ECLI:NL:RBNNE:2020:4827

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
20 januari 2021
Zaaknummer
172600
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 28 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank ontving op 24 april 2020 een verzoekschrift van de officier van justitie, waarin werd verzocht om de voortzetting van de crisismaatregel voor een betrokkene met een verstandelijke handicap. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond op 28 april 2020, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en een psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, waaronder verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen, en dat de Wvggz niet van toepassing is, maar de Wet zorg en dwang (Wzd) wel. De psychiater verklaarde dat de verstandelijke beperking voorliggend is en dat voortzetting van de crisismaatregel geen toegevoegde waarde heeft. De rechtbank heeft daarom het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen, omdat het verzoek niet op de juiste wetgeving was gebaseerd. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is op 1 mei 2020 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaaknummer / rekestnummer: C/17/172600 / BZ RK 20-340
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 28 april 2020 naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende GGZ Friesland, locatie [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.C. Bosch, kantoorhoudende te Dokkum.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 24 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Heerenveen
d.d. 24 april 2020;
  • de medische verklaring d.d. 24 april 2020;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister;
  • politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
  • strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 28 april 2020. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. S.C. Bosch;
- [naam] , psychiater, namens de zorgverantwoordelijke [naam] ;
- [naam] , arts.
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet op de mondelinge behandeling te
zullen verschijnen.
1.3.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om door de rechtbank telefonisch gehoord te worden.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 28 april 2020 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord. De rechtbank is van oordeel dat deze manier van horen
– gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen) en schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
2.3.
De psychiater heeft ter zitting verklaard dat verandering van medicatie in combinatie met de beperkingen door de corona-crisis waarschijnlijk voor de ontregeling hebben gezorgd. De psychische problematiek wordt behandeld en dat gaat de goede kant weer op.
De verstandelijke beperking is bij betrokkene voorliggend en hij hoort eigenlijk niet thuis op de HIC. Voortzetting van de crisismaatregel heeft geen toegevoegde waarde. Betrokkene moet zo spoedig mogelijk terug naar zijn woonplek bij Talant. De arts in Talant, [naam] , en betrokkene zelf willen dat ook graag. Betrokkene zelf geeft in gesprek met de advocaat ook telkens aan dat hij gehandicapt is en dat wij hem niet als 'gewoon' mogen beschouwen.
2.4.
Gelet op voorgaande en met name de verklaring van de psychiater dat de verstandelijke beperking bij betrokkene voorliggend is, is de rechtbank van oordeel dat niet de Wvggz, maar de Wet zorg en dwang (Wzd) van toepassing is op betrokkene. De Wzd is onder andere blijkens artikel 1 lid 1 sub c Wzd immers van toepassing op personen waar een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap voorliggend is. Nu daarvan sprake is, had een eventueel verzoek of maatregel gestoeld moeten zijn op de Wzd. Daarvan is geen sprake zodat het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel op grond van de Wvggz wordt afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank wijst af het verzoek voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[naam] ,geboren op [datum] ;
Deze beschikking is op 28 april 2020 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 1 mei 2020 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.