ECLI:NL:RBNNE:2020:4643

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
18/730211-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gevangenisstraf deels voorwaardelijk, bekennende verdachte

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak kwam ter terechtzitting op 10 januari 2020, waar de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. Scholtmeijer. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers. De verdachte werd beschuldigd van het afnemen van een portemonnee met inhoud, waaronder een bankpas en een ID-kaart, van het slachtoffer, met gebruik van geweld en bedreiging. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf op van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en hulpverlening. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, in totaal € 903,79, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, en dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730211-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer een bankpas en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een Ziekenfondspas) en/of (ongeveer) 5 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( met kracht) aan het lichaam en/of de kleding heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( met kracht) tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- een mes tegen/op de keel/hals heeft gedrukt en/of gehouden en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Nu wegwezen, anders steek ik je.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) met een mes heeft gezwaaid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019262892 d.d. 15 oktober 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. de verklaring van getuige [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2020;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2019, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 oktober 2019 te Witmarsum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, te weten onder meer een bankpas en een ID-kaart en een OV-kaart en een Ziekenfondspas en (ongeveer) 5 euro, en een pakje shag, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", en
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- met kracht aan het lichaam en de kleding heeft vastgepakt en vastgehouden en
- tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en
- een mes tegen de keel heeft gedrukt en gehouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, met aan het voorwaardelijk deel te verbinden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte en zijn rol bij het bewezenverklaarde feit. Hij heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur gelijk aan het voorarrest met daarnaast een groot voorwaardelijk deel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport d.d. 13 december 2019 van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 december 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarbij gebruik is gemaakt van een mes. De verdachten zijn daarbij voorbij gegaan aan de te verwachten psychische schade bij het slachtoffer. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het de nodige impact op het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank rekent voorgaande de verdachte aan.
In het adviesrapport, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker Reclassering Nederland, staat onder meer dat verdachte op alle leefgebieden problemen heeft. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting, inkomen en dagbesteding. Hij begeeft zich in een zorgelijk en risicovol netwerk en is beïnvloedbaar. Er is sprake van dagelijks softdrugsgebruik. Ondanks eerdere moeizaam verlopen reclasseringscontacten is verdachte nu gemotiveerd mee te werken aan hulpverlening. Nadere diagnostiek om een actueel beeld van de problematiek en het geestelijk niveau van verdachte te krijgen kan plaatsvinden in het kader van een reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het plegen van een straatroof geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Als strafverzwarende omstandigheden heeft de rechtbank meegewogen dat het bewezenverklaarde in vereniging is gepleegd en daarbij gebruik is gemaakt van een wapen.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van tien maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, noodzakelijk is omdat de aard en ernst van het feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie gelet op voornoemde oriëntatiepunten en voor verdere afwijking daarvan onvoldoende aanknopingspunten ziet. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank acht het van belang dat verdachte na zijn detentie hulp en begeleiding krijgt om een positieve wending aan zijn leven te geven en niet opnieuw strafbare feiten te plegen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 103,79 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 800,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 903,79 gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft met betrekking tot de immateriële schade aangevoerd dat het slechts gebaseerd is op één andere uitspraak waardoor een redelijk bedrag niet kan worden vastgesteld en hiermee een onevenredige belasting van het strafgeding is. De vordering dient met betrekking tot de immateriële schade niet ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019. De rechtbank acht een bedrag van € 800,- voor vergoeding van immateriële schade redelijk in verband met de ernst en de impact van het feit op de benadeelde partij.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na invrijheidsstelling meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht, zal meewerken aan diagnostisch onderzoek door Trajectum en een eventueel daaruit voortvloeiend behandelaanbod bij Trajectum, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht, zal verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen/ maatschappelijke opvang, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg de reclassering voor veroordeelde heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dat inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht, zal meewerken aan het hebben van een zinvolle structurele dagbesteding, ook als dit inhoudt dat hij daarvoor verwezen dient te worden naar Werkpro of een soortgelijke instelling
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/730211-19:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader(s) - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2020.
mr. K. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.