ECLI:NL:RBNNE:2020:4633

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
17/171046
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf van kinderen in een problematische opvoedingssituatie met ernstige echtscheidingsstrijd tussen ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw en een man over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kinderen. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te vestigen, omdat zij van mening was dat de kinderen ernstig klem zaten in de huidige opvoedingssituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al jarenlang een ernstige echtscheidingsstrijd tussen de ouders bestaat, die ondanks verschillende hulpverleningsinspanningen niet is opgelost. De man heeft verweer gevoerd en stelde dat de huidige situatie stabiel is en dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats niet in het belang van de kinderen zou zijn.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De kinderen stonden sinds 2017 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat dit negatieve gevolgen heeft voor de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de wensen van de kinderen, die aangaven dat zij bij hun moeder willen wonen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het in het belang van de kinderen is dat hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw komt te liggen. Tevens is er een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal per twee weken bij de man verblijven. De rechtbank heeft de GI de regie gegeven over de uitvoering van deze wijziging en de zorgregeling. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/171046 / FA RK 20-83
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 9 december2020
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.R. Rauwerda, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. D. van der Wal, kantoorhoudende te Drachten.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertifieerde instelling
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden (hierna: de GI).

1.Procesverloop

1.1.
De vrouw heeft op 21 januari 2020 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift ingediend en verzocht te bepalen dat:
I. de kinderen voortaan hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben en op haar adres staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
II. indien de hoofdverblijfplaats van de kinderen wordt gewijzigd, er een omgangsregeling tussen de man en de kinderen zal gelden, inhoudende dat de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de man verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
III. de vrouw voortaan alleen belast is met het gezag over de kinderen;
IV. de man te veroordelen in de kosten van dit geding;
V. de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te bepalen.
1.2.
De man heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- een brief met bijlagen d.d. 17 maart 2020 van de GI;
- een brief met bijlage d.d. 3 september 2020 van de man;
- een brief met bijlagen d.d. 7 september 2020 van de vrouw;
- een brief met bijlagen d.d. 11 september 2020 van de GI.
1.4.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 14 september 2020.
Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Rauwerda;
- de man, bijgestaan door mr. Van der Wal, en
- mevrouw [naam] namens de GI.
1.5.
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van:
- een brief d.d. 28 september 2020 van de vrouw;
- een brief d.d. 28 september 2020 van de man;
- een brief d.d. 29 september 2020 van de vrouw;
1.6.
[minderjarige 1] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter gehoord.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest.
2.2.
De minderjarige kinderen van de man en de vrouw zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2008 in de gemeente [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2010 in de gemeente [geboorteplaats] .
2.3.
De man en de vrouw zijn belast met het gezamenlijk gezag over de kinderen.
2.4.
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de man en hebben omgang met de vrouw eens per veertien dagen van woensdagmiddag tot zondagavond.
2.5.
De kinderen staan sinds 16 juni 2017 onder toezicht van de GI.

3.Motivering en beoordeling

Standpunt van de vrouw
3.1.
Ter onderbouwing van haar verzoeken heeft de vrouw gesteld dat sprake is van een ernstige echtscheidingsstrijd tussen partijen die, ondanks de inzet van meerdere hulpverleningsinstanties, nog steeds niet is gestopt. Er zijn veel gerechtelijke procedures gevoerd. Ook hebben partijen geprobeerd via mediation en een gezamenlijk traject bij Fier hun onderlinge verstandhouding en communicatie te verbeteren. Dat is niet gelukt; ook niet met systeemtherapie bij Comperio en het KKE. De vrouw stelt dat de man haar overal buiten probeert te houden. Hierdoor is het voor haar onmogelijk om betrokken te zijn bij belangrijke beslissingen omtrent de kinderen. Ook komt de man regelmatig de vastgestelde omgangsregeling tussen de vrouw en de kinderen niet na en schort hij deze eenzijdig op. Daar zijn meerdere gerechtelijk procedures over gevoerd. Dwangsommen die in meerdere kort gedingprocedures aan de man zijn opgelegd lijken weinig invloed op hem te hebben. De man trekt zich ook weinig aan van de door de kinderrechter bekrachtigde schriftelijke aanwijzingen van de GI. De starre houding van de man blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat de man geen omgang toestaat als er bij uitzondering een keer geen school is, omdat in de beschikking over de zorgregeling ‘na schooltijd’ is opgenomen. Een ander voorbeeld is dat de vrouw [minderjarige 2] op zijn verjaardag wilde bellen, maar daar van de man geen gelegenheid voor kreeg. De vrouw stelt dat dit voor [minderjarige 2] onbegrijpelijk moet zijn geweest.
De man blijft volledig zijn eigen gang gaan en werkt niet samen met de gezinsvoogd, aldus de vrouw. Zo heeft de man lange tijd geen toestemming willen geven voor noodzakelijke diagnostiek van de kinderen.
3.2.
De vrouw vindt dat de kinderen zich op een veilige en gezonde manier moeten kunnen ontwikkelen. De vrouw heeft zich hier de laatste jaren voor ingezet, maar voelt zich daarin beperkt door de man. De vrouw betreurt het dat partijen op deze manier met elkaar om moeten gaan en begrijpt niet waarom de man deze houding aanneemt. De vrouw heeft er geen vertrouwen in dat de situatie zich ten goede keert. Het gaat al jaren zo. Voor haar is de maat vol. De vrouw is van mening dat een wijziging van het hoofdverblijf van de kinderen de enige manier is om de situatie te doorbreken. De vrouw verzoekt daarbij een zorgregeling tussen de man en de kinderen vast te leggen. Vanuit IAG is geadviseerd daarbij een opbouw te hanteren. De vrouw kan zich vinden in dat advies.
Standpunt van de man
3.3.
De man heeft verweer gevoerd. De man concludeert primair tot afwijzing van de verzoeken van de vrouw. De man bestrijdt de verwijten die de vrouw hem maakt. Hij kiest ervoor daar niet in detail op in te gaan. Hij heeft steeds gedaan wat in zijn ogen in het belang van de kinderen was. De man heeft zich zeer kritisch opgesteld tegenover de hulpverlening, maar sinds ongeveer twee jaar is hij meegaander geworden. De door de vrouw gewenste wijziging in hoofdverblijf en zorgregeling moet gebaseerd zijn op de actuele situatie en niet op die van jaren geleden. De man erkent dat de communicatie tussen partijen stroef verloopt.
3.4.
Volgens de man is het voor de kinderen nodig dat partijen beter gaan communiceren en dat niet voortdurend de strijd wordt opgezocht. Hij stelt dat de vrouw met het aangaan van de onderhavige procedure de strijd tussen partijen verder aanwakkert.
In mei 2017 is er een onderzoek gedaan door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) en in december 2018 is het hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man bepaald. Ondertussen is er nog steeds strijd tussen de ouders. Indien de hoofdverblijfplaats of het gezag wordt gewijzigd, zal dit niets oplossen. De kinderen wonen al jarenlang bij de man en de situatie is stabiel. Volgens de man worden de kinderen er niet beter van als hun hoofdverblijf wijzigt conform het verzoek van de vrouw. Hij stelt dat haar financiële situatie zeer zorgelijk is en dat sprake is van onzekere huisvesting. Subsidiair verzoekt de man de rechtbank een raadsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten om nader onderzoek te doen.
Mening van de GI
3.5.
De gezinsvoogd heeft gesteld dat volgens de GI de oplossing van de problematiek is gelegen in een gedragsverandering bij de ouders. De GI heeft geconstateerd dat tot op heden de communicatie tussen partijen niet is verbeterd en dat er nog steeds sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen. Ter zitting heeft de GI aangegeven dat het aan partijen is om de onderlinge communicatie te verbeteren. Er is systeemtherapie in gang gezet. Er moet rust komen bij de kinderen. De gezinsvoogd heeft wel gedacht aan co-ouderschap. Dat zou de positie van de ouders gelijk trekken. Maar dan moet er ook een mediationtraject zijn.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2]
3.6.
Uit de stukken van de GI volgt - kort samengevat - dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] al jaren strijd ervaren tussen de ouders. Bij beide jongens zijn de gevolgen daarvan zichtbaar.
Er zijn concrete zorgen over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Zij zitten in een tweestrijd; ze willen geen van beide ouders afvallen.
[minderjarige 1] heeft, mogelijk ten gevolge van zuurstoftekort bij de geboorte, een hersenbeschadiging. Daardoor heeft hij spraak- en oogproblemen en minder spierkracht in zijn rechter lichaamshelft. Hij heeft behandeling in revalidatiecentrum [naam school] en zit daar op de mytylschool. Door de problematiek tussen de ouders heeft [minderjarige 1] geen optimale behandeling kunnen krijgen; een toegenomen achterstand had kunnen worden voorkomen. [minderjarige 1] is vaak erg verdrietig.
[minderjarige 2] is erg gesloten. Op school wordt gezien dat hij niet in staat is conflicten op te lossen. Hij zoekt daarbij geen hulp en als het hem te veel wordt kan het voorkomen dat hij huilend in een hoekje zit. Hij laat zich op school niet uit over zijn thuissituatie. Als ‘thuis’ ter sprake komt sluit hij zich af. [minderjarige 2] praat niet over wat hem dwars zit. Zijn hoofd zit vol waardoor hij moeite heeft de lesstof tot zich te nemen.
Hoofdverblijf
3.7.
De rechtbank heeft overwogen een raadsonderzoek te gelasten, maar zal daarvan afzien, omdat de rechtbank zich voldoende geïnformeerd acht om een beslissing te kunnen nemen op de verzoeken. De GI heeft ter zitting ook verklaard geen meerwaarde te zien in een onderzoek van de RvdK nu er al zoveel informatie is. De problematiek is glashelder en ook al jaren duidelijk: de ouders hebben een ernstig verstoorde relatie, hardnekkige en forse communicatieproblemen en geen vertrouwen in elkaar. De ouders laten zich leiden door hun eigen gevoelens en emoties en hebben daardoor onvoldoende oog voor de gevoelens en de emoties van de kinderen, zo blijkt bijvoorbeeld uit het psychodiagnostisch onderzoek van juni 2020. De ouders doen de kinderen hiermee tekort, ook al is dat voor beide ouders niet de bedoeling. De kinderen hebben te kampen met een loyaliteitsconflict en laten op sommige gebieden probleemgedrag zien; er zijn signalen die duiden op een scheefgroei in hun ontwikkeling, zo blijkt ook uit het psychodiagnostisch onderzoek. De zorgen zien, los van de hiervoor beschreven problematiek, niet op de afzonderlijke opvoedingssituaties bij de vrouw en haar partner of de man en zijn partner. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het verweer van de man dat de opvoedsituatie bij de vrouw niet goed zou zijn.
3.8.
De rechtbank overweegt voorts dat [minderjarige 1] in het gesprek met de rechter duidelijk is geweest in zijn wens. De rechter mocht naar aanleiding van dat gesprek alleen aan de ouders vertellen dat hij bij zijn moeder wil wonen, dat hij zich in het algemeen niet vrij voelt om iets te zeggen en dat het het gemakkelijkste is dat een van de ouders het gezag heeft of gezamenlijk, maar dan moet er iemand tussen zitten. [minderjarige 1] heeft de rechter nog meer verteld, maar hij wilde niet dat de rechter dat zou prijsgeven. Hieruit wordt naar het oordeel van de rechtbank op z’n minst pijnlijk duidelijk hoe lastig de situatie is voor [minderjarige 1] . [minderjarige 1] kwam authentiek op de rechter over. De rechtbank ziet daarvan een bevestiging in het psychodiagnostisch onderzoek. [minderjarige 1] heeft een vragenlijst ingevuld waarin hij kan aangeven hoe hij zijn opvoedingssituatie beoordeelt. Daaruit blijkt dat [minderjarige 1] bij de moeder vanuit haar veel positieve basisgevoelens ervaart en dat de moeder een liefdevolle houding heeft. [minderjarige 1] kan goed met haar opschieten, hij wordt door haar getroost en zij is zichtbaar trots op haar. Hij begrijpt niet altijd waarom hij iets niet mag, maar voelt zich wel begrepen door haar. Hij vindt het leuk als zij iets uitlegt en vindt haar nooit vervelend. Bij de vader ervaart [minderjarige 1] een weinig liefdevolle houding vanuit de vader en dat hij niet voldoende positieve basisgevoelens aan hem laat merken. Volgens [minderjarige 1] gaat de vader onvoldoende adequaat om met het oplossen en voorkomen van problemen en meningsverschillen. Volgens [minderjarige 1] begrijpt de vader hem niet goed, denkt vader dat [minderjarige 1] nooit zelf iets kan en luistert hij niet naar de vader als hij hem iets verbiedt.
3.9.
De rechtbank stelt vast dat er tussen partijen over de kinderen veel procedures zijn gevoerd. In die procedures is meerdere keren het grote belang van hulp aan de ouders bij het verbeteren van hun onderlinge communicatie en herstel van het onderlinge vertrouwen aan de orde gekomen om zo een einde te maken aan de stress, de onrust en de loyaliteitsproblematiek van de kinderen. Ter zitting heeft de rechtbank partijen voorgehouden dat het er niet op lijkt dat het voeren van die procedures heeft geleid tot een oplossing van de geschilpunten tussen hen. Discussies zijn blijven bestaan en/of de beslissingen worden niet nagekomen. Aan de man is meerdere malen in kort geding een dwangsom opgelegd voor het geval hij de zorgregeling niet nakomt. Hij is er in de gevoerde procedures meerdere keren door de rechtbank op gewezen dat rechterlijke uitspraken en aanwijzingen van de gezinsvoogd dienen te worden nageleefd. In mei 2020 is nog een kort geding aanhangig geweest. Uit het vonnis van 13 mei 2020 volgt dat de man na de corona uitbraak in Nederland de kinderen twee maanden lang niet voor omgang naar de vrouw heeft laten gaan, dat er slechts vier beeldbelmomenten zijn geweest tussen de kinderen en de vrouw, die zeer moeizaam tot stand kwamen en waarbij het nog maar de vraag is of de kinderen zich vrij voelden in die contactmomenten omdat de man en diens partner op de achtergrond aanwezig waren en dat hij na versoepeling van de maatregelen hervatting van de zorgregeling - tegen de adviezen van de GI in - heeft tegengehouden. De voorzieningenrechter heeft toen overwogen dat het erop lijkt dat de lijn van de afgelopen jaren, waarin veel procedures tussen partijen zijn gevoerd en de vrouw meermalen nakoming van een zorgregeling heeft moeten afdwingen, nog steeds wordt doorgezet, zelfs of juist in de bijzondere omstandigheden van dat moment, waarin het belang van de kinderen vanwege heersende onzekerheden op meerdere leefgebieden, als basis is gelegen in stabiel en structureel contact met beide ouders. De voorzieningenrechter heeft toen reden gezien om de kinderen te compenseren in de tijd die zij niet met hun moeder hebben kunnen doorbrengen. Er zijn toen weer dwangsommen aan de veroordeling verbonden. De man is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. Tijdens de zitting liep die procedure nog. Uit deze beschrijving blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de man, zoals hij zelf stelt, de laatste jaren veel meegaander is geworden.
3.10.
In het kader van de diverse procedures en in het kader van de ondertoezichtstelling zijn meerdere hulpverleningstrajecten ingezet om de problematiek van het gezamenlijk ouderschap op te lossen dan wel daarin verbetering te brengen. Ouders hebben hieraan gewerkt, maar hebben het tij tot nu toe niet weten te keren. Vanaf 2014 hebben partijen bijna elk jaar een dergelijk traject gevolgd. Zo hebben zij bemiddelingstrajecten danwel systeemtherapie gevolgd bij een mediator, Fier, het KKE, Comperio en Invia. Tekenend voor de ernst en het schrijnende van de situatie is dat de mytylschool van [minderjarige 1] aan de bel heeft getrokken bij de GI, omdat het schoolteam zich zorgen maakt over het feit dat de jarenlange structureel onveilige thuissituatie van [minderjarige 1] voortduurt en leidt tot fysieke en emotionele schade. Vanaf augustus 2018 is volgens de school, de samenwerking met en tussen de ouders van dien aard dat geen sprake meer is van een adequaat en gedragen behandelplan voor [minderjarige 1] . Er is een gezamenlijk gesprek geweest met de maatschappelijk werker en de revalidatiearts vanuit de school, de ouders en de GI. Vervolgens is een tweede gesprek gevoerd waarbij ook de vertrouwensarts aanwezig was. Er zijn toen minimale afspraken gemaakt om het overleg tussen de ouders weer op gang te krijgen. Die zijn volgens de school niet nagekomen, terwijl sprake was van toenemende zorgen over escalerende problemen. Op basis daarvan doet de school in juni 2020 - nota bene tijdens een lopende ondertoezichtstelling - een zorgmelding bij Veilig Thuis.
3.11.
Ter zitting is een nieuw bemiddelingstraject toch ook weer aan de orde gekomen. Misschien was het moment daar om met een dergelijk traject tot verbetering van de situatie voor de kinderen te komen.
Misschien ook zou een meer gelijke verdeling van de verblijfstijd van de kinderen bij de ouders als voorlopige regeling een optie zijn om iets te doorbreken en enigszins gehoor te geven aan de wens van [minderjarige 1] . Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om daarover na te denken en de rechtbank vervolgens te berichten. Partijen hebben de rechtbank bericht dat zij daarover niet tot afspraken hebben kunnen komen. De rechtbank zal daarom beslissen op de verzoeken van partijen
3.12.
De rechtbank is met de GI van oordeel dat bij de ouders een gedragsverandering nodig is om de opvoedingssituatie in zijn geheel voor de kinderen beter te maken. De rechtbank heeft er echter geen vertrouwen in dat dat lukt met systeemtherapie of een ander hulpverleningstraject. De rechtbank kan de ogen niet sluiten voor alles wat al geprobeerd is en zal dat ook niet doen.
3.13.
Gezien de vele procedures, de vele pogingen om met hulp de ouderrelatie te verbeteren en de al meerdere jaren lopende ondertoezichtstelling waarin absoluut oog is voor de problematiek in het systeem, ziet de rechtbank in een ingrijpende wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een mogelijkheid om tot een wijziging van de situatie te komen. Mogelijk zorgt dat voor een dynamiek die verandering teweeg kan brengen en leidt dat tot een begin van een gedragsverandering bij de ouders die nodig is om tot een oplossing te komen. Het zal waarschijnlijk niet de feitelijke wijziging van het verblijf
op zichzijn waardoor een wezenlijke verandering tot stand komt, maar de wijziging kan misschien wel een wijziging van de problematiek
tot gevolghebben.
De rechtbank is van oordeel dat de kinderen een dergelijke forse ingreep aankunnen. Wat zij niet aankunnen is continuering van de huidige situatie. Er moet iets gebeuren. De rechtbank heeft geen aanleiding om te denken dat een nieuw hulpverleningstraject opeens wel zal werken. Bovendien kunnen de kinderen niet langer wachten op het eventuele effect daarvan.
3.14.
De wijziging geldt voor beide kinderen. Voor hen geldt immers dezelfde reden, maar los daarvan vindt de rechtbank het belangrijk dat zij niet ook nog eens van elkaar worden gescheiden.
3.15.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de kinderen dat zij hun hoofdverblijfplaats krijgen bij de vrouw. Nu de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vrouw wordt bepaald, zal de rechtbank een zorgregeling tussen de man en de kinderen vaststellen.
Zorgregeling
3.16.
De vrouw heeft verzocht een zorgregeling tussen de man en de kinderen vast te stellen, inhoudende dat de kinderen eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de man verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.
3.17.
De man heeft geen verweer gevoerd op dit verzoek. Hij heeft zijn verweer toegespitst op de verzochte wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Nu de hoofdverblijfplaats zal worden gewijzigd, ziet de rechtbank aanleiding om een zorgregeling vast te stellen en ziet zij geen bezwaren tegen de door de vrouw verzochte zorgregeling. De rechtbank zal die regeling vastleggen. De rechtbank heeft geen aanleiding te veronderstellen dat de vrouw de zorgregeling niet zal nakomen. Los daarvan zal zij zich zeker (moeten) realiseren hoe belangrijk het is dat de kinderen erop kunnen vertrouwen dat zij op de afgesproken tijden naar de man gaan.
3.18.
De rechtbank vindt het in het belang van de kinderen wenselijk dat de GI de regie heeft in de uitvoering van de wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling. Met de kerstvakantie in zicht lijkt dat een natuurlijk moment om van hoofdverblijf en - voor [minderjarige 2] waarschijnlijk - van school te wisselen, maar wellicht dient de wijziging meteen plaats te vinden. Dat laat de rechtbank over aan de GI, maar de uiterste datum waarop de verhuizing van de kinderen moet plaatsvinden is de dag voor het laatste weekend van de kerstvakantie 2020. Voorts moet wellicht na feitelijke wijziging van het hoofdverblijf een opbouw van de zorgregeling in acht worden genomen. In het hulpverleningstraject van IAG is geopperd dat het van belang is om bij een wijziging van het hoofdverblijf de eerste vier weken geen omgang met de andere ouder te hebben. De rechtbank zal de GI ook daarin de regie geven. De rechtbank is daarbij wel van oordeel dat, zo snel als dat in het belang van de kinderen wenselijk is, de zorgregeling van start dient te gaan.
Gezamenlijk gezag
3.19.
Ten aanzien van het verzoek van de vrouw haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten, overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding van het huwelijk op verzoek van één van de ouders bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen of wijziging anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. De kinderen zitten vanwege de hiervoor beschreven problematiek, naar het oordeel van de rechtbank, duidelijk klem tussen de ouders. Echter, de rechtbank sluit voor de nabije toekomst de zo noodzakelijke gedragsverandering bij de ouders niet uit en is van oordeel dat een gezagswijziging nu (nog) niet aan de orde is. Eerst zal het effect van de wijziging van het hoofdverblijf moeten worden afgewacht. De rechtbank zal de zaak daarvoor niet aanhouden, omdat de rechtbank het in het belang van partijen en de kinderen vindt dat er geen procedure meer loopt bij de rechtbank. Partijen moeten zich concentreren op de nieuwe situatie en daarvan het beste maken. De rechtbank wil de ouders hun juridische positie ten aanzien van het gezag in stand houden, omdat dat is waarnaar zij moeten gaan handelen. De ouders houden allebei zielsveel van hun kinderen. Dat is voor de rechtbank zeker duidelijk geworden, maar zij zullen elkaar wel in hun ouderschap moeten gaan vinden. De stiefouders mogen in dat verband ook niet worden vergeten. Zij hebben allebei een belangrijke rol in het leven van de kinderen, zo blijkt ook uit het psychodiagnostisch onderzoek.
Proceskosten
3.20.
Zoals gebruikelijk in zaken met een familierechtelijk karakter zal de rechtbank de kosten van de procedure compenseren, in die zin dat beiden de eigen kosten dienen te dragen.
Slotoverweging
3.21.
De rechtbank realiseert zich dat deze uitspraak een ingrijpende wijziging inhoudt. De rechtbank hoopt dat het de ouders lukt deze wijziging voor de kinderen zo soepel mogelijk te laten verlopen. Daar kunnen zij de kinderen mee helpen. De kinderen hebben dat nodig. De ouders dienen daarin de sturing van de GI te accepteren en adviezen van de GI ter harte te nemen en ook op te volgen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw met inachtneming van hetgeen is overwogen in 3.18. hiervoor;
4.2.
stelt een zorgregeling tussen de man en de kinderen vast, inhoudende dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de man verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, met dien verstande dat na de feitelijke wijziging van het hoofdverblijf de GI de regie heeft over een eventuele opbouwfase als beschreven in 3.18. hiervoor;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte af;
4.5.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. A. de Jong, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 9 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn: 744