In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 augustus 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt in een verpleeghuis. De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, heeft al enkele maanden vrijwillig in de instelling verbleven en heeft aangegeven daar te willen blijven zolang zijn dochter en de artsen dat adviseren, ondanks zijn heimwee. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opname op vrijwillige basis kan plaatsvinden, wat betekent dat er geen noodzaak is voor een rechterlijke machtiging.
De rechtbank heeft het verzoek van het CIZ beoordeeld aan de hand van de criteria in de Wet zorg en dwang (Wzd). Het is gebleken dat de cliënt lijdt aan dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, zoals lichamelijk letsel en psychische schade. Echter, de cliënt heeft geen verzet getoond tegen de opname en er zijn alternatieven beschikbaar, zoals vrijwillige instemming met opname en verblijf. De rechtbank concludeert dat de criteria voor het verlenen van een rechterlijke machtiging niet zijn vervuld, en wijst het verzoek af.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is op 28 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.