ECLI:NL:RBNNE:2020:4641

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 januari 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
18/730213-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging met geweld, medeplegen, onvoorwaardelijke gevangenisstraf

Op 24 januari 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 2 oktober 2019 in Witmarsum, waar de verdachte samen met medeverdachten een slachtoffer heeft beroofd. De verdachte had een afspraak gemaakt met het slachtoffer, waarbij zij samen met medeverdachten naar Witmarsum reed. Tijdens deze ontmoeting werd het slachtoffer onder bedreiging van geweld en met een mes gedwongen om zijn portemonnee en andere waardevolle spullen af te geven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de diefstal met geweld, ondanks de verdediging die stelde dat er geen nauwe samenwerking was tussen de verdachte en de medeverdachten. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de verdachte bij het delict van zodanig gewicht dat deze als medeplegen kon worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en het feit dat de verdachte een first offender was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730213-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 januari 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 januari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.D. Postma, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer een bankpas en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een Ziekenfondspas) en/of (ongeveer) 5 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met haar
mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( met kracht) aan het lichaam en/of de kleding heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- ( met kracht) tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en/of
- een mes tegen/op de keel/hals heeft gedrukt en/of gehouden en/of
- de woorden heeft toegevoegd: "Nu wegwezen, anders steek ik je.", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) met een mes heeft gezwaaid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer een bankpas en/of een ID-kaart en/of een OV-kaart en/of een Ziekenfondspas) en/of (ongeveer) 5 euro, althans een hoeveelheid geld, en/of een pakje shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of
[medeverdachte 3], die [slachtoffer]
- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen." en/of
- de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan." en/of
- ( met kracht) aan het lichaam en/of de kleding heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of - (met kracht) tegen een auto heeft/hebben geduwd en/of tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of
- een mes tegen/op de keel/hals heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of - de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Nu wegwezen, anders steek ik je." en/of
- ( daarbij) met een mes heeft/hebben gezwaaid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 oktober 2019 te Witmarsum, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] af te spreken en/of een plan te maken om die [slachtoffer] te beroven en/of te mishandelen en/of aan te spreken op zijn gedrag, in elk geval met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] een treffen met die [slachtoffer] te organiseren en/of
- die [slachtoffer] (onder valse voorwendselen) via app-berichten te benaderen voor een afspraak om elkaar te treffen en/of (vervolgens)
- met die [slachtoffer] in Witmarsum (op een parkeerplaats) af te spreken en/of (vervolgens) - met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] in een auto naar de afgesproken (parkeer)plaats in Witmarsum te rijden en/of (vervolgens)
- alleen in die auto op die [slachtoffer] te wachten en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] aan te roepen en in die auto plaats te doen of laten nemen en/of (vervolgens) te verzoeken om de gordel om te doen en het portier te sluiten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Er is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar medeverdachten. Verdachte heeft niet gewild dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] meegingen en dat het ter plaatse anders is verlopen dan in eerste instantie was besproken. Wat zich vervolgens buiten de auto heeft afgespeeld, heeft zich onttrokken aan de invloedsfeer van verdachte. Daarnaast was er geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op het leveren van een bijdrage aan de diefstal met geweld. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens aangevoerd dat er geen sprake is geweest van dubbel opzet waardoor verdachte ook hiervan moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 10 januari 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 2 oktober 2019 samen met [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] 2019 naar Witmarsum gereden. Toen [slachtoffer] bij mij in de auto kwam zitten zei ik: “Kom maar op met die erfenis”. Onderweg in de auto hebben we wel dingen besproken.
In Witmarsum zijn de jongens uit de auto gestapt en bij de auto weggelopen. Ik ben op de bestuurdersstoel gaan zitten. [slachtoffer] kwam bij me in de auto zitten. Ik heb gezegd dat hij zijn gordel om moest doen. Toen [medeverdachte 3] naar de auto toekwam heeft [slachtoffer] de autodeur geopend en is hij uitgestapt. Ik heb gezien dat [medeverdachte 3] [slachtoffer] vasthield en daarna [medeverdachte 1] hem vasthield.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 153 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019262892 d.d. 15 oktober 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer], zakelijk weergegeven, onder meer:
Vandaag, op woensdag 2 oktober 2019, omstreeks 10:39 uur, kreeg ik een app-bericht
van de mij bekende [verdachte]. (…) We maakten een afspraak. (…) We spraken af om elkaar te zien in Witmarsum. Ze gaf aan, dat ze rond 21:20 uur , in Witmarsum zou zijn. (…) Toen ik daar om mij heen keek werd ik aangeroepen door [verdachte] vanuit de
deuropening van een Alfa Romeo. (…) Ik liep vervolgens door naar die auto toe en opende de portier aan de passagierszijde van de auto. Ik ging vervolgens naast [verdachte] in de auto zitten. (…) Vervolgens keek ik door het voorraam en de zijramen van de auto. Ik zag toen drie mensen aan komen lopen uit twee verschillende richtingen. Ik zag dat [medeverdachte 3] uit de steeg naast de snackbar kwam lopen. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uit de richting van de oude Friesland Bank kwamen lopen. Ik hoorde, dat [verdachte] tegen mij zei, dat ik maar beter kon blijven zitten. Ik zag dat de personen die op de auto toeliepen, de mij bekende [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en een jongen die ik ken als [medeverdachte 3] waren. Ik schrok mij dood en dacht wat is dit. (…) Ik wilde vervolgens snel uit de auto stappen.
Direct nadat ik uit de auto was gestapt werd ik door [medeverdachte 3] weer terug geduwd in de
auto. Ik probeerde met kracht te voorkomen dat ik door [medeverdachte 3] weer in de auto zou
worden geduwd. Hij duwde mij met zijn handen en lichaam met kracht tegen de auto aan.
Ik kon geen kant uit. Ik stond klem tussen het geopende portier van de auto en de
auto en [medeverdachte 3] blokkeerde de ruimte om te vluchten. Ik zag en merkte vervolgens, dat
[medeverdachte 1] mij vastgreep met zijn linkerhand en mij een mes op de keel zette, dat hij
vasthield in zijn rechterhand. Ik voelde dat [medeverdachte 1] het mes met het scherpe gedeelte
met kracht op mijn keel drukte. Ik had het gevoel dat als ik mij zou bewegen ik een
diepe snijwond in mijn keel zou krijgen. Ik heb mij dan ook niet bewogen en heb
volledig mee gewerkt.. Ik hoorde, dat [medeverdachte 1] riep: "Jij wou mij neersteken, jij wou mij
neersteken". Terwijl [medeverdachte 1] mij vasthield zag en voelde ik dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]
tegelijkertijd spullen bij mij uit de broekzakken haalden. Ik zag dat [medeverdachte 3] de
portemonnee en de losse 5 euro uit mijn rechter broekzak haalde en dat [medeverdachte 2] het
pakje shag, van het merk Drum uit mijn linker broekzak haalde. (…)
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 januari 2020, opgemaakt ter terechtzitting van de meervoudige kamer, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1], zakelijk weergegeven, onder meer:
[medeverdachte 3] heeft me op 2 oktober 2019 gebeld en vroeg of ik meeging. Ik ben meegegaan en [medeverdachte 2] ging mee. Ik had een mes meegenomen en die heb ik in de auto aan de anderen laten zien. [medeverdachte 3] heeft het mes in handen gehad. Ze hebben alle drie het mes gezien. Ik zat met [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] in de auto. In de auto hebben we doorgenomen wat we zouden doen. Vanaf de parkeerplaats ben ik met [medeverdachte 2] om de kerk gelopen. Toen we terugliepen had [medeverdachte 3] [slachtoffer] al vast. Ik heb [slachtoffer] daarna gepakt en het mes op zijn keel gezet. Vervolgens heeft [medeverdachte 3] [slachtoffer] weggestuurd. We zijn in de auto gestapt. [medeverdachte 3] heeft de portemonnee van [slachtoffer] aan [verdachte] gegeven en zij heeft gekeken wat daar in zat. Zij heeft de portemonnee uit de auto gegooid.
In de auto hadden we besproken dat ik [slachtoffer] in bedwang zou houden en zij zouden spullen pakken. [medeverdachte 3] en [verdachte] zeiden dat [slachtoffer] geld bij zich zou hebben. [medeverdachte 2] en ik zouden een deel van het geldbedrag krijgen. In de auto is iets gezegd over een bedrag van € 300,- of € 400,- dat [verdachte] van [slachtoffer] zou moeten krijgen. Ik heb gezien dat [medeverdachte 3] zijn handen in de zak van [slachtoffer] heeft gehad.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 januari 2020, opgemaakt ter terechtzitting van de meervoudige kamer, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven, onder meer:
Op 2 oktober 2019 werden [medeverdachte 1] en ik meegenomen naar Witmarsum. In de auto is besproken wat er zou gaan gebeuren. [verdachte] moest geld hebben van [slachtoffer]. Afgesproken was dat we uit de auto zouden gaan. [slachtoffer] zou dan bij [verdachte] in de auto komen. In de auto heb ik een mes gezien. Iedereen in de auto heeft dat mes gezien. [medeverdachte 1] heeft het mes voor in de auto getoond. [medeverdachte 3] en [verdachte] zaten voor in de auto. In Witmarsum zijn [medeverdachte 1] en ik omgelopen. [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer] beetgepakt. Hierna kwamen wij erbij. [medeverdachte 1] heeft het mes tegen de borst van [slachtoffer] gehouden. [medeverdachte 3] heeft de portemonnee uit de broekzak van [slachtoffer] gepakt en ik heb een pakje shag uit de broekzak gepakt. [verdachte] heeft gezegd dat wij een deel van het geld zouden krijgen. Er is iets gezegd over een bedrag van € 400,-. [medeverdachte 3] heeft het mes in de auto vastgehouden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 oktober 2019, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3], zakelijk weergegeven, onder meer:
A: Ik heb de bijrijdersdeur waar [slachtoffer] zat open gedaan. Hij stapte gelijk uit. Ik heb tegen hem gezegd: “ik had eigenlijk je tanden eruit moeten slaan, maar jij gaat echt dat meisje terugbetalen”. (…)
V: Wat hoorde je?
A: Ik hoorde [medeverdachte 1] tegen [slachtoffer] zeggen: “je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan” ofzo iets. (…)
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte heeft een relatie gehad met het slachtoffer [slachtoffer] en hij was haar - volgens verdachte - geld schuldig. Om het geld terug te krijgen heeft verdachte een afspraak met [slachtoffer] gemaakt. Zij heeft medeverdachte [medeverdachte 3] gevraagd met haar mee te gaan. [medeverdachte 3] heeft vervolgens [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] erbij betrokken door hen mee te nemen naar Witmarsum. Met z’n vieren zijn ze met de auto vanuit Leeuwarden naar Witmarsum gereden en tijdens deze rit is besproken wat er zou gaan gebeuren. Ook is tijdens deze rit een mes getoond door medeverdachte [medeverdachte 1] aan alle inzittenden. Op de parkeerplaats in Witmarsum hebben de drie medeverdachten de auto verlaten en is verdachte in de auto blijven zitten en heeft zij [slachtoffer] bij haar in de auto laten plaatsnemen en hem gevraagd de gordel om te doen. Medeverdachte [medeverdachte 3] is naar de auto gekomen waarop het slachtoffer uit de auto is gestapt. [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben het slachtoffer direct naast de auto met geweld en onder bedreiging van geweld goederen afgenomen. De drie medeverdachten hebben nadien weer plaatsgenomen in de auto en samen zijn ze weer richting Leeuwarden gereden. Onderweg heeft verdachte de weggenomen portemonnee van het slachtoffer bekeken en alles wat van hem is weggenomen uit de auto gegooid.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering van het moment van de diefstal met geweld en de bedreiging daarmee, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
(voorwaardelijk) opzet
Uit het dossier en hetgeen verdachte heeft verklaard over het gebeurde blijkt niet dat verdachte willens en wetens met haar medeverdachten met geweld en onder bedreiging met geweld goederen heeft weggenomen bij het slachtoffer, met andere woorden: ‘vol opzet’ op dat gevolg heeft gehad. De vraag die vervolgens gesteld moet worden is of de verdachte voorwaardelijk opzet op de diefstal met geweld en bedreiging met geweld heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier diefstal met (bedreiging) van geweld – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, met in het bijzonder gelet op het meenemen van medeverdachte [medeverdachte 1] waarvan verdachte wist dat deze een probleem had met aangever en hem daarom wilde spreken, en de aanwezigheid van een mes, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er geweld gebruikt zou gaan worden en het slachtoffer bedreigd zou worden. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Het primair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 2 oktober 2019 te Witmarsum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, te weten onder meer een bankpas en een ID-kaart en een OV-kaart en een Ziekenfondspas en (ongeveer) 5 euro, en een pakje shag, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met haar mededaders, die [slachtoffer]
- de woorden heeft toegevoegd: "Ik had je eigenlijk je tanden er uit moeten slaan, maar je gaat echt dat meisje terugbetalen.", en
- de woorden heeft toegevoegd: "Je zou me toch neersteken, je zou me toch neersteken? Doe het dan.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- met kracht aan het lichaam en de kleding heeft vastgepakt en vastgehouden en
- tegen een auto heeft geduwd en/of tegen het lichaam heeft geduwd en
- een mes tegen de keel heeft gedrukt en gehouden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de strafmaat aangevoerd dat verdachte first offender is en bij detentie haar baan zal verliezen. Hij heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen met daarnaast een taakstraf en indien dat nodig wordt geacht, een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 december 2019, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld waarbij gebruik is gemaakt van een mes. De verdachten zijn daarbij voorbij gegaan aan de te verwachten psychische schade bij het slachtoffer. Uit de onderbouwing van de vordering tot schadevergoeding blijkt dat het de nodige impact op het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank rekent voorgaande de verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het plegen van een straatroof geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Als strafverzwarende omstandigheden heeft de rechtbank meegewogen dat het bewezenverklaarde in vereniging is gepleegd en daarbij gebruik is gemaakt van een wapen.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, noodzakelijk is omdat de aard en ernst van het feit door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie gelet op voornoemde oriëntatiepunten en voor verdere afwijking daarvan onvoldoende aanknopingspunten ziet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 103,79 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 800,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van
€ 903,79 gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij heeft met betrekking tot de immateriële schade verzocht het bedrag te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019. De rechtbank acht een bedrag van € 800,- voor vergoeding van immateriële schade redelijk in verband met de ernst en de impact van het feit op de benadeelde partij.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien haar medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikel 14a, 14b, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Bepaalt dat (van) deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/730213-19:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van €
903,79(zegge: negenhonderdendrie euro en negenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met haar mededader(s) - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 103,79 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2020.
mr. K. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.