ECLI:NL:RBNNE:2020:4635

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
18/020402-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onvoldoende bewijs en betrouwbaarheid van aangiften

Op 29 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1968, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarige slachtoffers. De zaak kwam ter terechtzitting op 15 december 2020, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. W.G. ten Have. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra. De tenlastelegging betrof ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], beiden minderjarig. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de handelingen met [slachtoffer 2] en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de handelingen met [slachtoffer 1]. De verdediging pleitte voor vrijspraak, wijzend op de inconsistenties in de verklaringen van de slachtoffers en het gebrek aan ondersteunend bewijs.

De rechtbank oordeelde dat de aangiften van de slachtoffers niet betrouwbaar waren. De verklaringen waren beïnvloed door suggestieve vragen van ouders en de jeugdige leeftijd van de slachtoffers. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd op 29 december 2020 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/020402-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 december 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] aan [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 december 2020. Verdachte, ter zitting niet verschenen, is vertegenwoordigd door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2019 te Ter Apel, in de gemeente Westerwolde, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2009) en/of met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2014), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de (blote) billen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het ten laste gelegde voor zover het de ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2] betreft. Daartoe heeft zij aangevoerd dat deze gedragingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde voor zover het ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] betreft tot een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 1] spontaan tot stand is gekomen en wordt ondersteund door de overige verklaringen in het politiedossier.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onderling van elkaar afwijken en bovendien niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Als vaststaand wordt aangenomen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 27 oktober 2019 op de scooter van verdachte zijn geklommen en daarop hebben gezeten, terwijl verdachte daarbij aanwezig was en de scooter vasthield. Verdachte heeft ontkend dat hij daarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft betast zoals ten laste is gelegd. De vraag die ter beoordeling voorligt, is of de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zoals die zijn opgenomen in de aangiften betrouwbaar zijn en dus bruikbaar voor het bewijs. Daarvoor is onder meer van belang hoe de aangiften tot stand zijn gekomen en ook in hoeverre de aangiften worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De moeder van [slachtoffer 1] heeft in de aangifte verklaard dat [slachtoffer 1] haar heeft verteld dat hij bij verdachte op de scooter heeft gezeten, waarna zij hem meteen vroeg
'En wat heeft hij dan bij jou gedaan op de scooter?' waarop [slachtoffer 1] heeft geantwoord
'we zijn een rondje gaan rijden op de scooter en toen heeft [verdachte] met zijn hand bij mij in de broek gezeten'. Uit de verklaring van de vader van [slachtoffer 1] blijkt, dat de ouders van [slachtoffer 1] vóór de ten laste gelegde pleegdatum wisten dat verdachte vanwege zijn zedenverleden niet alleen bij kinderen mocht zijn, en dat zij [slachtoffer 1] uit de buurt van verdachte hielden. Gelet op deze wetenschap acht de rechtbank de vraag die de moeder aan [slachtoffer 1] heeft gesteld suggestief en sturend, gericht op een verwacht antwoord. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] gelet op zijn leeftijd beïnvloedbaar mag worden geacht. De rechtbank acht daarom de verklaring van [slachtoffer 1] , zoals die is opgenomen in de aangifte van zijn moeder, niet zonder meer betrouwbaar. De rechtbank betrekt daarbij dat [slachtoffer 1] tijdens het studioverhoor op de vraag hoe het verder ging nadat ze op de scooter waren geklommen heeft aangeven het niet meer te weten. [slachtoffer 1] heeft in het studioverhoor - anders dan kennelijk tegenover zijn ouders - niets verklaard over de manier waarop verdachte hem zou hebben betast en over het rijden op de scooter.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
De vader van [slachtoffer 2] is – via [slachtoffer 2] moeder – gealarmeerd door een getuige die naar haar zeggen de situatie (van twee jongetjes op het schoolplein bij een man met een scooter) niet vertrouwde. De vader van [slachtoffer 2] heeft in de aangifte verklaard dat [slachtoffer 2] hem in eerste instantie heeft verteld dat er niets was gebeurd tussen verdachte en [slachtoffer 2] . De vader dacht dat [slachtoffer 2] niet de waarheid vertelde, werd boos op hem en heeft aangedrongen om te vertellen wat is gebeurd. Daarop heeft [slachtoffer 2] verteld dat verdachte hem heeft betast door diens hand in de broek van [slachtoffer 2] te doen. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op het voorgaande en op de zeer jeugdige leeftijd van [slachtoffer 2] niet uit te sluiten dat de verklaring van [slachtoffer 2] onder druk van zijn vader tot stand is gekomen. De rechtbank acht om die reden de verklaring van [slachtoffer 2] zoals in de aangifte is opgenomen niet zonder meer betrouwbaar en is van oordeel dat deze verklaring niet aan het bewijs kan bijdragen. Dit klemt te meer nu [slachtoffer 2] tijdens het studioverhoor heeft verklaard dat verdachte aan zijn billen heeft gezeten maar dat dit over zijn kleding is geweest en ook dat verdachte hem een tik op de billen gaf, hetgeen substantieel afwijkt van dat wat zijn vader in de aangifte heeft verklaard. Daarbij komt dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niet is betast door verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de aangiften onvoldoende betrouwbaar zijn en onvoldoende ondersteuning vinden in het dossier.

Benadeelde partij

Namens [slachtoffer 2] heeft zijn moeder, [naam] , het formulier Schadevergoeding benadeelde partij ondertekend en ingediend. Zij heeft geen schadebedrag genoemd. De rechtbank gaat er om die reden van uit dat geen vordering is ingediend.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 december 2020.
Mrs. Nolta en Venema zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.