1.4Voor zover van belang is het volgende bepaald in de LEO cao:
"(..)Artikel 1 Begripsbepalingen
Lid 1 In deze cao wordt verstaan onder:
a. Cao-loon: het bedrag dat vermeld staat in de loonschalen, of het bedrag dat daarvan is afgeleid op grond van de bepalingen over loonsverhogingen, leeftijd, functiegroep en functieschaal.
b. Feitelijk loon: het cao-loon, of het hoger overeengekomen loon, of het naar tijdruimte vastgestelde loon.
c. Persoonlijke toeslag: het verschil tussen het hoger overeengekomen loon en het cao-loon.
d. Weekloon: het feitelijk loon dat hoort bij een normale arbeidstijd van 38 uur per week.
e. Maandloon: het weekloon vermenigvuldigd met 52,2 en dan vervolgens gedeeld door 12.
f. uurloon: 1/38 deel van het feitelijk loon per week of 1/165,3 deel van het feitelijk loon per maand. (…)
Artikel 23 Roostervrije dagen (atv-dagen)
Lid 1 Roostervrije dagen zijn dagen waarop niet wordt gewerkt. De werkgever is verplicht gedurende de roostervrije dagen het loon door te betalen. De werknemer bouwt elke 4 weken één roostervrije dag op. Op jaarbasis betekent dit een opbouw van 13 dagen. Met dit aantal is de gemiddelde arbeidstijd per week 36 uur. (…)
Lid 7 Indien op verzoek van de werknemer en met instemming van de werkgever uitbetaling van opgebouwde atv-dagen gedurende het jaar plaatsvindt, moeten de dagen minimaal per kwartaal worden uitbetaald tegen 130% van het feitelijk loon. (…)
Artikel 34 Toepassing functiegroepen
Lid 5 Als het feitelijk loon hoger is dan het in Artikel 35 vermelde (hoogste) loon behorend bij functiegroep en leeftijd, schaalt de werkgever de werknemer in op dit (hoogste) loon. Hierbij gelden de volgende regels:
Het meerdere van het feitelijke loon ten opzichte van het hoogste loon van de functiegroep geldt als een persoonlijke toeslag.
Op de persoonlijke toeslag wordt de initiële loonsverhoging toegepast.
Alleen als de werknemer promoveert naar een hogere functiegroep kan het daarbij behorende hogere loon worden verrekend met de persoonlijke toeslag. (…)"
Artikel 48 Beloning van overwerk
Lid 1 a. De werkgever mag de helft van de overuren op jaarbasis vergoeden in de vorm van vrije tijd. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
De vergoeding in vrije tijd vindt plaats uiterlijk in de vierde maand nadat het overwerk is verricht.
Met schriftelijke instemming van de werknemer kan de vergoeding in vrije tijd ook plaatsvinden in de vijfde en zesde maand nadat het overwerk is verricht.
De vergoeding in vrije tijd geschiedt naar evenredigheid van de in lid 2 vermelde percentages.
b. Voor de vaste werknemer met overbrugging stopt de mogelijkheid van vergoeding in de vorm van vrije tijd op 15 november. Het op 15 november aanwezige saldo aan overuren van deze werknemer wordt, omgerekend tegen de in lid 2 vermelde percentages, gereserveerd voor vergoeding in de vorm van maximaal 8 vrije dagen binnen de periode 15 november tot 1 april. Deze vergoeding vindt plaats nadat een eventuele verschuiving van de arbeidstijd als bedoeld in Artikel 24 Lid 4 binnen deze
periode van 15 november tot 1 april heeft plaatsgevonden. Voor het overige worden de overuren van de vaste werknemer met overbrugging op 15 november uitbetaald zoals in lid 2 is bepaald.
Zie voor de volgorde van inzetten van beschikbare dagen en uren Artikel 32 Lid 2 en bijlage VI voor de overbruggingsregeling.
Lid 2 Het percentage voor de beloning van overuren bedraagt:
a. op zondagen en op feest- en gedenkdagen die niet op zondag vallen: 200%;
b. op zaterdagen: 130%, tenzij de overuren worden beloond in vrije uren. In dat geval bedraagt de beloning een aan het aantal overuren gelijk aantal vrije uren en 30% van het uurloon in geld;
c. op andere dagen van de week: 130%;
d. voor uren die liggen tussen 22.00 uur en 06.00 uur: 150%. (…)
Artikel 56 Werkkleding en kledingvergoeding
Lid 1 De werkgever is verplicht om de werknemer voor zover wettelijk vereist:
deugdelijke beschermings- en beschuttingsmiddelen ter beschikking te stellen; en
ervoor te zorgen dat deze regelmatig afdoende worden gereinigd.
De werknemer is verplicht de beschermings- en beschuttingsmiddelen die de werkgever ter beschikking heeft gesteld:
doelmatig te gebruiken,
zorgvuldig te beheren en
de voorschriften betreffende de beveiliging nauwkeurig in acht te nemen.
Lid 2 De werkgever geeft de werknemer in bruikleen drie werkpakken per jaar of verstrekt aan de werknemer een vergoeding voor slijtage van zijn eigen werkkleding van € 3,70 per week.
Lid 3 De werkgever verstrekt de werknemer uit veiligheidsoverwegingen twee paar werkschoenen per jaar. Een nieuw paar schoenen wordt verstrekt na inlevering van het oude paar. De werknemer is verplicht de werkschoenen te dragen. (…)"
Artikel 59 Vakantiedagen
Per 1 januari 2012 is de vakantiewetgeving veranderd. Door de nieuwe wetgeving ontstaat er verschil in behandeling tussen de wettelijke vakantiedagen en de bovenwettelijke vakantiedagen. Dit heeft ook gevolgen voor de opbouw van de vakantiedagen.
Lid 1 Opbouw van wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen:
a. De werknemer met een volledige werkweek bouwt per maand 1,6667 wettelijke vakantiedag op. Dit betekent 20 wettelijke vakantiedagen op jaarbasis.
b. Tot 1 januari 2017 bedraagt de opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen voor de werknemer met een volledige werkweek :
die 18 jaar of ouder is: per maand 0,4167 bovenwettelijke vakantiedag. Dit betekent 5 bovenwettelijke vakantiedagen op jaarbasis.
die jonger is dan 18 jaar: per maand 0,6667 bovenwettelijke vakantiedag. Dit betekent 8 bovenwettelijke vakantiedagen op jaarbasis.
De leeftijd aan het begin van het kalenderjaar is bepalend. Tijdens verlof in het kader van de levensloopregeling bouwt de werknemer geen vakantiedagen op.
Met ingang van 1 januari 2017 bedraagt de opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen voor de werknemer met een volledige werkweek:
die 18 jaar of ouder is: per maand 0,5 bovenwettelijke vakantiedag. Dit betekent 6 bovenwettelijke vakantiedagen op jaarbasis,.
die jonger is dan 18 jaar: per maand 0,75 bovenwettelijke vakantiedag. Dit betekent 9 bovenwettelijke vakantiedagen op jaarbasis.
Lid 3 De werknemer die op 1 maart van enig jaar in totaal 10 of meer jaren dan wel 120 of meer maanden, in dienst is bij dezelfde werkgever, heeft per jaar recht op extra bovenwettelijke vakantiedagen:
10-20 jaar of 120-240 maanden 1 dag per jaar
20-30 jaar of 240-360 maanden 2 dagen per jaar
30 jaar of 360 maanden of meer 3 dagen per jaar
Hiervoor worden afzonderlijke arbeidsovereenkomsten, al of niet aaneengesloten, bij elkaar opgeteld. (…)