Op 23 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een verzoek tot wraking ingediend door [verzoekster] tegen mr. M.J. Oostveen, die betrokken was bij verschillende procedures met betrekking tot de omgangsregeling van haar zoon. [verzoekster] stelde dat mr. Oostveen te veel nadruk legde op de wensen van haar zoon, zonder voldoende deskundigheid en zonder het doen van nader onderzoek naar de redenen achter zijn wensen. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 12 juni 2020 en behandeld op 23 juni 2020. Tijdens de zitting heeft mr. Oostveen haar standpunt toegelicht en verweer gevoerd tegen de beschuldigingen van vooringenomenheid en ondeskundigheid. De rechtbank overwoog dat de kinderrechter de mening van het betrokken kind moet meewegen en dat het volgen van adviezen van deskundigen niet automatisch wijst op partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van mr. Oostveen in twijfel trokken. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de hoofdzaken werden voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden voor het wrakingsverzoek.