ECLI:NL:RBNNE:2020:4642

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
18/730210-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, recidive en gevangenisstraf

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 oktober 2019 te Witmarsum, waar de verdachte samen met anderen een portemonnee en andere waardevolle spullen van het slachtoffer heeft weggenomen. De verdachte heeft daarbij geweld gebruikt, waaronder het dreigen met een mes. Tijdens de zitting op 10 januari 2020 heeft de verdachte bekend, wat de rechtbank als bewijs heeft geaccepteerd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een lagere straf. De rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd binnen de proeftijd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730210-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/194845-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Poiesz, advocaat te Sneek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer een bankpas en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een Ziekenfondspas) en/of (ongeveer) 5 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een pakje shag, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( met kracht) aan het lichaam en/of de kleding heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( met kracht) tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- een mes tegen/op de keel/hals heeft gedrukt en/of gehouden en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Nu wegwezen, anders steek ik je.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) met een mes heeft gezwaaid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen sprake was geweld, omdat er geen sprake was van lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Met betrekking tot het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019262892 d.d. 15 oktober 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] ;
3. de verklaring van getuige [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2020;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2019, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte 2] .
Met betrekking tot het verweer van de raadsman overweegt de rechtbank als volgt. Uit zowel de aangifte als de verklaring van verdachte volgt dat het slachtoffer bij zijn lichaam en kleding is vastgepakt en vastgehouden. Vervolgens heeft verdachte een mes tegen de keel van het slachtoffer gedrukt. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee wel sprake geweest van geweld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 oktober 2019 te Witmarsum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, te weten onder meer een bankpas en een ID-kaart en een OV-kaart en een Ziekenfondspas en (ongeveer) 5 euro, en een pakje shag, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", en
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- met kracht aan het lichaam en de kleding heeft vastgepakt en vastgehouden en
- tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en
- een mes tegen de keel heeft gedrukt en gehouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de eis van de officier van justitie te matigen en verdachte niet een hogere straf op te leggen dan zijn medeverdachten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het rapport d.d. 3 januari 2020 van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 december 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarbij gebruik is gemaakt van een mes. De verdachten zijn daarbij voorbij gegaan aan de te verwachten psychische schade bij het slachtoffer. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het de nodige impact op het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank rekent voorgaande de verdachte aan.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De verdachte liep nog in een proeftijd maar dit heeft hem niet weerhouden om weer een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het plegen van een straatroof waarbij sprake is van recidive geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Als strafverzwarende omstandigheden heeft de rechtbank meegewogen dat het bewezenverklaarde in vereniging is gepleegd en daarbij gebruik is gemaakt van een wapen.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, noodzakelijk is omdat de aard en ernst van het feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie gelet op voornoemde oriëntatiepunten en voor verdere afwijking daarvan onvoldoende aanknopingspunten ziet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 103,79 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 800,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 903,79 gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 14 december 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf voor de duur van 100 uren waarvan 25 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 december 2017. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 januari 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat het een oude straf betreft.
De rechtbank is van oordeel dat nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, er voldoende grond aanwezig is om de vordering toe te wijzen en zal daarom de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/730210-19
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader(s) - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/194845-17
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 14 december 2017, te weten: een taakstraf voor de duur van 25 uren te vervangen voor 12 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2020.
mr. K. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.