ECLI:NL:RBNNE:2020:4831

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
172991
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek zorgmachtiging op basis van vrijwillige zorg en samenwerking met behandelteam

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juni 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, dat op 19 mei 2020 bij de griffie is ingekomen. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond, zijn de betrokkene en de zorgverantwoordelijke gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, maar dat hij op dit moment bereid is om de benodigde zorg vrijwillig te accepteren. De samenwerking met het behandelteam, het FACT-team van GGZ Friesland, wordt als goed ervaren en er zijn geen recente crisissituaties geweest. De rechtbank concludeert dat er voldoende mogelijkheden zijn voor zorg op vrijwillige basis en dat het verlenen van verplichte zorg niet gerechtvaardigd is. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en schriftelijk uitgewerkt door rechter S.T. Kooistra.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/172991 / BZ RK 20-438
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 8 juni 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam]
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G.J.P.M. Grijmans, kantoorhoudende te Bolsward.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 19 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 29 april 2020;
  • de zorgkaart met bijlagen d.d. 28 april 2020;
  • het zorgplan met bijlagen d.d. 24 april 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in 5:15 Wvggz;
  • het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 lid 4 Wvggz d.d. 7 mei 2020;
  • gegevens over eerder voor betrokkene afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling en gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van Wet Bopz;
  • gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
  • politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
  • strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
  • uittreksel curatele- en bewindregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 8 juni 2020. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans;
  • [naam] , psychiater en zorgverantwoordelijke.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkene is in de gelegenheid gesteld om door de rechtbank telefonisch gehoord te worden.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 8 juni 2020 betrokkene en overige betrokken personen gelijktijdig telefonisch gehoord. De rechtbank is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.5.
Gebleken is dat betrokkene zich op dit moment niet verzet tegen de zorg die nodig is om het ernstig nadeel af te wenden. Om die reden zijn er nog mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling nadrukkelijk aangegeven dat hij bereid is alle door de behandelaren nodig geachte zorg, begeleiding en medicatie vrijwillig te accepteren. Betrokkene geeft aan dat hij de noodzaak van de medicatie inziet en het innemen van de orale medicatie routine is geworden. Ook geeft betrokkene aan dat hij graag op de huidige voet verder wil, dus met medicatie- inname en controle en begeleiding van het FACT, maar dit dan wel zonder machtiging. Door de zorgverantwoordelijke wordt bevestigd dat betrokkene op dit moment meewerkt aan de behandeling, alle afspraken nakomt en erg goed is in de samenwerking. Zij acht een zorgmachtiging echter nog nodig omdat er de laatste weken sprake is van een wisselende medicatiespiegel waarbij uit controle is gebleken dat deze ook wel eens te laag is. Door de zorgverantwoordelijke wordt aangegeven dat de oorzaak voor een lage medicatiespiegel zich eigenlijk altijd vind in het feit dat de patiënt zijn medicatie niet juist of niet tijdig inneemt. Dit is met en door betrokkene open en eerlijk besproken, betrokkene heeft hiervoor een plausibele reden gegeven en ook heeft betrokkene meegewerkt aan alle hiervoor nodige bloedcontroles. Reden waarom naar oordeel van de rechtbank is gebleken dat er sprake is van een duurzame samenwerking waarbij door betrokkene en de zorgverantwoordelijke gezamenlijk wordt gezocht naar oplossingen bij eventuele voorkomende problemen. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat betrokkene in 2018 voor het laatst is opgenomen en er sindsdien sprake is van een stabiel toestandsbeeld en een duurzame samenwerking. De rechtbank ziet daarom voldoende aanleiding om ervan uit te gaan dat de zorg zoals betrokkene deze nu ook ontvangt met een machtiging in een vrijwillig kader kan worden voortgezet en verleend. Het verlenen van verplichte zorg is daarom niet gerechtvaardigd. Wel wil de rechtbank benadrukken dat het van groot belang is dat betrokkene de benodigde zorg blijft accepteren, de medicatie zorgvuldig blijft innemen en dat hij blijft samenwerken met de behandelaren van het FACT-team van GGZ Friesland.
2.6.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De rechtbank zal het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging dan ook afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek tot het verlenen van de zorgmachtiging af.
Deze beschikking is op 8 juni 2020 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 9 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en vervolgens bij afwezigheid van mr. G.J. Baken ondertekend door mr. S.T. Kooistra, rechter.
(fn. 656)
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.