ECLI:NL:RBNNE:2020:4667

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
18/720034-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met vrijspraak poging doodslag in Leeuwarden

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 20 augustus 2020 voor de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden werd berecht, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van het slachtoffer. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk van de trap gooien van het slachtoffer, wat resulteerde in ernstig letsel. De rechtbank heeft op basis van het bewijs vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer van de trap heeft gegooid, maar heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar veroordeling voor de poging tot zware mishandeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de gehele tenlastelegging, verwijzend naar het ontbreken van voldoende bewijs. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, maar niet voor de poging tot doodslag. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720034-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 augustus 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 augustus 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. de Haan, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 27 december 2018 tot en met 28 december 2018, althans op
28 december 2018, te Bolsward, gemeente Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht)
- die [slachtoffer] met beide handen heeft vastgepakt,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft opgetild,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] van de trap heeft gegooid/geworpen, althans heeft laten vallen, althans die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,(met kracht) heeft geslagen/gestompt, althans heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen op/van een steile stalen trap, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks 27 december 2018 tot en met 28 december 2018 te Bolsward,
gemeente Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet (met kracht)
- die [slachtoffer] met beide handen heeft vastgepakt,
- vervolgens) die [slachtoffer] heeft opgetild,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] van de trap heeft gegooid/geworpen, althans heeft laten vallen, althans die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,(met kracht) heeft geslagen/gestompt, althans heeft geduwd, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen op/van een steile stalen trap, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks 27 december 2018 tot en met 28 december 2018 te Bolsward,
gemeente Súdwest-Fryslân, [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht)
- die [slachtoffer] met beide handen vast te pakken,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op te tillen,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] van de trap te gooien/werpen, althans te laten vallen,
althans die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,(met kracht) te
slaan/stompen, althans te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val
is gekomen op/van een steile stalen trap.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde, omdat onvoldoende is gebleken dat de aanmerkelijke kans bestond dat het slachtoffer het leven zou verliezen. De officier van justitie heeft veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangever heeft verklaard dat hij is geduwd en geslagen door verdachte, maar hij kan zich niet herinneren hoe hij van de trap is gevallen. Getuige [getuige 1] spreekt over een man met lichte kleur pet en broek. Verdachte droeg de bewuste nacht een groene pet. Getuige [getuige 2] heeft niets verklaard over een val of het gooien van aangever. Uit het onderzoek van de politie blijkt dat de trap in het donker wel zichtbaar is en dat een persoon ook zichtbaar is, maar bijvoorbeeld niet te zien was of het een man of vrouw betrof.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op basis van de hierna vermelde bewijsmiddelen uit van het volgende.
Verdachte was in de avond van 27 december 2018 tot na middernacht in de woning van [getuige 2] te Bolsward samen met [getuige 2] en aangever [slachtoffer]. Er is onenigheid ontstaan tussen [getuige 2], verdachte en [slachtoffer]. [slachtoffer] diende de woning van [getuige 2] te verlaten. [slachtoffer] is uiteindelijk via de keuken naar het balkon aan de achterzijde van de woning gegaan. [slachtoffer] heeft hier vervolgens nog enige tijd gestaan en geroepen dat spullen van hem nog in de woning van [getuige 2] lagen. Op enig moment is verdachte naar [slachtoffer] op het balkon gegaan en heeft hij [slachtoffer], nadat hij hem bewusteloos heeft geslagen, vanaf het balkon van de stalen trap gegooid.
Naar het oordeel van de rechtbank sluit de verklaring van aangever, voor wat betreft de wijze waarop aangever op het balkon is beland en dat hij daar nog langere tijd heeft staan roepen, in grote lijnen aan bij de verklaring van [getuige 2]. De verklaring van aangever dat hij door verdachte bewusteloos is geslagen op het balkon, sluit bovendien aan bij de verklaring van getuige [getuige 1] die stelt te hebben gezien dat iets naar beneden werd gegooid waarvan zij aanvankelijk niet doorhad dat dit een persoon was. Zij verklaart voorts dat de manspersoon die aangever van de trap heeft gegooid na het gooien vanaf het balkon de woning van [getuige 2] is binnengegaan. Verdachte erkent in de woning van [getuige 2] te zijn geweest. [getuige 2] en [slachtoffer] hebben verklaard dat er niemand anders in de woning van [getuige 2] is geweest. De verklaring van [getuige 1] – die uitsluit dat sprake is geweest van een ongelukkige val van aangever – wordt bovendien bevestigd door de omstandigheid dat boven aan de trap bloed is aangetroffen. Gelet op het voorgaande en de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer] van de stalen trap heeft gegooid.
Verdachte heeft zowel bij de politie als bij de rechtbank wisselend over de bewuste nacht verklaard. Zo heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij op enig moment naar zijn eigen woning is gegaan en daar de politie heeft gebeld. Ter zitting heeft verdachte gesteld dat hij de politie is gaan bellen op het moment dat hij via de trap aan de voorzijde de woning van [getuige 2] verliet. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] heeft zien liggen onder aan de trap en dat hij behoorlijk onder het bloed zat. Ter zitting heeft hij gesteld dat hij, nadat hij [slachtoffer] zou hebben bewogen de woning van [getuige 2] ter verlaten, hem niet meer heeft gezien.
Daarnaast stelt verdachte dat hij de politie heeft gebeld met de melding dat [slachtoffer] van de trap was gevallen en dat hij niet wist wat er was gebeurd. Ter zitting heeft hij gesteld dat hij de politie heeft gebeld met de mededeling dat [slachtoffer] overlast veroorzaakte bij [getuige 2]. Geen van deze onderling wisselende verklaringen laat zich rijmen met de melding die de politie in de bewuste nacht heeft ontvangen van verdachte, namelijk dat hij een persoon rond de [straatnaam] zag lopen en deze persoon daar een steen door de ramen heeft gegooid.
De raadsman heeft aangevoerd dat de omschrijving door getuige [getuige 1] niet overeenkomt met verdachte, namelijk dat verdachte een groene pet droeg en geen witte pet, waardoor deze verklaring niet als bewijs kan dienen. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet, nu geen aanwijzingen bestaan dat verdachte bij zijn bezoek aan [getuige 2] eerder op die avond geen andere pet en kleding zou hebben kunnen gedragen.
Primair is ten laste gelegd dat verdachte met het gooien van aangever van een stalen trap, heeft gepoogd aangever van het leven te beroven. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat op basis van de voorhanden zijnde stukken dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Subsidiair is ten laste gelegd dat verdachte heeft geprobeerd aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier en hetgeen verdachte heeft verklaard over het gebeurde kan niet worden afgeleid dat verdachte willens en wetens heeft geprobeerd aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met andere woorden: ‘vol opzet’ op dat gevolg heeft gehad. De vraag die vervolgens gesteld moet worden is of de verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). De rechtbank is van oordeel dat verdachte de aanmerkelijke kans op het optreden van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard door zijn handelen, te weten het oppakken van het bewusteloze slachtoffer en vervolgens van een stalen trap van ongeveer 340 cm hoog en voorzien van 14 stalen treden naar beneden te gooien, waarbij een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel als gevolg van zijn handelen bestaat. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 06 augustus 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben in de nacht van 27 op 28 december 2018 in de woning van [getuige 2] te Bolsward geweest. Aangever [slachtoffer] was er ook. Hij heeft de woning via de achterdeur verlaten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2018, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018339125 d.d. 27 januari 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], onder meer:
Ik heb gisteren, dus donderdag 27 december 2018, omstreeks 16:15 uur de trein
vanuit Leeuwarden naar Sneek gepakt. Vervolgens ben ik verder gegaan met de bus naar
Bolsward.
V: En hoe laat kwam die jongen dan?
A; Dat was gisteravond om ongeveer 22:30 uur.
Ik weet alleen dat het een buurjongen van [getuige 2] is.
V: Hoe laat moest je dan weg van [getuige 2]?
A: Ik denk om ongeveer 04:00 uur.
V: En dan heb je daar een half uur tot drie kwartier met elkaar buiten gestaan, en
wat gebeurde er toen?
A: Toen kwam die jongen dus weer en ik kreeg toen eerst een duw waardoor ik op de
grond viel en toen heb ik in elk geval nog twee klappen tegen mijn hoofd aangekregen.
V: En wat kun je je nog meer herinneren dan?
A: Dat ik overeind wilde komen en dus klappen kreeg en verder weet ik niets meer.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 december 2018, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], onder meer:
Gisteravond, donderdag 27 december 2018, omstreeks 23.00 uur ben ik op bed gegaan.
Vervolgens werd ik vannacht rond 04.00 uur wakker van geschreeuw. Ik hoorde een
gigantische noodkreet van een man. Het was geen geschreeuw van een dronken persoon
maar echt een noodkreet.(..) achterzijde van mijn woning. Ik ben uit bed gestapt en heb het raam geopend. Ik zag een jongen op het balkon bij mijn buurvrouw staan. Dat betreft buurvrouw [getuige 2]. Ik zag dat deze jongen gekleed was in een wit shirt met korte mouw en hij had een wit petje op zijn hoofd. Ik zag, dat die jongen iets van de trap af gooide. Ik dacht dat dat een doos was. Ik zag dat hij deze, in mijn ogen een doos, met beide handen vast
pakte en met een zwaai naar beneden gooide. Hetgeen naar beneden werd gegooid maakte
geen geluid en stribbelde ook niet tegen. Ik riep tegen die jongen: "Doe normaal". Ik
zag toen dat die jongen als de sodemieter naar binnen vluchtte, de woning van
[getuige 2] in. Hij zei ook niks terug naar mij. Ik bleef naar buiten kijken en zag iets
op de ijzeren trap liggen die naar de woning van [getuige 2] gaat. Ik dacht eerst dat
het een doos was. Dit lag halverwege de trap. Op een gegeven moment rolde dat naar
beneden. Het kwam onderaan de trap terecht waar het nog een paar minuten bleef
liggen, ik denk zo'n drie minuten. Tot mijn verbazing zag ik dat het mens was. Wat ik
aanzag voor een doos stond op en begon te lopen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 december 2018, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], onder meer:
V: Kun je vertellen wat er gisteravond/vannacht gebeurd is?
A: Alleen van vannacht of ook
V: Ja ook van gisteravond
A: Wij gingen gewoon wat drinken, dat doen we wel vaker. (…) [verdachte] was er toen ook.
(…) Uiteindelijk heeft [verdachte] de politie gebeld.
Ik denk dat wij [slachtoffer] rond half 4 uit de woning hebben gezet. (…) Hij heeft ongeveer één uur op het balkon staan schreeuwen.
V: Heb jij een vreemd iemand in de woning gezien?
A: Nee.
5. Een fotoblad, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, met een foto met als onderschrift foto 24: Bloedspat op traptrede.
6. Een geneeskundige verklaring, op 7 januari 2019, opgemaakt en ondertekend door mw. A.W. Westerveld, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend, als haar verklaring, onder meer:
Medische informatie betreffende:
Naam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1998
Datum onderzoek: 28 december 2018
Letselbeschrijving:
Blauw oog links, blauw oor rechts, striemen bdz in hals en achter rechter oor, schaafwond linker wang, barst wond linker wenkbrauw, blauwe plekken linker schouder, bovenarm, sleutelbeen links, schaafwond beide knieën, rechts met korst, blauwe plekken en striemen beide knieën. Braakt oud bloed en gelig slijm.
De verwondingen zijn recent ontstaan. Het herstel van uitwendig zichtbare letsel zal 2 à 3 weken duren. Geen blijvend letsel van de zichtbare verwondingen. Het letsel past bij recent uitwendig stomp en schavend geweld.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning 23 maart 2019, los opgenomen bij voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten of een van hen, onder meer:
Op vrijdag 22 maart 2019 om 16:00 uur kwamen wij voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] en [straatnaam] Bolsward. Wij zagen dat de trap die zich aan de achterzijde van de woning aan de [straatnaam] bevindt, een stalen trap betreft. Wij zagen dat de trap voorzien is van 14 treden. De treden zijn van staal, in dit staal bevinden zich gaten met een opstaande rand. Wij zagen aan beide zijden een stalen trapleuning. Wij, verbalisanten, hebben metingen verricht bij de stalen trap aan de achterzijde van de woning aan de [straatnaam]. Totale lengte trap is ongeveer 340 cm.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 28 december 2018 te Bolsward, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht
- die [slachtoffer] met beide handen heeft vastgepakt,
- vervolgens die [slachtoffer] heeft opgetild,
- vervolgens die [slachtoffer] van de trap heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Subsidiair.
Poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur 3 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Sinds 2014 is verdachte niet meer met politie en/of justitie in aanraking gekomen. Hij heeft zijn leven op orde. Een taakstraf zal moeilijk uitvoerbaar zijn nu twee vingers van verdachte bijna zijn afgesneden. Het herstel zal naar verwachting een jaar gaan duren. Volstaan kan worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 6 april 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 9 juli 2020, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door het slachtoffer van een stalen trap te gooien. Daarmee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat de verwondingen niet erger zijn geweest, is niet aan verdachte te danken. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De reclassering kan – nu verdachte ontkent – geen uitspraak doen over de kans op herhaling en welke leefgebieden delictgerelateerd zijn. en ziet geen mogelijkheden voor interventies vanuit de reclassering.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 240 uren, passend en geboden is. De rechtbank gaat uit van de kundigheid van de reclassering teneinde een passende taakstraf voor verdachte te vinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 augustus 2020.