ECLI:NL:RBNNE:2020:4823

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2020
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
C18/202968 PR PK 20-391
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de meervoudige wrakingskamer na eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek

Op 7 december 2020 heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit mrs. W.P. Claus, M. Sanna en S. Zwarts, die eerder op 26 november 2020 een wrakingsverzoek van verzoekster had afgewezen. De rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, heeft op 18 december 2020 uitspraak gedaan op dit verzoek. De rechtbank overweegt dat op het moment van indienen van het wrakingsverzoek er geen behandelende rechters meer waren, aangezien de behandeling van de zaak was beëindigd met de eerdere beslissing van de wrakingskamer. Verzoekster betoogde dat de formulering in de wet moet worden geïnterpreteerd als dat een wrakingsverzoek moet worden ingediend op het moment dat er een grond voor wraking ontstaat. De rechtbank volgt dit betoog niet en verwijst naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat een wrakingsverzoek vóór de einduitspraak moet worden ingediend. Aangezien het wrakingsverzoek niet voldoet aan de formele vereisten, verklaart de rechtbank het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, zonder dat een mondelinge behandeling nodig is. De beslissing is openbaar uitgesproken en de rechtbank beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en de betrokken rechters.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C18/202968 PR PK 20-391
beslissing van de meervoudige kamer van 18 december 2020
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) c.q. de artikelen 36 e.v. Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) van
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoekster.

1.Procesverloop

Bij brief van 7 december 2020 heeft verzoekster een verzoek ingediend tot wraking van de meervoudige wrakingskamer (bestaande uit mrs. W.P. Claus, M. Sanna en S. Zwarts) die een eerder wrakingsverzoek van verzoekster bij beslissing van 26 november 2020 heeft afgewezen.

2.Overwegingen

2.1.
Ingevolge artikel 8:15 Awb c.q. artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen – op verzoek van een partij – worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat de behandeling van het eerdere wrakingsverzoek is beëindigd met de beslissing van de hierboven genoemde wrakingskamer van 26 november 2020. Op het moment dat verzoekster het onderhavige wrakingsverzoek indiende, 7 december 2020, was er derhalve geen sprake meer van behandelende rechters in de zin van artikel 8:15 Awb c.q. artikel 36 Rv.
2.3.
Verzoekster heeft aangevoerd dat de zinssnede “elk van de rechters die een zaak behandelen” moet worden gelezen als “elk van de rechters die een zaak behandelen op het moment dat er een grond voor wraking ontstaat”, en niet als “elk van de rechters die een zaak behandelen op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek”. Dit betoog volgt de rechtbank niet. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 18 december 1998, ECLI:NL:PHR:1998:AD2977) moet een wrakingsverzoek worden ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd.
2.4.
Omdat het onderhavige wrakingsverzoek niet voldoet aan de formele vereisten zoals bedoeld in artikel 8:15 Awb c.q. artikel 36 Rv, dient dat verzoek kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kan daarom achterwege blijven.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster en aan mrs. W.P. Claus, M. Sanna en S. Zwarts.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. P.J. Duinkerken en L.T. de Jonge, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2020.
typ: 692