betrokkene stelt namelijk continu zijn behandeling ter discussie waarbij hij zijn problematiek ontkent en bagatelliseert, hetgeen op de mondelinge behandeling ook duidelijk naar voren is gekomen. Betrokkene heeft daarbij meerdere keren aangegeven het niet eens te zijn met de noodzakelijke medicatie, zodat de verwachting is dat betrokkene dit niet in een vrijwillig kader zal accepteren. Om deze zorg te kunnen waarborgen acht de rechtbank verplichte zorg middels een zorgmachtiging noodzakelijk.
2.8.
Deze verplichte zorg zal bestaan uit de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, welke zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie en het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vormen van verplichte zorg als volgt.
Anders dan betrokkene is de rechtbank van oordeel dat betrokkene medicatie (waaronder antipsychotica) nodig heeft om zijn psychische stoornis te behandelen dan wel in ernst te beperken, zodat deze zorgvorm zal worden toegewezen.
Voorts is naar oordeel van de rechtbank voldoende gebleken dat betrokkene op dit moment langer een beschermde, gestructureerde en gesloten afdeling nodig heeft om het beschreven ernstig nadeel te voorkomen en betrokkene op een veilige manier zorg te verlenen. Dit maakt dat de rechtbank de zorgvormen van opname in een accommodatie en beperken van de bewegingsvrijheid op dit moment langer noodzakelijk en doelmatig acht. Tijdens dit verblijf in de accommodatie moet het voor de GGZ mogelijk zijn om, in situaties waarbij de veiligheid niet meer te garanderen valt en agressie en suïcidaliteit dreigen, betrokkene in te sluiten en toezicht op betrokkene uit te oefenen, zodat de rechtbank ook deze vormen van zorg noodzakelijk en proportioneel acht. Omdat betrokkene bekend is met middelengebruik en deze van invloed kunnen zijn op het psychotische toestandsbeeld van betrokkene moet het gedurende de opname mogelijk zijn om betrokkene te controleren op de aanwezigheid van middelen. Dit maakt dat de zorgvormen van onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen en het controleren op aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen eveneens noodzakelijk en proportioneel zijn.
Tot slot moet het voor de GGZ (zowel in een klinische als in een eventuele ambulante setting) mogelijk zijn om betrokkene beperkingen op te leggen waarbij betrokkene iets moet doen of juist nalaten waarmee hij op dat moment niet instemt of zich tegen verzet. Dit maakt de zorgvorm van het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen noodzakelijk en doelmatig.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.10.
Hetgeen voor het overige namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
2.12.
Door de advocaat van betrokkene is bepleit tot verkorting van de termijn, inhoudende dat de machtiging niet wordt verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden, maar voor een kortere duur. De rechtbank ziet gelet op hetgeen uit de stukken blijkt en tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen geen aanleiding om de verzochte termijn van twaalf maanden te verkorten dan wel gedeeltelijk aan te houden. Dit maakt dat de zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[naam], geboren op [datum] , inhoudende dat gedurende de geldigheid van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie en het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening, voor de duur van twaalf maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid, voor de duur van twaalf maanden;
  • insluiten, voor de duur van twaalf maanden
  • uitoefenen van toezicht, voor de duur van twaalf maanden;
  • onderzoek aan kleding of lichaam, voor de duur van twaalf maanden;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, voor de duur van twaalf maanden;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, voor de duur van twaalf maanden;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, voor de duur van twaalf maanden;
  • opnemen in een accommodatie, voor de duur van twaalf maanden.
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 27 augustus 2021.
Deze beschikking is op 27 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 28 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
(fn. 656)
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.