ECLI:NL:RBNNE:2020:4665

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2020
Publicatiedatum
31 december 2020
Zaaknummer
18/228864-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van verdachte met waanstoornis na brandstichting

Op 31 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van brandstichting op 1 en 7 juli 2018 in Opende, gemeente Grootegast. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.O. Roosjen, verscheen op de zitting van 17 december 2020. Het Openbaar Ministerie, vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide, stelde dat de feiten bewezen konden worden verklaard. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een waanstoornis, waardoor zijn gedragingen ten tijde van de feiten niet aan hem konden worden toegerekend.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Ondanks de bewezenverklaring van de feiten, heeft de rechtbank de verdachte niet strafbaar verklaard. Dit was gebaseerd op een psychiatrisch rapport dat concludeerde dat de psychotische stoornis van de verdachte zijn gedragingen volledig bepaalde. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de verdediging.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de behandelstatus van de verdachte en het advies van de reclassering, die aangaven dat het risico op herhaling klein is, mits de verdachte zijn behandeling voortzet. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen strafrechtelijke aansprakelijkheid en de geestelijke gezondheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/228864-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 december 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 juli 2018, te Opende, in de gemeente Grootegast, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur gelegen op/nabij het perceel [straatnaam] , immers heeft verdachte opzettelijk (telkens)
- benzine, althans een brandbare vloeistof, in een potje/kerstbal geschonken/gedaan en/of (vervolgens)
- een stuk stof in dat/die potje/kerstbal (met benzine, althans die brandbare vloeistof) gedaan en/of (vervolgens)
- open vuur via dat stuk stof met die benzine, althans die brandbare vloeistof in aanraking gebracht, en/of (vervolgens)
- die brandende stuk stof/brandende potje/kerstbal met stof, op/tegen genoemde schuur gegooid en aldus door middel van open vuur in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die schuur en de daarin bevindende goederen en/of een in de nabijheid van genoemde schuur staande woning te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2018, te Opende, in de gemeente Grootegast, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een schuur gelegen op/nabij het perceel [straatnaam] , immers heeft verdachte opzettelijk
- benzine, althans een brandbare vloeistof, in een potje/kerstbal geschonken/gedaan en/of (vervolgens)
- een stuk stof in dat/die potje/kerstbal (met benzine, althans die brandbare vloeistof) gedaan en/of (vervolgens)
- open vuur via dat stuk stof met die benzine, althans die brandbare vloeistof in aanraking gebracht, en/of (vervolgens)
- die brandende stuk stof/brandende potje/kerstbal met stof, op/tegen genoemde schuur gegooid en aldus door middel van open vuur in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten die schuur en de daarin bevindende goederen en/of een in de nabijheid van genoemde schuur staande woning te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 bewezen kunnen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat feit 2 bewezen kan worden verklaard. Het dossier bevat tevens aanwijzingen dat verdachte ook op 1 juli 2018 brand heeft gesticht, hoewel verdachte dit ontkent.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 17 december 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb twee keer op dezelfde dag brand gesticht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juli 2018, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018174356 d.d. 10 september 2018, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij]:
Op 1 juli 2018 te 12:20 uur was ik in mijn woning aan de [straatnaam] te Opende. Mijn buurman belde mij om te melden dat er brand was bij mij achter het huis. Ik zag dat het rookte bij mijn schuurtje en dat er vuur uit mijn schuurtje kwam. De brandweer heeft de brand geblust. De tweede keer dat er brand is geweest was op 1 juli 2018 te 18:00 uur, ik was niet thuis op dat moment. Mijn buurman heeft dit volgens mij geblust met de tuinslang. De buurman zag op een gegeven moment dat er weer rook bij het schuurtje vandaan kwam.
De derde keer dat er brand gesticht werd was op zaterdag 7 juli 2018 te 21:48 uur. De buurman belde dat het weer rookte in het schuurtje bij mij achter het huis.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 7 juli 2018, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[getuige 1]:
Op 7 juli 2018 omstreeks 22.00 uur was ik bij mijn vriend, [getuige 2], in de tuin. Ik zag dat het schuurtje van de buurman aan het branden was en dat [getuige 2] druk bezig was met het blussen van de brand. Ik zag aan de andere kant van de heg, achter in de tuin van de buren van [straatnaam], een man boven de heg uitsteken. [getuige 2] gaf aan dat het de achterbuurman, [verdachte], was. Hierna zag ik dat de achterbuurman iets, wat brandde, over de heg gooide. Ik zag dat dit terecht kwam op het schuurtje en gelijk begon het weer te branden. Ik rook een benzinelucht en de lucht werd steeds erger. De achterbuurman had ronde voorwerpen in zijn hand, hiermee gooide hij naar het schuurtje. Ik zag dat er iets geels uit het ronde voorwerp stak, dat gele brandde toen de achterbuurman het in zijn handen had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 juli 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2]:
Omstreeks 22.00 uur (de rechtbank begrijpt: op 7 juli 2018) zag ik bij de buurman van [straatnaam] rook uit de tuin komen. Ik zag dat het schuurtje in de tuin aan het branden was. Ik wist dat dat de buurman van [straatnaam], [benadeelde partij], niet thuis was. Ik ben direct gaan blussen. Toen ik bezig was met het blussen, zag ik dat uit de tuin van de achterbuurman, iets wat brandde gegooid werd en ik zag dat het terecht kwam op het schuurtje. Ik zag dat het gelijk weer begon te branden. Ik heb het vuur weer kunnen uitmaken. Hierna ben ik gaan kijken waar er nu precies mee gegooid werd. Ik zag dat op het dak een geel stukje doek lag en dat in de tuin ook gele stukjes doek lagen, hierbij lagen ook stukjes dun glas. Ik weet dat de achterbuurman [verdachte] heet. Ik weet dat [verdachte] aardig in de war is en dat hij hulp nodig heeft. Een week geleden is er ook een brand geweest en ik vermoed dat [verdachte] daar ook iets mee te maken heeft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2018, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 7 juli 2018 omstreeks 22:30 uur werden wij gestuurd naar de [straatnaam] te Opende. Aldaar zou brand gesticht zijn bij een schuurtje. Aldaar is op 1 juli 2018 ook al een brand geweest in een schuurtje. Wij zagen dat er op het dak van dit schuurtje een deel van een geel vaatdoekje en een kapotte kerstbal lagen. Wij zagen op een afdakje van een soort van houtopslag ook een geel vaatdoekje lag. Het gele vaatdoekje was opgerold en vertoonde
brandplekken. Het gele vaatdoekje was vochtig en rook naar benzine. Bij de houten schuttingdeur zagen wij nog twee delen van een geel vaatdoekje. Beide vaatdoekjes waren opgerold en vertoonden brandplekken. Beide vaatdoekjes waren vochtig en roken naar benzine. Bij een van deze vaatdoekjes lagen ook kapotte delen van een kerstbal. Wij zijn na de aanhouding van de achterbuurman, verdachte [verdachte], in de woning geweest van de verdachte. In de woning zagen wij direct bij binnenkomst, in de hal drie kerstballen op een houder liggen. In de drie kerstballen zat in het bevestigingsgedeelte een deel van een gele opgerolde vaatdoek. In de drie kerstballen zat een vloeistof.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 3 juli 2018, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 2 juli 2018 werd door mij forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een schuurbrand, gepleegd op 1 juli 2018. Het onderzoek is verricht in een schuurtje achter een woning (vrijstaand) bij [benadeelde partij] te [straatnaam] Opende, binnen de gemeente Grootegast. Gelet op de verkregen informatie, de aangetroffen situatie, het uitgevoerde onderzoek, verklaar ik dat er voorwerpen op het genoemde afdakje hadden gebrand, waardoor ook het houten schuurtje vlam heeft gevat, en dat er sprake was van gemeengevaar voor goederen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juli 2018, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Een week geleden heb ik een kerstbal gepakt en benzine erin gedaan, deze heb ik op het dakje van [benadeelde partij] gegooid. [benadeelde partij] heeft de brandweer gebeld en de brandweer heeft het geblust. Ik heb de kerstballen thuis gemaakt. Zaterdag heb ik weer met kerstbal en lont erin brandgesticht, en het lont heb ik aangestoken. Ik heb drie kerstballen gegooid. De eerste keer gooide ik op de oude brandplek, daardoor brandde het niet goed. De tweede keer stond de buurman dat te blussen. Hij zag mij wel. De derde keer heeft de buurman weer geblust.
De rechtbank acht op basis van de opengenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 1 juli 2018 twee keer en op 7 juli 2018 een keer brand heeft gesticht. Verdachte heeft weliswaar op de terechtzitting verklaard dat hij alleen op 7 juli 2018 brand heeft gesticht, maar bij de politie heeft hij spontaan verklaard dat hij een week eerder op dezelfde manier brand heeft gesticht. Die keer zou de brandweer de brand hebben geblust. Uit het dossier komt naar voren dat dit op 1 juli 2018 is geweest.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 juli 2018 te Opende, in de gemeente Grootegast, meermalen, telkens opzettelijk brand heeft gesticht aan een schuur gelegen op het perceel [straatnaam], immers heeft verdachte opzettelijk telkens
- een brandbare vloeistof in een kerstbal geschonken/gedaan en vervolgens
- een stuk stof in die kerstbal met die brandbare vloeistof gedaan en vervolgens
- open vuur via dat stuk stof met die brandbare vloeistof in aanraking gebracht, en vervolgens
- die brandende stuk stof/brandende kerstbal met stof op/tegen genoemde schuur gegooid en aldus door middel van open vuur in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in de schuur bevindende goederen, te duchten was;
2.
hij op 7 juli 2018 te Opende, in de gemeente Grootegast, opzettelijk brand heeft gesticht aan een schuur gelegen op het perceel [straatnaam], immers heeft verdachte opzettelijk
- een brandbare vloeistof in een kerstbal geschonken/gedaan en vervolgens
- een stuk stof in die kerstbal met die brandbare vloeistof gedaan en vervolgens
- open vuur via dat stuk stof met die brandbare vloeistof in aanraking gebracht, en vervolgens
- die brandende stuk stof/brandende kerstbal met stof op/tegen genoemde schuur gegooid en aldus door middel van open vuur in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in de schuur bevindende goederen, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd,
2. opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage van 30 juli 2019, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/ psychoanalyticus, en R. Khoe, arts in opleiding tot psychiater.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, te weten een waanstoornis en een stoornis in gebruik van cannabis en amfetamine. De invloed van de psychotische stoornis met het paranoïde waansysteem op het delict gedrag was, zo hebben de onderzoekers gesteld, overheersend en onontkoombaar en heeft verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten geheel bepaald. De onderzoekers hebben de rechtbank geadviseerd verdachte de hem ten laste gelegde feiten, indien bewezen, niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte, conform de vordering van de officier van justitie en het verzoek van de raadsman, ontslaan van alle rechtsvervolging.
In het rapport van 30 juli 2019 wordt geadviseerd verdachte geen strafrechtelijke maatregel op te leggen. Ten aanzien van het risico op herhaling stellen de onderzoekers dat dit risico klein is, indien verdachte de behandeling blijft volgen in het kader van de aan hem opgelegde rechterlijke machtiging. Zoals onder andere blijkt uit het reclasseringsadvies van 8 december 2020 van Reclassering Nederland, verblijft verdachte op grond van een machtiging als bedoeld in artikel 15 Wet Bopz sinds april 2020 in de crisisopvang van [instelling] en is hij in behandeling bij Lentis. Dat verdachte hulpverlening accepteert en zijn medicatie neemt, zijn volgens de reclassering beschermende factoren.
Op basis van de door de raadsman overgelegde beschikking van de rechtbank, afdeling privaatrecht, van 17 december 2019, constateert de rechtbank dat de titel waarop verdachte bij [instelling] is geplaats op 17 december 2020 is geëindigd en dat er op dit moment geen titel meer is voor langer verblijf bij [instelling]. Uit voornoemd reclasseringsadvies blijkt echter dat recent verlenging van de machtiging is aangevraagd. Ook de officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat aan een nieuwe titel wordt gewerkt. Op grond daarvan, alsmede op grond van de verklaring van verdachte dat hij geen strafbare feiten meer wil plegen en daarom vrijwillig aan behandeling zal blijven meewerken, acht de rechtbank het risico op brandstichting laag en ziet de rechtbank -evenals de officier van justitie- geen aanleiding om verdachte een strafrechtelijke maatregel op te leggen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Schuth, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 december 2020.
Mr. Van Sloten en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.