ECLI:NL:RBNNE:2020:4814

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2020
Publicatiedatum
13 januari 2021
Zaaknummer
172394
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opvolgende rechterlijke machtiging tot voortgezet verblijf voor betrokkene met verstandelijke handicap en psychische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 april 2020 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging voor betrokkene, die lijdt aan een verstandelijke handicap en een psychische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat op 10 april 2020 bij de griffie is ingekomen. De mondelinge behandeling vond telefonisch plaats op dezelfde datum, waarbij betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. E. van Dijk, en verschillende zorgprofessionals zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ernstige beperkingen ondervindt door zijn aandoeningen, wat leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. De rechtbank concludeert dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat een voortzetting van het verblijf noodzakelijk is. De rechtbank verleent daarom een machtiging voor de duur van vijf jaar, tot en met 21 april 2025, en oordeelt dat de complexiteit van de problematiek van betrokkene een langdurige zorgbehoefte met zich meebrengt. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en schriftelijk uitgewerkt op 23 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/172394 / BZ RK 20-293
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 21 april 2020naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam],
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende bij [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. E. van Dijk, kantoorhoudende te Assen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 10 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit d.d. 31 juli 2018;
- de medische verklaring d.d. 21 maart 2020;
- de aanvraag d.d. 24 maart 2020;
- een verklaring van de zorgaanbieder, Stichting Trajectum [adres], van de accommodatie waarin betrokkene is opgenomen d.d. 24 maart 2020;
- het zorgplan d.d. 8 oktober 2019;
- aantekeningen rechterlijke machtiging van de periode juni 2019 tot maart 2020, met als bijlage de incidentenlijst;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd;
- begeleidende brief van Stichting Trajectum d.d. 3 april 2020.
1.2.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
- de beschikking d.d. 8 juni 2017 inzake een voor betrokkene afgegeven machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet Bopz;
- de beschikking d.d. 18 juni 2019 inzake een voor betrokkene afgegeven machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet Bopz.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op 21 april 2020. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. E. van Dijk;
- [naam] , psychiater;
- [naam] , zorgverantwoordelijke.
1.4.
Vanwege het beleid van de Raad voor de rechtspraak om verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, zoals dat op 16 maart 2020 op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd, heeft er geen fysieke zitting plaatsgevonden. De betrokkenen zijn in de gelegenheid gesteld om door de rechtbank telefonisch gehoord te worden.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 21 april 2020 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord. De rechtbank is van oordeel dat deze manier van horen – gelet op de huidige uitzonderlijke omstandigheden – in deze zaak voldoende is om tot een goed oordeel te komen en zal daarom een beslissing nemen.

2.De beoordeling

2.1.
Op 8 juni 2017 is door deze rechtbank een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 van de Wet Bopz verleend tot en met 8 juni 2019. Voorts is op 18 juni 2019 door deze rechtbank een machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet Bopz verleend tot en met 8 juni 2020.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een verstandelijke handicap gepaard gaand met een psychische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type. Ook is er bij betrokkene sprake van een autisme verwante stoornis en in het verleden een misbruik van alcohol en cannabis. Hij is slechtziend, slechthorend en heeft spraakproblemen.
2.3.
Deze verstandelijke handicap die gepaard gaat met een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische, materiële en immateriële schade;
  • ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Er is bij betrokkene sprake van een complexiteit van psychologische, psychiatrische en lichamelijke problematiek. Betrokkene is chronisch psychotisch en lijdt aan hallucinaties en achterdocht. Hij functioneert op een laag sociaal emotioneel ontwikkelingsniveau. Door zijn ernstige verstandelijke beperkingen en de complexe combinatie met de andere stoornissen schat hij interacties verkeerd in en reageert hier op een grensoverschrijdende wijze op. Door zijn beperkte draagkracht wordt hij snel boos en gaat hij gooien met spullen. In seksueel opzicht is hij moeilijk te begrenzen vooral richting vrouwelijke verpleging. Daarnaast kan hij dreigend, dwingend en agressief zijn naar de verpleging en medebewoners. Hij behoeft intensieve begeleiding bij zijn zelfzorg en zorg voor de omgeving. De hulpverlening wordt bemoeilijkt door de acculturatieproblematiek.
2.4.
De voortzetting van het verblijf is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. De complexe combinatie van de stoornissen behoeven intensieve zorg en begeleiding. Een opname is noodzakelijk om hem deze specifieke zorg en begeleiding te kunnen bieden om het ernstig nadeel zover mogelijk te kunnen voorkomen.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Vanwege communicatieproblemen door zijn verstandelijke beperkingen, slechthorendheid en de taal- en cultuurbarrière, zijn de mogelijkheden tot adequaat contact met betrokkene beperkt. Zijn draagkracht is beperkt en hij heeft baat bij de geboden structuur. Minder ingrijpende mogelijkheden zullen te kort schieten waardoor het ernstig nadeel zal toenemen en er gevaarlijke situatie voor betrokkene en zijn omgeving zullen ontstaan.
2.6 .
Gebleken is dat betrokkene zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf. Namens betrokkene is primair bepleit tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene wil naar huis, naar zijn moeder. Gelet op de ernst van de problematiek en zijn zorgbehoefte ziet de rechtbank hiertoe geen reële mogelijkheid. Betrokkene is onvoldoende in staat om te beslissen welke zorg voor hem passend is.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. Over de duur van de te verlenen machtiging overweegt de rechtbank als volgt.
2.7.1.
De advocaat heeft subsidiair verzocht om de duur van de rechterlijke machtiging te beperken tot één jaar. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de zorgverantwoordelijke en de psychiater tijdens de mondelinge behandeling hebben toegelicht dat betrokkene nog moet wennen aan zijn nieuwe woning. De advocaat leidt hieruit af dat er nog mogelijkheden zijn voor ontwikkeling en een verbetering in het perspectief van betrokkene, hetgeen aanleiding is om over een jaar verder te kijken hoe de situatie op dat moment is en of een rechterlijke machtiging dan nog op zijn plek is.
2.7.2.
De zorgverantwoordelijke en de psychiater hebben aangevoerd dat de complexe problematiek van betrokkene chronisch is. Er zal niet veel veranderen aan zijn toestandsbeeld. Ten aanzien van het wennen aan de nieuwe woning (woongroep) heeft de psychiater toegelicht dat het niet alleen gaat om wennen van betrokkene aan de omgeving, maar dat het ook voor de begeleiding wennen is hoe zij hem het beste kunnen begeleiden. Omdat de woning waar hij nu verblijft drukker is dan zijn vorige woning heeft hij moeite met de prikkels en loopt de spanning op. Mogelijk zal hij op termijn overgeplaatst moeten worden naar een woning met minder prikkels. Dit betekend echter niet dat er op termijn mogelijkheden zijn voor betrokkene om zich verder te kunnen ontwikkelen naar meer vrijheid in de maatschappij. De psychiater ziet daar geen ontwikkelingsmogelijkheden toe. Een machtiging voor de duur van vijf jaren is noodzakelijk. Bovendien geven de zittingen betrokkene veel spanning, zodat het ook daarom wenselijk is dat de machtiging voor de volledige periode wordt verleend.
2.7.3.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door het CIZ verzochte termijn het volgende. Betrokkene verblijft thans tot en met 8 juni 2020 krachtens een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 15 Wet Bopz bij [adres] . Op grond van artikel 76 Wzd is deze machtiging gelijk te stellen met een machtiging tot opname en verblijf krachtens artikel 24 lid 1 Wzd. Derhalve is op grond van artikel 39 lid 5 Wzd sprake van een eerstvolgende machtiging waarvan de geldigheidsduur maximaal twee jaren bedraagt ten aanzien van betrokkene met een verstandelijke handicap. Slechts indien “kennelijk duidelijk is dat er geen wijziging zal optreden in de voldoening aan de criteria voor opname en verblijf” kan op grond van artikel 39 lid 6 Wzd een eerstvolgende machtiging worden verleend voor de duur van vijf jaren. Uit de behandelgeschiedenis blijkt dat betrokkene al langdurig behandeld wordt in het kader van een juridische maatregel. Ook blijkt uit de overgelegde stukken en de toelichtingen van de zorgverantwoordelijke en psychiater dat er geen wijziging meer zal optreden in het huidige beeld. De problematiek van betrokkene is complex en blijvend. Een opname en verblijf blijft noodzakelijk om hem de benodigde intensieve zorg te kunnen bieden. Derhalve zal de machtiging worden verleend voor de (verzochte) duur van vijf jaar, en geldt aldus tot en met 21 april 2025.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf ten aanzien van
[naam], geboren op [datum] ,
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 21 april 2025.
Deze beschikking is op 21 april 2020 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 23 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
(
fn:860)
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.