ECLI:NL:RBNNE:2020:4834

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
173842
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang voor cliënte met verstandelijke beperking

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van cliënte, geboren op [datum], die momenteel verblijft bij Talant. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift dat op 7 juli 2020 is ingekomen, vergezeld van diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en eerdere beschikkingen. Vanwege de coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling telefonisch plaatsgevonden op 20 juli 2020, waarbij cliënte en een GZ-psycholoog zijn gehoord.

De rechtbank oordeelt dat cliënte, hoewel technisch gezien geen verstandelijke beperking is vastgesteld voor haar achttiende levensjaar, functioneert op een zwakbegaafd niveau en dat haar problematiek complex is. De rechtbank concludeert dat cliënte ernstig nadeel ondervindt door haar verstandelijke handicap, wat zich uit in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank stelt vast dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om dit ernstig nadeel te voorkomen, en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de situatie te verbeteren.

De rechtbank verleent daarom de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden, tot en met 21 januari 2021. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/173842 / BZ RK 20-615
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 21 juli 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende bij Talant, locatie [adres] ,
hierna te noemen: cliënte,
advocaat: mr. W. Spijkstra, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 7 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de beslissing op het bezwaarschrift ingediend tegen het indicatiebesluit en het indicatiebesluit d.d. 16 juni 2020;
  • de medische verklaring d.d. 29 mei 2020;
  • de aanvraag d.d. 11 juni 2020;
  • een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een mentor is benoemd;
  • een verklaring van de zorgaanbieder, Talant, locatie [adres] , van de accommodatie waarin cliënte is opgenomen, d.d. 23 juni 2020;
  • het zorgplan d.d. 21 mei 2019;
  • een beschikking van deze rechtbank d.d. 16 januari 2020 inzake een voor cliënte afgegeven machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet Bopz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op
20 juli 2020. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • cliënte, bijgestaan door mr. W. Spijkstra;
  • [naam] , GZ-psycholoog.
1.3.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen en cliënte zijn in de gelegenheid gesteld om door de rechtbank telefonisch gehoord te worden.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 20 juli 2020 cliënte en betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord. De rechtbank is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 van de Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar oordeel van de rechter het gedrag van cliënt(e) als gevolg van zijn of haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Anders dan namens cliënte is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat het hierna te noemen ernstig nadeel voortkomt uit een verstandelijke beperking. De problematiek van cliënte is erg complex. De GZ-psycholoog heeft dan wel tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat cliënte technisch gezien geen verstandelijke beperking heeft omdat het voor haar achttiende levensjaar niet is aangetoond, cliënte functioneert wel op basis van een verstandelijke handicap en zwakbegaafd niveau. Daarnaast is er sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel en een wisselend niveau van functioneren door de jaren heen. De rechtbank neemt hierbij tevens in overweging dat op 16 januari 2020 een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 Wet Bopz is verleend, welke machtiging de bevoegdheid gaf om cliënte verder in een zwakzinnigeninrichting te doen verblijven. Destijds is cliënte gediagnosticeerd met stoornissen tot uiting komend in kindertijd/adolescentie, overige (incl. ongespecificeerde) stemmingsstoornissen, ernstige gedragsstoornissen en een verstandelijke handicap. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat deze problematiek in de afgelopen periode is gewijzigd en acht voortzetting van het verblijf van cliënte in een zwakzinnigeninrichting passend.
2.3.
Deze verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Cliënte kan op momenten vanuit haar problematiek gedrag laten zien uitend in stemmingsproblemen, agressie, automutilatie en terugkerend suïcidaal gedrag. Cliënte heeft behoefte aan nabijheid en veiligheid. Indien deze nabijheid dreigt weg te vallen valt zij terug in haar gedrag en ontstaat er ernstig nadeel. Vanwege forse automutilatie en suïcidepogingen is er risico op ernstig lichamelijk letsel en levensgevaar. Daarnaast kan zij vanuit haar agressieve gedrag een gevaar vormen voor de veiligheid van haar omgeving.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Vanwege de chronische beperkingen van cliënte kan zij niet zonder 24 uur zorg in de nabijheid adequaat en veilig functioneren. Er dient toezicht gehouden te worden op cliënte zodat tijdig ingegrepen kan worden ter voorkoming van escalatie of het ernstig nadeel.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Nadat de geldigheidsduur van de machtiging tot voortgezet verblijf was verlopen, is geprobeerd om de behandeling voort te zetten in het vrijwillig kader, echter bleek dit ontoereikend.
2.6.
Ondanks dat de advocaat primair heeft bepleit dat er een vorm van vrijwilligheid kan komen door bijvoorbeeld een zelfbindingsovereenkomst op te stellen, is de rechtbank van oordeel dat er momenteel geen passende mogelijkheden zijn om in het vrijwillig kader de benodigde zorg vorm te geven. Gebleken is dat cliënte zich in momenten ernstig verzet tegen de opname en het verblijf. In moeilijke periodes overziet cliënte de gevolgen van haar handelen niet. Zij vertoont op deze momenten suïcidaal gedrag en onderneemt daarbij risicovolle acties. Als de begeleiders haar willen tegenhouden of terughalen naar de instelling vertoont zij verzet en weigert zij medewerking. Momenteel wordt cliënte uiteindelijk overgehaald omdat zij weet dat zij anders gedwongen mee terug moet. De GZ-psycholoog heeft hierover verklaard dat op momenten zelfs de politie moet worden ingeschakeld, waarbij cliënte pas na het zien van de politie mee terug wil gaan. Op deze momenten is de rechtbank van oordeel dat er niet meer gesproken kan worden van vrijwilligheid en dient er een rechterlijke machtiging te zijn om in te kunnen grijpen om de veiligheid van cliënte te waarborgen. Het gegeven dat cliënte achteraf blij is dat de begeleiding heeft ingegrepen maakt dit niet anders.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met 21 januari 2021.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[naam] ,geboren op [datum] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 21 januari 2021.
Deze beschikking is op 21 juli 2020 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 24 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
(fn. 860)
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.