ECLI:NL:RBNNE:2020:4658

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
18/730212-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, voorwaardelijk opzet, gevangenisstraf

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak vond plaats in Leeuwarden en betreft een incident dat zich voordeed op 2 oktober 2019 in Witmarsum. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. B.P.M. Canoy, werd beschuldigd van het bedreigen van een slachtoffer met een mes en het stelen van een portemonnee en andere persoonlijke bezittingen. Tijdens de zitting op 10 januari 2020 werd het bewijs besproken, waarbij getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf aan bod kwamen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens het ontbreken van opzet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich willens en wetens had blootgesteld aan de kans dat geweld zou worden gebruikt en dat hij daarmee voorwaardelijk opzet had. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730212-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 16/023487-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer een bankpas en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een Ziekenfondspas) en/of (ongeveer) 5 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( met kracht) aan het lichaam en/of de kleding heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of - (met kracht) tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en/of - een mes tegen/op de keel/hals heeft gedrukt en/of gehouden en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Nu wegwezen, anders steek ik je.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) met een mes heeft gezwaaid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer een bankpas en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een Ziekenfondspas) en/of (ongeveer) 5 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], die [slachtoffer]
- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( met kracht) aan het lichaam en/of de kleding heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( met kracht) tegen een auto heeft/hebben geduwd en/of tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of
- een mes tegen/op de keel/hals heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Nu wegwezen, anders steek ik je.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) met een mes heeft/hebben gezwaaid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] af te spreken en/of een plan te maken om die [slachtoffer] te beroven en/of te mishandelen en/of aan te spreken op zijn gedrag, in elk geval met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] een treffen met die [slachtoffer] te organiseren en/of
- die [slachtoffer] (onder valse voorwendselen) via app-berichten te doen of laten benaderen voor een afspraak om elkaar te treffen en/of (vervolgens)
- met die [slachtoffer] in Witmarsum (op een parkeerplaats) te doen of laten afspreken en/of (vervolgens)
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in een auto naar de afgesproken (parkeer)plaats in Witmarsum te rijden en/of (vervolgens)
- die [medeverdachte 3] in die auto op die [slachtoffer] te doen of laten wachten en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] in die auto te doen of laten plaatsnemen en/of (vervolgens)
- zich naar die auto waarin die [slachtoffer] zich bevond te begeven en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.".

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het onderzoek moet worden aangehouden teneinde de medeverdachten nader te kunnen ondervragen bij de rechter-commissaris om de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van hun verklaringen te verifiëren.
Subsidiair heeft hij aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde wegens het ontbreken van dubbel opzet. Verdachte is met de medeverdachten naar aangever gegaan om aangever duidelijk te maken dat hij moet betalen, maar hij heeft hierbij geen gebruik willen maken van geweld of bedreiging hiermee. Verdachte was van te voren niet op de hoogte van de aanwezigheid van het mes en dat dit gebruikt zou gaan worden.
Oordeel van de rechtbank
aanhoudingsverzoek
Met betrekking tot het tijdens het pleidooi gedane aanhoudingsverzoek van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank toetst het verzoek aan het noodzakelijkheidscriterium en komt tot de conclusie dat de noodzaak tot het nogmaals horen van de getuigen niet aannemelijk is gemaakt. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten die maken dat de verklaringen van getuigen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onbetrouwbaar, onvolledig of inconsistent zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging voldoende gelegenheid heeft gehad de getuigen te horen. Ook al zou het verzoek aan het verdedigingsbelang worden getoetst, dan nog is dit verdedigingsbelang onvoldoende onderbouwd dan wel aannemelijk gemaakt. De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek tot aanhouding af.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 10 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 2 oktober 2019 samen met de medeverdachten naar Witmarsum gereden voor een ontmoeting met aangever [slachtoffer]. Wij gingen naar hem toe voor het geld. We hebben afgesproken dat wij met z’n drieën zouden uitstappen. [medeverdachte 3] zou het gesprek aangaan met [slachtoffer]. Wij stonden aan de zijkant. Ik heb [slachtoffer] tussen de auto en mij in gezet. Ik heb tegen [slachtoffer] gezegd: "Ik had je eigenlijk je tanden eruit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen." Daarna kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] erbij. [medeverdachte 1] had een mes.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019262892 d.d. 15 oktober 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven, onder meer:
Vandaag, op woensdag 2 oktober 2019, omstreeks 10:39 uur, kreeg ik een app-bericht
van de mij bekende [medeverdachte 3]. (…) We maakten een afspraak. (…) We spraken af om elkaar te zien in Witmarsum. Ze gaf aan, dat ze rond 21:20 uur , in Witmarsum zou zijn. (…) Toen ik daar om mij heen keek werd ik aangeroepen door [medeverdachte 3] vanuit de
deuropening van een Alfa Romeo. (…) Ik liep vervolgens door naar die auto toe en opende de portier aan de passagierszijde van de auto. Ik ging vervolgens naast [medeverdachte 3] in de auto zitten. (…) Vervolgens keek ik door het voorraam en de zijramen van de auto. Ik zag toen drie mensen aan komen lopen uit twee verschillende richtingen. Ik zag dat [verdachte] uit de steeg naast de snackbar kwam lopen. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de richting van de oude Friesland Bank kwamen lopen. Ik hoorde, dat [medeverdachte 3] tegen mij zei, dat ik maar beter kon blijven zitten. Ik zag dat de personen die op de auto toeliepen, de mij bekende [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en een jongen die ik ken als [verdachte] waren. Ik schrok mij dood en dacht wat is dit. (…) Ik wilde vervolgens snel uit de auto stappen.
Direct nadat ik uit de auto was gestapt werd ik door [verdachte] weer terug geduwd in de
auto. Ik probeerde met kracht te voorkomen dat ik door [verdachte] weer in de auto zou
worden geduwd. Hij duwde mij met zijn handen en lichaam met kracht tegen de auto aan.
Ik kon geen kant uit. Ik stond klem tussen het geopende portier van de auto en de
auto en [verdachte] blokkeerde de ruimte om te vluchten. Ik zag en merkte vervolgens, dat
[medeverdachte 1] mij vastgreep met zijn linkerhand en mij een mes op de keel zette, dat hij
vasthield in zijn rechterhand. Ik voelde dat [medeverdachte 1] het mes met het scherpe gedeelte
met kracht op mijn keel drukte. Ik had het gevoel dat als ik mij zou bewegen ik een
diepe snijwond in mijn keel zou krijgen. Ik heb mij dan ook niet bewogen en heb
volledig mee gewerkt.. Ik hoorde, dat [medeverdachte 1] riep: "Jij wou mij neersteken, jij wou mij
neersteken". Terwijl [medeverdachte 1] mij vasthield zag en voelde ik dat [verdachte] en [medeverdachte 1]
tegelijkertijd spullen bij mij uit de broekzakken haalden. Ik zag dat [verdachte] de
portemonnee en de losse 5 euro uit mijn rechter broekzak haalde en dat [medeverdachte 2] het
pakje shag, van het merk Drum uit mijn linker broekzak haalde. (…)
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2019, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte], zakelijk weergegeven, onder meer:
A: Ik heb de bijrijdersdeur waar [slachtoffer] zat open gedaan. Hij stapte gelijk uit. Ik heb tegen hem gezegd: “ik had eigenlijk je tanden eruit moeten slaan, maar jij gaat echt dat meisje terugbetalen”. (…)
V: Wat hoorde je?
A: Ik hoorde [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer] zeggen: “je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan” ofzo iets. (…)
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 januari 2020, opgemaakt ter terechtzitting van de meervoudige kamer, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven, onder meer:
[verdachte] heeft me op 2 oktober 2019 gebeld en vroeg of ik meeging. Ik ben meegegaan en [medeverdachte 2] ging mee. Ik had een mes meegenomen en dat heb ik in de auto aan de anderen laten zien. [verdachte] heeft het mes in handen gehad. Ze hebben alle drie het mes gezien. Ik zat met [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] in de auto. In de auto hebben we doorgenomen wat we zouden doen. Vanaf de parkeerplaats ben ik met [medeverdachte 2] om de kerk gelopen. Toen we terugliepen had [verdachte] [slachtoffer] al vast. Ik heb [slachtoffer] daarna gepakt en het mes op zijn keel gezet. Vervolgens heeft [verdachte] [slachtoffer] weggestuurd. We zijn in de auto gestapt. [verdachte] heeft de portemonnee van [slachtoffer] aan [medeverdachte 3] gegeven en zij heeft gekeken wat daar in zat. Zij heeft de portemonnee later uit de auto gegooid.
In de auto hadden we besproken dat ik [slachtoffer] in bedwang zou houden en zij zouden spullen pakken. [verdachte] en [medeverdachte 3] zeiden dat [slachtoffer] geld bij zich zou hebben. [medeverdachte 2] en ik zouden een deel van het geldbedrag krijgen. In de auto is iets gezegd over een bedrag van € 300,- of € 400,- dat [medeverdachte 3] van [slachtoffer] zou moeten krijgen.
Ik heb gezien dat [verdachte] zijn handen in de zak van [slachtoffer] heeft gehad.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 januari 2020, opgemaakt ter terechtzitting van de meervoudige kamer, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven, onder meer:
Op 2 oktober 2019 werden [medeverdachte 1] en ik meegenomen naar Witmarsum. In de auto is besproken wat er zou gaan gebeuren. [medeverdachte 3] moest geld hebben van [slachtoffer]. Afgesproken was dat we uit de auto zouden gaan. [slachtoffer] zou dan bij [medeverdachte 3] in de auto komen. In de auto heb ik een mes gezien. Iedereen in de auto heeft dat mes gezien. [medeverdachte 1] heeft het mes voor in de auto getoond. [verdachte] en [medeverdachte 3] zaten voor in de auto. In Witmarsum zijn [medeverdachte 1] en ik omgelopen. [verdachte] heeft [slachtoffer] beetgepakt. Hierna kwamen wij erbij. [medeverdachte 1] heeft het mes tegen de borst van [slachtoffer] gehouden. [verdachte] heeft de portemonnee uit de broekzak van [slachtoffer] gepakt en ik heb een pakje shag uit de broekzak gepakt. [medeverdachte 3] heeft gezegd dat wij een deel van het geld zouden krijgen. Er is iets gezegd over een bedrag van € 400,-. [verdachte] heeft het mes in de auto vastgehouden.
(voorwaardelijk) opzet
Uit het dossier en hetgeen verdachte heeft verklaard over het gebeurde blijkt niet dat verdachte willens en wetens met zijn medeverdachten met geweld en onder bedreiging met geweld goederen heeft weggenomen bij het slachtoffer, met andere woorden: ‘vol opzet’ op het gebeurde heeft gehad. De vraag die vervolgens gesteld moet worden is of de verdachte voorwaardelijk opzet op de diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier diefstal met (bedreiging) van geweld – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen.
Anders dan de raadsman heeft gesteld dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van een mes, blijkt uit de verklaringen ter terechtzitting afgelegd door getuige [medeverdachte 1] en getuige [medeverdachte 2] dat het betreffende mes in de auto was getoond en dat verdachte het mes in zijn handen heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, met in het bijzonder gelet op het meenemen van medeverdachte [medeverdachte 1], waarvan verdachte wist dat deze een probleem had met aangever en hem daarom wilde spreken, en de aanwezigheid van een mes, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er geweld gebruikt zou gaan worden en het slachtoffer bedreigd zou worden. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Het primair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 oktober 2019 te Witmarsum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, te weten onder meer een bankpas en een ID-kaart en een OV-kaart en een Ziekenfondspas) en (ongeveer) 5 euro, en een pakje shag, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", en
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- met kracht aan het lichaam en de kleding heeft vastgepakt en vastgehouden en
- tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en
- een mes tegen de keel heeft gedrukt en gehouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de behandeling aan te houden wegens het ontbreken van een reclasseringsrapport. Met name gelet op de eis van de officier van justitie is het van belang dat de rechtbank voldoende is geïnformeerd over de persoon van verdachte. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een korte onvoorwaardelijke straf op te leggen met daarnaast een groter voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 december 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarbij gebruik is gemaakt van een mes. De verdachten zijn daarbij voorbij gegaan aan de te verwachten psychische schade bij het slachtoffer. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het de nodige impact op het slachtoffer heeft gehad.
De verdachte liep nog in een proeftijd maar dit heeft hem niet weerhouden om weer een strafbaar feit te plegen. De rechtbank rekent voorgaande de verdachte aan.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het plegen van een straatroof geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Als strafverzwarende omstandigheden heeft de rechtbank meegewogen dat het bewezenverklaarde in vereniging is gepleegd en daarbij gebruik is gemaakt van een wapen.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, noodzakelijk is omdat de aard en ernst van het feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie gelet op voornoemde oriëntatiepunten en voor verdere afwijking daarvan onvoldoende aanknopingspunten ziet.
De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek van de raadsman af omdat de rechtbank zich voldoende geïnformeerd acht over de persoon van verdachte. Niet is gebleken van bijzondere persoonlijke omstandigheden zodat de rechtbank geen aanleiding ziet de reclassering te laten rapporteren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 103,79 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 800,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 903,79 gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en met betrekking tot de immateriële schade heeft hij verzocht het bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019. De rechtbank acht een bedrag van € 800,- voor vergoeding van immateriële schade redelijk in verband met de ernst en de impact van het feit op de benadeelde partij.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 11 april 2017 van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 21 juli 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 januari 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging.
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/730212-19:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader(s) - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

16/023487-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 11 april 2017, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2020.
mr. K. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.